ECLI:NL:OGEAA:2024:85

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
AUA202400137
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schorsing van uitzetting op grond van illegaal verblijf en strafrechtelijke veroordeling

Op 7 februari 2024 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, een Guyaanse man, bezwaar maakte tegen zijn uitzetting. Verzoeker was op 30 januari 2019 Aruba binnengekomen als toerist en had sindsdien meerdere tijdelijke verblijfsvergunningen gekregen. Echter, na een strafrechtelijke veroordeling tot een gevangenisstraf van 21 maanden op 15 september 2023, werd hij op 28 december 2023 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, maar onmiddellijk overgedragen aan de autoriteiten voor uitzetting vanwege zijn illegale status.

Verzoeker diende op 17 januari 2024 een verzoekschrift in om de uitzetting te schorsen, met het argument dat hij een aanvraag had ingediend voor verlenging van zijn verblijfsvergunning en dat hij recht had op respect voor zijn gezinsleven. De minister van Justitie en Sociale Zaken, verweerder, stelde echter dat verzoeker niet voldoende had onderbouwd dat de uitvoering van de uitzetting voor hem onevenredig nadeel zou opleveren. Het gerecht oordeelde dat verzoeker vanaf maart 2023 zonder geldige verblijfstitel in Aruba verbleef en dat de minister bevoegd was om hem uit te zetten.

Het gerecht concludeerde dat er geen sprake was van concreet zicht op legalisering van verzoekers verblijf en dat zijn verzoek om schorsing van de uitzetting werd afgewezen. De beslissing werd genomen met inachtneming van de relevante wetgeving, waaronder de Landsverordening administratieve rechtspraak en de Landsverordening toelating en uitzetting. De rechter, mr. A.J. Martijn, sprak de uitspraak uit tijdens een openbare zitting, waarbij werd vastgesteld dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstond.

Uitspraak

Uitspraak van 7 februari 2024
Lar nr. AUA202400137

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

domicilie kiezend in Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigde: de advocaat mr. V.A.V. Carlo,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE EN SOCIALE ZAKEN,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. A.F.J. Caster (DWJZ).

DE PROCEDURE

Bij bevelschrift van 28 december 2023 (de bestreden beschikking) heeft verweerder de uitzetting van verzoeker bevolen.
Hiertegen heeft verzoeker op 17 januari 2024 bezwaar gemaakt, door indiening van een bezwaarschrift bij verweerder.
Op 17 januari 2024 heeft verzoeker tevens onderhavig verzoekschrift ingediend bij het gerecht.
Partijen hebben hierna op 23 en 24 januari 2024 producties per email ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 24 januari 2024, waar zijn verschenen verzoeker bijgestaan door zijn gemachtigde en verweerder bij zijn gemachtigde. Partijen hebben over en weer hun standpunten uiteengezet mede aan de hand van overgelegde en voorgedragen pleitaantekeningen.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1
Verzoeker, geboren op [geboortedatum] 1992 in Guyana en van Guyaanse nationaliteit, is op 30 januari 2019 Aruba binnengekomen als toerist met een toegestane verblijfsduur van 30 dagen.
1.2
Verzoeker heeft vervolgens vijf tijdelijke verblijfsvergunningen gehad met als doel arbeid in loondienst (inwonend huishoudelijk personeel).
1.3
Bij vonnis van dit gerecht van 15 september 2023 is verzoeker veroordeeld tot een gevangenisstraf van eenentwintig maanden, met een proeftijd van drie jaren ter zake van overtreding van de Vuurwapenverordening.
1.4
Bij ministeriële beschikking van 19 december 2023 is besloten om verzoeker met ingang van 28 december 2023 voorwaardelijk in vrijheid te stellen.
1.5
Op 28 december 2023 is verzoeker, gelet op zijn illegale status, onmiddellijk door het KIA aan de GNC overgedragen ter fine van zijn uitzetting naar Guyana.
1.6
Bij de bestreden beschikking heeft verweerder de onmiddellijke uitzetting van verzoeker bevolen. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat verzoeker niet in het bezit is van een geldige verblijfstitel om in Aruba te verblijven, dat zijn illegaal verblijf door het Land noch het bevoegde bestuursorgaan behoeft te worden gedoogd en dat er geen grond bestaat om verzoeker nog langer illegaal in Aruba te laten verblijven.
Het verzoek
2. Het verzoek strekt tot schorsing van de bestreden beschikking. Aan dat verzoek heeft verzoeker ten grondslag gelegd - kort gezegd - dat er concreet zicht bestaat op legalisering van zijn (illegaal) verblijf nu hij op 4 oktober 2023 een aanvraag bij het DIMAS heeft ingediend ter verlenging van zijn tijdelijke verblijfsvergunning met als doel arbeid in loondienst. Hij mag dan ook - gelet op het vigerende beleid - het antwoord op zijn aanvraag hier te lande afwachten, zodat er onvoldoende grond bestaat voor zijn uitzetting. Verzoeker doet ter zitting voorts een beroep op zijn recht op respect voor zijn ‘family life’ en voert hiertoe aan dat hij met zijn familie hier verblijft, dat hij een hechte band heeft met zijn zus en zijn moeder, en dat hij een gezinsleven alhier wenst op te bouwen.
Het verweer
3. Verweerder heeft ter zitting hiertegen ingebracht - kort gezegd - dat verzoeker niet dan wel onvoldoende heeft onderbouwd dat de uitvoering van de bestreden beschikking voor hem onevenredig nadeel met zich zal brengen in verhouding tot het door de onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang en dat daarom niet aan het criterium van artikel 54 van de Lar is voldaan.
Het wettelijk kader
4. Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van de indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
5. Ingevolge artikel 15, eerste lid, aanhef en onder d, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) kunnen uitgezet worden personen die tot tijdelijk verblijf werden toegelaten, wanneer zij in het land worden aangetroffen, nadat de geldigheidsduur van hun tijdelijke verblijfsvergunning is verstreken of nadat de geldigheid van de vergunning door enige andere oorzaak is vervallen.
De beoordeling
6. Het gerecht stelt voorop dat dit oordeel een voorlopig karakter heeft en niet bindend is in de bodemprocedure.
7. Ter beantwoording ligt voor de vraag of de uitvoering van de bestreden beschikking voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
8. In dit geval staat vast dat verzoeker vanaf 25 maart 2023 zonder geldige verblijfstitel alhier verblijft, zodat verweerder op grond van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder d, van de Ltu bevoegd is hem uit te zetten.
9. Het betoog van verzoeker dat verweerder in redelijkheid geen gebruik heeft mogen maken van deze bevoegdheid, slaagt niet. Nu verzoeker vanaf maart 2023 geen geldige verblijfstitel heeft om in Aruba te verblijven en strafrechtelijk is veroordeeld wegens een ernstig misdrijf, heeft verweerder naar het (voorlopige) oordeel van het gerecht in redelijkheid gebruik mogen maken van zijn bevoegdheid om de uitzetting van verzoeker te bevelen. Dat verzoeker een verlenging heeft aangevraagd van zijn verblijfsvergunning en op grond van vigerend beleid het resultaat hiervan in Aruba mag afwachten, maakt het voorgaande niet anders. Deze omstandigheid brengt immers niet zonder meer met zich dat verzoeker recht heeft op een volgende verblijfsvergunning dan wel dat hij daarvoor in aanmerking komt. Verzoeker is strafrechtelijk veroordeeld voor een ernstig misdrijf wat tot gevolg heeft dat zijn voortgezet verblijf in Aruba onwenselijk kan worden geacht. Van concreet zicht op legalisering van zijn (illegaal) verblijf in Aruba is dus geen sprake.
10. Voor zover verzoeker heeft beoogd te betogen dat de bestreden beschikking in strijd is met artikel 8 EVRM, faalt dat betoog omdat hij niet dan wel onvoldoende heeft onderbouwd dat hij meer dan de gebruikelijke banden zou hebben met zijn hier te lande verblijvende volwassen familieleden (zus en moeder).
11. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de bestreden beschikking in de bodemprocedure naar alle waarschijnlijkheid in stand zal blijven. Van onevenredig nadeel voor verzoeker als bedoeld in artikel 54 van de Lar is ook voor het overige niet gebleken. Gelet hierop is er geen grond voor schorsing van de bestreden beschikking noch voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek wordt afgewezen.

BESLISSING

Het gerecht:
- wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 februari 2024 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.