ECLI:NL:OGEAA:2024:66

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
AUA202303257 EJ
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onregelmatig ontslag en cessantia-uitkering in arbeidsrechtelijke geschil tussen werknemer en werkgever

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de verzoeker, een bakker die sinds 12 april 2006 in dienst was bij de naamloze vennootschap [Naam N.V.], een verzoek ingediend na zijn ontslag op staande voet op 20 april 2023. De verzoeker stelt dat het ontslag onregelmatig is en dat hij recht heeft op een cessantia-uitkering. De procedure omvatte een mondelinge behandeling op 23 januari 2024, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De verzoeker betwist de redenen voor zijn ontslag, die volgens de werkgever voortvloeien uit eerdere incidenten en waarschuwingen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de werkgever onvoldoende bewijs heeft geleverd voor een dringende reden voor ontslag op staande voet. De rechter oordeelt dat het ontslag onregelmatig is en dat de verzoeker recht heeft op schadevergoeding en cessantia-uitkering. De werkgever wordt veroordeeld tot betaling van Afl. 11.000,- voor de niet in acht genomen opzegtermijn, Afl. 11.899,13 aan cessantia en Afl. 16.500,- als schadevergoeding voor kennelijk onredelijk ontslag. Daarnaast wordt de werkgever veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker.

Uitspraak

Beschikking van 5 maart 2024
Behorend bij AUA202303257 EJ
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Naam verzoeker],
wonende te Aruba,
verzoeker,
hierna ook te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. A.E.A. Hernandez,
tegen:
de naamloze vennootschap
[Naam N.V.],
gevestigd te Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: [verweerster],
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties,
- het verweerschrift met producties,
- de mondelinge behandeling van 23 januari 2024.
1.2
Bij de mondelinge was [verzoeker] aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd. Namens [verweerster] was aanwezig haar directeur mevrouw [naam directeur], bijgestaan door mr. Brown voornoemd. Partijen hebben over en weer het woord gevoerd, op vragen van het Gerecht geantwoord en op elkaars stellingen gereageerd of kunnen reageren. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling is door [verzoeker] nog een nadere productie in het geding gebracht.
1.3
Na afloop van de zitting hebben partijen geprobeerd tot een minnelijke regeling te komen. Bij brief van 31 januari 2024 is door [verweerster] bericht dat geen regeling is bereikt.
1.4
Beschikking is bepaald op vandaag.

2.DE FEITEN

2.1 [
verweerster] oefent hier ten lande een brood- en banketbakkerij uit.
2.2 [
verzoeker] is sinds 12 april 2006 bij [verweerster] in dienst in de functie van bakker tegen een salaris van Afl. 2.750,- per maand.
2.3
Op 20 april 2023 is [verzoeker] op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief van die datum staat als volgt:
“Nos ta referi na bo suspension cu pago di 18 di april 2023, pendiente nos investication den un incidente unda bo lo a benta afor 20 kipashi. Nos a culmina nos investigacion y ta informabo como lo siguiente.
Riba 18 di April, bo colega a ripara cu [naam schoonmaaker] (schoonmaaker) tabata lastra un saco di sushi riba vloer. [Naam MOD] (MOD) a puntra [schoonmaker] dicon e no ta lanta e saco di sushi for di vloer y carga esaki enbes di lastr'e riba vloer. [schoonmaker] a bisa paso cu esaki lo tabata hopi pisa. Ora [MOD] a bin wak kiko tin den e saco di sushi, a bin resulta cu tabata tin 20 Casino's den e saco di sushi cu bo lo a benta den e saco di sushi. E Casino nan aki tabata cayente for di fornu ainda.
[verzoeker], bo no tabata tin autorisacion pa benta e Casino nan aki afor.
Manera bo ta na altura, bo no mag di benta ningun producto - incluyendo pan - afor sin autorisacion previo di bo manager [MOD]. E regla aki a wordo enfatisa diferente biaha na nos empleadonan. Ademas, recientemente, dia 28 di december 2022, bo a ricibi un warning pa a benta pan afor sin permiso. Den e warning aki, nos a enfatisa cu si atrobe bo benta pan afor sin previo autorisacion di bo manager, nos no lo tin ningun otro option cu termina bo contrato laboral.
Ademas die warnings aki, bo tin tambe diferente otro warning pa viola diferente otro reglanan di nos compania. Nos ta referi na e siguiente warnings:
  • 2 December 2022: bo a ricibi un warning pa no haci bo trabou debidamente, paso no tin consistencia
  • 23 Oktober 2019: bo a ricibi un warning pa no haci bo trabou debidamente door di traha pan cu no ta riba lista;
  • 15 Oktober 2019: bo a ricibi un warning pa no haci bo trabou debidamente y no sigui instruccion di bo manager;
  • 9 Mei 2016: bo a ricibi un warning pa no sigui e reglanan di compra di producto y bai cu 10 bagles cas, siendo cu bo a paga pa 6 bagles;
  • 26 Juni 2014: bo a ricibi un warning pa no haci bo trabou debidamente
[MOD] a papia cubo dia 18 de April. Durante e conversation aki, bo a bisa cu e motibo pakiko bo a benta e Casino nan afor dia 18 di april 2023, tabata pasobra nan a sali mahos. Sin embargo, esaki no ta un motibo valido pa no a sigui e instruction duna na bo persona diferente biaha cu no mag di benta ningun producto afor incluyendo pan, sin e previo autorisacion di bo manager. Manera bo sa, e panan aki por a wordo usa como otro producto pa asina evita cu esaki bai perdi.
E incidente di 18 di April 2023, riba su mes, pero tambe conhuntamente cu e otro incidentenan anterior manera menciona den e carte aki, a pone nos perde tur confiansa den bo persona y, riba su mes, pero tambe conhuntamente cu e otro incidentenan anterior menciona den e carta aki, ta un motibo urgente pa termina bo contrato laboral di inmediato entrante awe, 20 di april 2023.”

3.STANDUNT VAN PARTIJEN

3.1 [
verzoeker] verzoekt het Gerecht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht te verklaren dat het ontslag onregelmatig is geschied;
voor recht te verklaren dat [verzoeker] recht heeft op de Cessantia-uitkering op grond van de Cessantia-landsverordening;
voor recht te verklaren dat het verleende ontslag kennelijk onredelijk is;
[verweerster] te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van Afl. 11.000,- ter zake de opzeggingstermijn, Afl. 11.899,13 aan Cessantia en Afl. 16.500,- bij wege van schadevergoeding naar billijkheid, dan wel enig ander door het Gerecht vast te stellen bedrag;
[verweerster] te veroordelen om aan [verzoeker] te betalen de wettelijke rente over het onder d. toe te wijzen bedrag, te rekenen vanaf de opeisbaarheid daarvan;
Subsidiair enige andere voorziening te treffen die het Gerecht in goede justitie vermeent te treffen;
[verweerster] te veroordelen in de kosten van het geding.
3.2 [
verzoeker] heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat geen sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet. Omdat hij het vertrouwen in [verweerster] als werkgever is verloren, berust hij in de beëindiging van de overeenkomst. Wel is het ontslag onregelmatig en kennelijk onredelijk. Er is sprake van een valse dan wel voorgewende reden voor het ontslag en de gevolgen van de beëindiging van de dienstbetrekking zijn voor hem verstrekkend, aldus nog steeds [verzoeker].
3.3 [
verweerster] heeft verweer gevoerd en verzocht [verzoeker] niet-ontvankelijk te verklaren dan wel zijn vordering af te wijzen, met veroordeling van [verzoeker] in de kosten van dit geding.
3.4
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de beslissing van belang, worden ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Er zijn feiten noch omstandigheden gesteld die meebrengen dat [verzoeker] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door hem verzochte. Het verzoek van [verweerster] hem niet-ontvankelijk te verklaren, wordt daarom afgewezen.
4.2
De vraag die moet worden beantwoord is of het aan [verzoeker] gegeven ontslag onregelmatig is geschied en kennelijk onredelijk is, zoals door [verzoeker] is gesteld en door [verweerster] is betwist. Voordat die vraag kan worden beantwoord, dient eerst te worden beoordeeld of de door [verweerster] aan [verzoeker] medegedeelde reden van ontslag een dringende reden oplevert in de zin van artikel 7:677 lid 1, van het Burgerlijk Wetboek (BW). Volgens vaste rechtspraak geldt immers dat een ontslag waaraan een geldige dringende reden ten grondslag ligt, niet onregelmatig en/of kennelijk onredelijk kan zijn.
4.3
Als dringende redenen voor ontslag worden volgens artikel 7:678 lid 1, BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij dienen ook in ogenschouw te worden genomen de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd, de aard en duur van het dienstverband, de wijze waarop de werknemer tijdens het dienstverband heeft gefunctioneerd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zou hebben. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van deze persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst is gerechtvaardigd. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het bestaan van een dringende reden liggen bij de werkgever.
4.4
Uit de hiervoor in 2.3 weergegeven ontslagbrief blijkt dat [verzoeker] is ontslagen omdat hij volgens [verweerster] - kort gezegd - in april 2023 en op 28 december 2022 broden had laten mislukken en zonder toestemming had weggegooid (terwijl hij weet dat het weggooien zonder toestemming van de manager niet is toegestaan), door welke incidenten, mede bezien in samenhang met eerdere incidenten (waarbij [verzoeker] waarschuwingen heeft gekregen voor onder meer het niet consistent werken en het meenemen van producten zonder te betalen), [verweerster] het vertrouwen in [verzoeker] is verloren.
4.5 [
verzoeker] heeft betwist dat hij zonder toestemming broden heeft weggegooid. Het antwoord op de vraag of hij dit wel of niet heeft gedaan kan echter in het midden blijven. Ook als van de juistheid van de stellingen van [verweerster] moet worden uitgegaan, leveren de door haar aan [verzoeker] gemaakte verwijten naar het oordeel van het Gerecht geen dringende reden op voor ontslag op staande voet. Voor dit oordeel is het volgende redengevend.
4.6
Van [verzoeker] mag worden verwacht dat hij zich aan de binnen het bedrijf geldende regels houdt en niet zonder toestemming (stiekem) broden (of andere producten) weggooit die bij het bakken zijn mislukt. Als hij dit toch doet, kan hem dit worden verweten en kan hij daarop worden aangesproken. Hij had zich van dat gedrag dienen te onthouden. Maar ook [verweerster] is naar het oordeel van het Gerecht als werkgever debet aan dit gedrag. Vast staat dat het mislukken van brood (of andere producten) door [verweerster] wordt gesanctioneerd door de daardoor voor haar ontstane schade voor rekening van de werknemer, in dezen [verzoeker], te laten komen en in mindering te brengen op het hem toekomende loon. Dat dit alleen bij opzettelijk handelen of nalaten of bewuste roekeloosheid gebeurt, heeft [verzoeker] weersproken en is door [verweerster] niet, althans onvoldoende concreet onderbouwd. Ook brengt de aard van de werkzaamheden mee dat niet steeds zonder meer duidelijk zal zijn of en in welke mate het mislukken van het brood (of de andere producten) aan de bakker is te wijten. Blijkens de overgelegde loonstroken is het loon van [verzoeker] bijna maandelijks vanwege mislukte producten verminderd. Ook betreffen het vaak, gelet op de hoogte van zijn loon, geen geringe bedragen. Zo is bijvoorbeeld in een maand Afl. 150,- en een andere maand Afl. 128,- op het [verzoeker] toekomende loon in mindering gebracht. Door het maken van fouten (hetgeen nu eenmaal voorkomt bij mensenwerk) zodanig zwaar te sanctioneren, heeft [verweerster] een werksfeer gecreëerd die in de hand werkt dat niet openlijk voor het mislukken van producten (verwijtbaar of niet) wordt uitgekomen. Dit kan [verweerster] worden aangerekend. Waar gehakt wordt vallen nu eenmaal spaanders en [verweerster] had zich daarvan als goed werkgever rekenschap moeten geven en de risico’s van het uitoefenen van een bedrijf niet op de werknemer moeten afwentelen.
4.7
Het handelen van [verzoeker] kan niet los worden gezien van deze door [verweerster] gecreëerde werksfeer. Gelet hierop, bezien in het licht van de leeftijd van [verzoeker] (71 jaar) en de duur van zijn dienstverband (18 jaar), leveren de [verzoeker] verweten gedragingen geen dringende reden op voor het ontslag op staande voet. De overigens blijkens de ontslagbrief aan het ontslag ten grondslag gelegde incidenten maken dat niet anders. Deze incidenten zijn daarvoor vanwege de aard van de meeste van deze incidenten en de frequentie (5 incidenten over een periode van ruim 8 jaar) onvoldoende zwaarwegend, te meer nu [verzoeker] destijds al schriftelijke waarschuwingen voor deze incidenten heeft ontvangen. Indien [verzoeker], zoals [verweerster] in het kader van deze procedure heeft gesteld, naar de mening van [verweerster] al jarenlang onvoldoende functioneerde en veel kansen heeft gehad, had het op haar weg gelegen de ontbinding van de arbeidsovereenkomst te bewerkstelligen.
Onregelmatig ontslag
4.8
Nu geen sprake is van een terecht gegeven ontslag op staande voet, is het op 20 april 2023 aan [verzoeker] gegeven ontslag onregelmatig geschied. [verweerster] heeft geen opzegtermijn in acht genomen en is daarom jegens [verzoeker] schadeplichtig. De verzochte wettelijke schadeloosstelling van Afl. 11.000,- wegens de niet in acht genomen opzegtermijn zal dan ook, als zijnde niet betwist, worden toegewezen.
Cessantia
4.9
Nu [verzoeker] zonder geldige dringende reden is ontslagen, en zijn dienstverband met [verweerster] aldus is geëindigd anders dan door zijn schuld of ten gevolge van een aan hem toe te rekenen omstandigheid, dient aan hem een cessantia-uitkering te worden toegekend. De vordering tot betaling van het bedrag van Afl. 11.899,13 aan cessantia-uitkering wordt, als zijnde onbestreden, toegewezen.
Kennelijk onredelijk ontslag
4.10 [
verzoeker] heeft verder gesteld dat het ontslag kennelijk onredelijk is, omdat sprake is van een valse dan wel voorgewende reden en omdat de gevolgen daarvan onevenredig en voor hem te ernstig zijn ten opzichte van het belang van [verweerster] bij de beëindiging van het dienstverband. [verzoeker] is, zo stelt hij, van de één op de andere dag zonder baan en zonder inkomen komen te zitten.
4.11
Dienaangaande geldt als volgt.
4.12
Van een valse of voorgewende reden is geen sprake. [verweerster] heeft aan het ontslag redenen ten grondslag gelegd die thans als niet voldoende zwaarwegend worden beoordeeld voor een ontslag op staande voet. Dat [verweerster] de redenen anders heeft gewaardeerd, brengt niet mee dat deze vals of voorgewend zijn. Feiten en/of omstandigheden die wel tot een dergelijk oordeel kunnen leiden, zijn niet gesteld of gebleken.
4.13
De beëindiging van de dienstbetrekking door de werkgever zal ingevolge artikel 7:681 lid 2 sub b BW kennelijk onredelijk kunnen worden geacht wanneer, mede in aanmerking genomen de voor de werknemer getroffen voorzieningen en de voor hem bestaande mogelijkheden ander passend werk te vinden, de gevolgen van de beëindiging voor hem te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de werkgever bij de beëindiging. In dat geval kan een schadevergoeding aan [verzoeker] worden toegekend.
4.14 [
verzoeker] heeft gesteld, en [verweerster] heeft niet, althans onvoldoende weersproken, dat [verzoeker] eerst vier maanden na het aan hem gegeven ontslag (sinds 26 augustus 2023) opnieuw werk heeft kunnen vinden, maar slechts voor vier of vijf uur per dag. Dit terwijl hij eerder fulltime (acht of tien uur per dag) voor [verweerster] werkte en een op dit aantal uren gebaseerd inkomen genoot. Aldus is (nu geen feiten en/of omstandigheden zijn gesteld of gebleken die tot een ander oordeel leiden) sprake van zodanige ernstige gevolgen, dat de daardoor geleden schade moet worden vergoed. Door [verweerster] zijn geen belangen bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst gesteld die tot een ander oordeel leiden. Dat [verzoeker] schade heeft geleden vanwege deze maanden zonder inkomsten en het vervolgens minder uren kunnen werken, heeft [verweerster] niet, althans onvoldoende betwist. Gelet hierop en nu [verzoeker] ook heeft verklaard op dit moment niet meer uren te willen werken (omdat hij van het huidige werk moe is), zal het Gerecht de door [verzoeker] als gevolg van het kennelijk onredelijke ontslag geleden schade in totaal begroten op het verzochte bedrag van Afl. 16.500,-. [verweerster] zal tot betaling van dit bedrag aan [verzoeker] worden veroordeeld.
Verklaringen voor recht
4.15
De verzochte verklaringen voor recht zullen worden afgewezen. Niet is gesteld of gebleken dat [verzoeker] bij toewijzing daarvan een zelfstandig belang heeft.
Wettelijke rente
4.16
De over voormelde, toe te wijzen bedragen gevorderde wettelijke rente zal, nu dit deel van het verzoek in het geheel niet is onderbouwd, worden toegewezen zoals hierna te vermelden.
Proceskosten
4.17 [
verweerster] zal als in de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van [verzoeker] gevallen. Deze kosten worden tot op heden begroot op Afl. 50,- aan griffierecht en Afl. 2.500,- aan gemachtigdensalaris.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
5.1
veroordeelt [verweerster] tot betaling aan [verzoeker] van Afl. 11.000,- ter zake van de niet in acht genomen opzegtermijn, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf veertien dagen na betekening van deze beschikking aan [verweerster] tot de dag der algehele voldoening;
5.2
veroordeelt [verweerster] tot betaling aan [verzoeker] van Afl. 11.899,13 aan cessantia, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf veertien dagen na betekening van deze beschikking aan [verweerster] tot de dag der algehele voldoening;
5.3
veroordeelt [verweerster] tot betaling aan [verzoeker] van Afl. 16.500,- ter zake van schadevergoeding uit hoofde van kennelijk onredelijk ontslag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf veertien dagen na betekening van deze beschikking aan [verweerster] tot de dag der algehele voldoening;
5.4
veroordeelt [verweerster] in de kosten van de procedure aan de zijde van [verzoeker] gevallen en tot op heden begroot op Afl. 50,- aan griffierecht en Afl. 2.500,- aan gemachtigdensalaris;
5.5
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op 5 maart 2024 in aanwezigheid van de griffier.