In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de verzoeker, een bakker die sinds 12 april 2006 in dienst was bij de naamloze vennootschap [Naam N.V.], een verzoek ingediend na zijn ontslag op staande voet op 20 april 2023. De verzoeker stelt dat het ontslag onregelmatig is en dat hij recht heeft op een cessantia-uitkering. De procedure omvatte een mondelinge behandeling op 23 januari 2024, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De verzoeker betwist de redenen voor zijn ontslag, die volgens de werkgever voortvloeien uit eerdere incidenten en waarschuwingen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de werkgever onvoldoende bewijs heeft geleverd voor een dringende reden voor ontslag op staande voet. De rechter oordeelt dat het ontslag onregelmatig is en dat de verzoeker recht heeft op schadevergoeding en cessantia-uitkering. De werkgever wordt veroordeeld tot betaling van Afl. 11.000,- voor de niet in acht genomen opzegtermijn, Afl. 11.899,13 aan cessantia en Afl. 16.500,- als schadevergoeding voor kennelijk onredelijk ontslag. Daarnaast wordt de werkgever veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker.