ECLI:NL:OGEAA:2024:75

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 januari 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
AUA202301216
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaarschrift inzake loonsubsidie door de Minister van Economische Zaken

In deze zaak heeft Wahoo Restaurants N.V., h.o.d.n. Hadicurari Restaurant, beroep ingesteld tegen de beslissing van de Minister van Economische Zaken, Communicatie en Duurzame Ontwikkeling, die het bezwaarschrift van appellante niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens termijnoverschrijding. De Minister had eerder op 10 maart 2022 beslissingen genomen over de toekenning van loonsubsidie voor de maanden januari tot en met april 2021, waarbij de subsidie telkens op Afl. 0,00 was vastgesteld en terugvorderingen waren verzocht voor te veel uitbetaalde bedragen. Appellante heeft op 8 februari 2023 bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het na de wettelijke termijn van zes weken was ingediend. Appellante betoogde dat zij pas op 30 januari 2023 kennis had genomen van de beschikkingen, maar het gerecht oordeelde dat zij de beschikkingen tijdig had ontvangen en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. Het gerecht heeft de beslissing van de Minister bevestigd en het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. N.K. Engelbrecht op 17 januari 2024.

Uitspraak

Uitspraak van 17 januari 2024
Lar nr. AUA202301216

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

WAHOO RESTAURANTS N.V. h.o.d.n. HADICURARI RESTAURANT,

gevestigd in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: W.R. Zekveld (Zekveld Tax Consultancy),
gericht tegen:

DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, COMMUNICATIE EN DUURZAME ONTWIKKELING,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 10 maart 2022 heeft verweerder beslist op het verzoek van appellante tot toekenning van de zgn. loonsubsidie over de maand januari 2021, waarbij de loonsubsidie is vastgesteld op Afl. 0,00. Bij die beschikking is tevens de terugvordering verzocht – en voor zover vereist gesommeerd – van het te veel uitbetaalde loonsubsidiebedrag ad Afl. 27.740,63.
Bij beschikking van 10 maart 2022 heeft verweerder beslist op het verzoek van appellante tot toekenning van de zgn. loonsubsidie over de maand februari 2021, waarbij de loonsubsidie is vastgesteld op Afl. 0,00. Bij die beschikking is tevens de terugvordering verzocht – en voor zover vereist gesommeerd – van het te veel uitbetaalde loonsubsidiebedrag ad Afl. 24.966,55.
Bij beschikking van 10 maart 2022 heeft verweerder beslist op het verzoek van appellante tot toekenning van de zgn. loonsubsidie over de maand maart 2021, waarbij de loonsubsidie is vastgesteld op Afl. 0,00. Bij die beschikking is tevens de terugvordering verzocht – en voor zover vereist gesommeerd – van het te veel uitbetaalde loonsubsidiebedrag ad Afl. 19.418,43.
Bij beschikking van 11 maart 2022 heeft verweerder beslist op het verzoek van appellante tot toekenning van de zgn. loonsubsidie over de maand april 2021, waarbij de loonsubsidie is vastgesteld op Afl. 0,00. Bij die beschikking is tevens de terugvordering verzocht – en voor zover vereist gesommeerd – van het te veel uitbetaalde loonsubsidiebedrag ad Afl. 13.870,32.
Tegen deze beschikkingen heeft appellante op 8 februari 2023 bezwaar gemaakt, door indiening van één bezwaarschrift.
Bij beslissing van 24 februari 2023 heeft verweerder het bezwaarschrift van appellante nietontvankelijk verklaard.
Daartegen heeft appellante op 11 april 2023 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Verweerder heeft op 24 mei 2023 een verweerschrift en producties ingediend.
Het gerecht heeft het beroep behandeld ter zitting van 5 juli 2023, alwaar partijen bij hun gemachtigden voornoemd zijn verschenen.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De standpunten van partijen

1.1
Aan de beslissing van 24 februari 2023 heeft verweerder ten grondslag gelegd dat het bezwaarschrift van appellante van 8 februari 2023 is ingediend nadat de wettelijke termijn van zes weken was verstreken. Alle beschikkingen zijn digitaal op 10 en 11 maart 2022 naar het voor de SVb bekende emailadres van appellante [emailadres] verzonden en door haar ontvangen. Deze beschikkingen zijn op diezelfde dagen ook geplaatst in het MiSVb-account van appellante, en appellante had ook via dit account kennis van deze beschikkingen kunnen nemen. Nu appellante pas na ruimschoots 42 weken na het verstrijken van de bezwaartermijn van zes weken, bezwaar heeft gemaakt, en niet heeft aangetoond dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding, is het bezwaarschrift niet-ontvankelijk. Aldus verweerder.
1.2
Appellante kan zich niet verenigen met deze beslissing en heeft daartoe betoogd dat zij pas op 30 januari 2023 (in het beroepschrift staat: 16 februari 2023), toen de deurwaarder van de SVb dwangschriften inhoudende het bevel tot terugbetaling van de teveel ontvangen loonsubsidiebedragen betekende, kennis heeft genomen van de beschikkingen. Vervolgens heeft zij het bezwaarschrift zo spoedig als redelijkerwijs verlangd kon worden ingediend. Aldus appellante.
Het geschil
2. In geschil is de vraag of verweerder het bezwaar van appellante terecht wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het gerecht beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
De wettelijke regelingen
3.1
Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Lar bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken en gaat deze termijn in op de dag na die waarop de beschikking is gedagtekend.
3.2
Ingevolge artikel 12, eerste lid, van de Lar wordt een bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard indien het is ingediend voordat de termijn is ingegaan of nadat de termijn is verstreken.
Ingevolge het derde lid blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op die grond achterwege, indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend, zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt.
De beoordeling
4. In dit geval is de bezwaartermijn op 11 respectievelijk 12 maart 2022 aangevangen en op 21 respectievelijk 22 april 2022 verstreken. Vast staat dat dat appellante het bezwaarschrift heeft ingediend nadat deze termijn is verstreken. Beoordeeld dient dan te worden of verweerder op goede gronden heeft geconcludeerd dat in het door appellante aangevoerde geen grond is te vinden waaruit hij de termijnoverschrijding verschoonbaar had moeten achten. Bij de beoordeling neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
5.1
Uit de door verweerder overgelegde stukken en hetgeen appellante ter zitting heeft te kennen gegeven, staat vast dat appellante de bestreden beschikkingen op 10 en 11 maart 2022 via email heeft ontvangen. Appellante heeft gesteld dat de e-mails als onderwerp “cobransa mensual” hadden en daardoor niet zijn geopend. Gebleken is verder dat vanaf 2020 en gedurende het loonsubsidie tijdvak, alle correspondentie tussen de SVb en appellante via de email verliep. Vast staat ook dat appellante in maart 2022 een miSVb-account had waarop zij de haar aangaande documenten kon raadplegen.
5.2
Dat appellante e-mails van de SVb over loonsubsidie, ongeacht het onderwerp, niet heeft geopend komt voor haar rekening en risico. Bovendien heeft appellante ook tijdig de documenten in haar miSVb-account kunnen raadplegen. Dat zij dit kennelijk niet heeft gedaan, komt evenzeer voor haar rekening en risico. Nu appellant ruim 9 maanden na het verstrijken van de bezwaartermijn, haar bezwaarschrift heeft ingediend en deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar is te achten, heeft verweerder terecht het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.
6. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is. Hetgeen appellante voor het overige heeft aangevoerd, behoeft dan ook geen bespreking.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 januari 2024 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hoger beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hoger beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hoger beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.