ECLI:NL:OGEAA:2024:72

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
AUA202304374
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schorsing van uitzetting van een politieke vluchteling in Aruba

Op 20 maart 2024 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in de zaak van een verzoeker, die zich tegen zijn uitzetting heeft verzet. De verzoeker, geboren op 4 augustus 1994 in Venezuela, is op 14 december 2018 als toerist Aruba binnengekomen, maar heeft na het verstrijken van zijn verblijfsvergunning op 18 december 2018 geen geldige verblijfstitel meer gehad. Op 16 december 2023 heeft de Minister van Justitie en Sociale Zaken de uitzetting van verzoeker bevolen. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze uitzetting en op 20 december 2023 een verzoekschrift ingediend, waarin hij stelt dat hij een politieke vluchteling is en dat hij in september 2019 een asielaanvraag heeft ingediend, waarop hij nooit een beslissing heeft ontvangen.

Tijdens de zitting op 28 februari 2024 heeft verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat, zijn standpunten toegelicht. Hij verzocht om schorsing van het bevelschrift tot uitzetting, omdat dit voor hem onevenredig nadeel zou opleveren. De verweerder, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, heeft echter aangevoerd dat verzoeker sinds 18 december 2018 illegaal in Aruba verblijft en dat zijn asielaanvraag op 10 oktober 2020 is afgewezen. De rechter heeft overwogen dat verzoeker geen rechtsmiddelen heeft aangewend tegen deze afwijzing en dat er geen aanwijzingen zijn dat het non-refoulementbeginsel is geschonden.

De rechter heeft geconcludeerd dat de verzoeker al meer dan vijf jaar illegaal in Aruba verblijft en dat de Minister in redelijkheid gebruik heeft mogen maken van zijn bevoegdheid om verzoeker uit te zetten. De rechter heeft het verzoek tot schorsing van de uitzetting afgewezen, met de overweging dat er geen grond is voor een voorlopige voorziening. De beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij ook de griffier, mr. A. de Cuba, aanwezig was. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Uitspraak van 20 maart 2024
Lar nr. AUA202304374

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

verblijvend in Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigde: de advocaat mr. D.L. Emerencia,
gericht tegen:

MINISTER VAN JUSTITIE EN SOCIALE ZAKEN,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigden: mr. A.F.J. Caster (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift van 16 december 2023 heeft verweerder de uitzetting van verzoeker bevolen.
Hiertegen heeft verzoeker op 19 december 2023 bezwaar gemaakt.
Op 20 december 2023 heeft verzoeker onderhavig verzoekschrift ingediend.
Het gerecht heeft het verzoek ter zitting behandeld op 28 februari 2024. Verzoeker is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde voornoemd, en de heer D. Tromp.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Standpunten van partijen

1.1
Het verzoek strekt tot schorsing van het bevelschrift tot uitzetting omdat de uitvoering daarvan voor verzoeker onevenredig nadeel met zich zal brengen. Daartoe heeft verzoeker -samengevat- aangevoerd dat hij een politieke vluchteling is en dat hij in september 2019 een asielaanvraag heeft ingediend, waarop hij nooit enige beslissing heeft ontvangen. Hij heeft zich in verband daarmee tot augustus/september 2023 steeds online gemeld. Verder strekt het verzoek tot afgifte van zijn paspoort dan wel een volledige scan ervan. Daartoe heeft hij aangevoerd dat zijn paspoort is verlopen en dat hij deze dient te vernieuwen.
1.2
Aan de bestreden beschikking is ten grondslag gelegd dat verzoeker vanaf december 18 december 2018 niet in het bezit is van een geldige verblijfstitel, dat zijn illegaal verblijf niet behoeft te worden gedoogd en dat er geen grond bestaat om hem nog langer illegaal in Aruba te laten verblijven. Ter zitting heeft verweerder -samengevat- hier aan toegevoegd dat de asielaanvraag van verzoeker bij beschikking van 10 oktober 2020 is afgewezen en dat deze beschikking naar het door verzoeker opgegeven e-mailadres is verzonden. Dat verzoeker stelt dat hij deze beslissing niet heeft ontvangen komt voor zijn eigen risico en rekening, aldus verweerder.
Het geschil
2.1
Ter beantwoording ligt voor de vraag of de uitvoering van de bestreden beschikking voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
2.2
Bij de beoordeling neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
Het wettelijk kader
3.1
Ingevolge artikel 6, eerste lid van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) wordt, behalve in de artikelen 1 en 3 vermelde personen, niemand in Aruba toegelaten zonder een vergunning tot tijdelijk verblijf of tot verblijf.
3.2
Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Ltu kunnen uitgezet worden personen die tot tijdelijk verblijf werden toegelaten, wanneer zij in het land worden aangetroffen, nadat de geldigheidsduur van hun tijdelijke verblijfsvergunning is verstreken of nadat de geldigheid van de vergunning door enige andere oorzaak is vervallen.
Ingevolge het tweede lid geschiedt de uitzetting krachtens een met redenen omkleed bevelschrift van de minister, belast met justitiële aangelegenheden, houdende het bevel Aruba binnen een daarbij te bepalen termijn te verlaten. Het bevelschrift vermeldt de periode waarin aan de betrokkene de toelating tot Aruba zal worden geweigerd; deze periode bedraagt ten hoogste acht jaar.
Ingevolge het derde lid wordt bij de bepaling van de in de eerste volzin van het tweede lid genoemde termijn aan betrokkene, indien nodig, voldoende tijd gelaten om orde op zijn zaken te stellen.
De vaststaande feiten
4.1
Verzoeker, geboren op 4 augustus 1994 in Venezuela en van Venezolaanse nationaliteit, is op 14 december 2018 als toerist Aruba binnengekomen met een toegestane verblijfsduur van drie dagen.
4.2
Na het verlopen van zijn toeristisch verblijf vanaf 18 december 2018, is verzoeker niet uit Aruba vertrokken.
4.3
Op 7 september 2019 heeft hij een asielaanvraag ingediend. Bij beschikking van 10 oktober 2020 is de asielaanvraag afgewezen. Deze beschikking is via email naar verzoeker gestuurd op het door hem opgegeven emailadres
[emailadres].
4.4
Bij bevelschrift van 16 december 2023 is de uitzetting van verzoeker bevolen.
Beoordeling
5.1
Het gerecht stelt voorop dat dit oordeel een voorlopig karakter heeft en niet bindend is in de bodemprocedure.
6.1
In dit geval staat vast dat verzoeker vanaf 18 februari 2018 zonder geldige verblijfstitel in Aruba verblijft, zodat verweerder op grond van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder d van de Ltu bevoegd is hem uit te zetten.
6.2
Verzoeker betoogt kennelijk dat verweerder in redelijkheid geen gebruik heeft mogen maken van zijn bevoegdheid om verzoeker uit te zetten gelet op het non-refoulementbeginsel. Dit betoog slaagt niet en het gerecht overweegt daartoe als volgt.
6.2.1
In deze staat vast dat verweerder op 15 oktober 2020 de afwijzende beschikking op de asielaanvraag van verzoeker heeft verzonden naar het emailadres
[emailadres]. Ter zitting heeft verzoeker te kennen gegeven dat dit zijn emailadres is. Dat verzoeker de beschikking niet zou hebben ontvangen, acht het gerecht gelet hierop op voorhand niet zonder meer aannemelijk. Dit klemt temeer nu verzoeker niet heeft gesteld noch is gebleken dat hij tegen deze beschikking (inmiddels) rechtsmiddelen heeft aangewend, terwijl evenmin is gebleken dat hij tegen de -volgens hem ontstane- fictief afwijzende beschikking op zijn asielaanvraag heeft geageerd. De vraag of de asielaanvraag al dan niet op goede gronden is afgewezen, kan in onderhavige procedure niet worden beantwoord omdat het de grenzen van deze procedure te buiten gaat. Nu verder niet is gebleken dat verzoeker een asielaanvraag lopende heeft, dient te worden aangenomen dat het non-refoulementbeginsel in deze niet is geschonden.
6.2.2
Nu verzoeker al ruim vijf jaar illegaal in Aruba verblijft en al die jaren geen verblijfsvergunning heeft verzocht, heeft verweerder in redelijkheid gebruik mogen maken van zijn bevoegdheid zijn uitzetting te bevelen. Daar doet niet aan af, dat verzoeker -zoals weliswaar door hem gesteld maar niet is gebleken- inmiddels een vergunningsaanvraag heeft ingediend. Ook overigens is niet gebleken dat de onmiddellijke uitvoering van de bestreden beschikking onevenredig nadeel voor verzoeker met zich brengt in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
7. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de bestreden beschikking in de bodemprocedure naar alle waarschijnlijkheid niet in stand zal blijven. Gelet hierop is er geen grond voor schorsing van de bestreden beschikking noch voor het treffen van enige voorlopige voorziening. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 maart 2024 in aanwezigheid van de griffier, mr. A. de Cuba.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.