ECLI:NL:OGEAA:2024:65

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
AUA202303898 EJ
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terecht gegeven ontslag op staande voet in arbeidsgeschil tussen werknemer en werkgever

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 19 maart 2024 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn werkgever, de naamloze vennootschap Romar Trading Company N.V. [Verzoeker] was in dienst bij Romar als warehouse attendant en werd op 13 juli 2023 op staande voet ontslagen. De reden voor het ontslag was dat hij zonder toestemming vier potjes babyvoeding aan een collega had gegeven, wat volgens Romar een dringende reden voor ontslag opleverde. [Verzoeker] heeft het ontslag betwist en verzocht om het ontslag nietig te verklaren, schadevergoeding te ontvangen en de kosten van de procedure te vergoeden door Romar.

Tijdens de mondelinge behandeling op 6 februari 2024 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. [Verzoeker] stelde dat de potjes babyvoeding over datum waren of beschadigd, en dat hij daarom toestemming had om deze aan zijn collega te geven. Romar betwistte dit en stelde dat de potjes voor verkoop waren bestemd en dat [verzoeker] geen toestemming had om deze weg te geven. Het Gerecht heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig afgewogen.

Het Gerecht oordeelde dat [verzoeker] zonder toestemming handelde door de potjes babyvoeding aan zijn collega te geven, wat leidde tot een ernstige schending van het vertrouwen van Romar. Het Gerecht concludeerde dat het ontslag op staande voet terecht was gegeven en dat er geen sprake was van een onregelmatig of kennelijk onredelijk ontslag. De verzoeken van [verzoeker] werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die tot dat moment waren begroot op Afl. 2.500,- aan salaris voor de gemachtigde van Romar.

Uitspraak

Beschikking van 19 maart 2024
Behorend bij AUA202303898 EJ
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende in Aruba,
verzoeker,
hierna ook te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. J.A.R. Bryson,
tegen:
de naamloze vennootschap
ROMAR TRADING COMPANY N.V.,
gevestigd in Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: Romar,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- het verweerschrift met producties;
- de nadere toegezonden producties van [verzoeker];
- de door Romar overgelegde usb-stick met beeldmateriaal.
- de mondelinge behandeling van 6 februari 2024.
1.2 [
[Verzoeker] is ter terechtzitting verschenen, samen met zijn gemachtigde voornoemd.
Romar is verschenen bij mr. P.M.K. Smit, occuperende voor mr. D.G. Kock, die werd
vergezeld door de heer [vertegenwoordiger] en de heer [manager] (vertegenwoordiger van de directie
van Romar respectievelijk warehouse manager bij Romar). Partijen hebben (wat betreft mr.
Bryson mede aan de hand van overgelegde en voorgedragen pleitnota) het woord gevoerd,
op vragen van het Gerecht geantwoord en gereageerd of kunnen reageren op elkaars
stellingen.
1.3
Beschikking is bepaald op vandaag.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Romar voert een groothandel in voedingsmiddelen.
2.2 [
Verzoeker] is op 20 mei 2016 in loondienst getreden van Romar in de functie van ‘
warehouse attendant’, tegen een bruto maandloon van Afl. 2.100,-.
2.3
Bij brief van 13 juli 2023 is [verzoeker] op staande voet ontslagen (hierna: de ontslagbrief). In de ontslagbrief staat onder meer als volgt:
“(…) Nos a constata cu ariba 3 di juli 2023 pa aproximadamente 07:48 di mainta bo a duna señora [betrokkene] cuater botter di baby food di sabor pera y di marca Heinz. E cuater botternan aki tabata forma parti di un paid di e baby food menciona y tabata poni ariba vloer dilanti di rekki F 010 den warehouse di Romar Trading situa na Schotlandstraat # 71. E botternan aki tabata eynan pa wordo procesa administrativamente promer di wordo transferi pa nos Cash and Carry pa asina wordo poni na benta; e botternan aid tabata propiedad di Romar Trading Company N.V. Bo no tabata tin e autoridad pa duna señora [betrokkene] e botternan aki y bo a hasi esaki sin a pidi autorisacion pa a hasi esaki. Bo a cohe mercancia cu no ta pertenece na bo, pero na Romar Trading Company N.V. y a duna esaki na un otro.
Durante conversacion menciona ariba, e representantenan di Romar Trading Company N.V. a hasi bo preguntanan pa asina nan por a hanja un mihor bista di kiko a socede ariba e dia mensiona ariba. Bo a duna splicacion indicando unda e sucedido a tuma lugar, admitiendo cu bo enverdad bo a duna señora [betrokkene] productonan di Romar Trading Company N.V. sin autorisacion di bo superiornan.(…)
Romar Trading Company N.V., despues di a hasi un investigacion ariba e sucedido y a scucha bo y duna bo e oportunidad di defende bo mes ta duna bo di conoce cu den bista di Romar Trading bo actuacion ta forma un motibo urgente cu to justifica un motibo urgente. (…)
Esaki ta significa cu bo relacion di trabao ariba y entrante 13 juli 2023 ta wordo termina pa motibo urgente, cual ta cu bo a duna mercancia perteneciendo na Romar Trading Company N.V. na un tercero sin cu tabata tin autorisacion ni autoridad pa hasi esaki.
(…).”
2.4 [
Verzoeker] heeft door middel van een aan Romar gericht schrijven van 21 augustus 2023 de nietigheid van het aan hem gegeven ontslag ingeroepen, zich bereid verklaard de bedongen werkzaamheden te verrichten en aanspraak gemaakt op doorbetaling van zijn loon.
2.5
Inmiddels berust [verzoeker] in het ontslag.

3.HET VERZOEK

3.1 [
Verzoeker] verzoekt (na vermindering van eis) het Gerecht bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. voor recht te verklaren dat het door Romar gegeven ontslag kennelijk onredelijk en onregelmatig is;
b. Romar te veroordelen tot betaling van Afl. 3.392,31 aan Cessantia, Afl. 4.200,- uit hoofde van het onregelmatig ontslag en Afl. 4.200,- bij wege van schadevergoeding naar billijkheid;
c. Romar Trading te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over alle voornoemde bedragen, te rekenen vanaf 21 augustus 2023 en tot de dag van de algehele voldoening;
d. subsidiair, iedere andere in goede justitie te vermenen voorziening te treffen;
e. met veroordeling van Romar Trading in de kosten van het geding.
3.2 [
Verzoeker] legt aan zijn verzoek ten grondslag dat het ontslag onregelmatig is omdat hij op staande voet is ontslagen terwijl geen sprake was van een daarvoor vereiste reden en omdat de Directie Arbeid en Onderzoek geen toestemming heeft verleend om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Verder is het ontslag volgens [verzoeker] kennelijk onredelijk omdat deze is geschied onder opgave van een valse of voorgewende reden.
3.3
Romar voert verweer en verzoekt het Gerecht om de vorderingen van [verzoeker] af te wijzen en [verzoeker] te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.4
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de beslissing van belang, worden ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Ter beantwoording ligt voor de vraag of het aan [verzoeker] verleende ontslag onregelmatig en kennelijk onredelijk is, zoals door [verzoeker] is gesteld en door Romar is betwist. Voordat die vraag beantwoord kan worden, dient eerst te worden beoordeeld of de door Romar aan [verzoeker] medegedeelde reden van ontslag een dringende reden oplevert in de zin van artikel 7:677, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek (BW). Volgens vaste rechtspraak geldt immers dat een ontslag waaraan een geldige dringende reden ten grondslag ligt, niet onregelmatig en/of kennelijk onredelijk kan zijn.
4.2
Als dringende redenen voor ontslag worden volgens artikel 7:678, lid 1 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Tot deze omstandigheden behoren onder meer de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd, de aard en duur van het dienstverband, de wijze waarop de werknemer tijdens het dienstverband heeft gefunctioneerd en de gevolgen van het ontslag op staande voet. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het bestaan van een dringende reden liggen bij de werkgever.
4.3
Volgens de ontslagbrief is [verzoeker] op staande voet ontslagen, omdat hij op 3 juli 2023 zonder toestemming van het management van Romar vier potjes babyvoeding van het merk Heinz aan een collega heeft gegeven. Dat hij dat heeft gedaan, heeft [verzoeker] niet betwist. Volgens [verzoeker] mocht hij dit echter doen, omdat de producten over datum waren dan wel de verpakking van de producten was beschadigd. Dergelijke producten mogen volgens [verzoeker] zonder toestemming van het management door het personeel worden meegenomen en genuttigd. Dit verweer van [verzoeker] faalt vanwege het navolgende.
4.4
Ter onderbouwing van zijn stelling heeft [verzoeker] aangevoerd dat hij door zijn collega [collega] (hierna: [collega]) werd gevraagd naar babyvoeding, omdat zij een juice/shake voor een van de managers moest maken. Hierop heeft [verzoeker] haar de potjes gegeven. Deze potjes stonden op een pallet met beschadigde producten. Iedereen die daar langs loopt mag deze producten meenemen om te nuttigen, aldus [verzoeker]. Romar heeft dit betoog gemotiveerd weersproken. Volgens Romar waren de betreffende potjes babyvoeding niet over datum en was de verpakking daarvan ook niet beschadigd. Ook mochten de producten op de betreffende pallet niet door de werknemers worden genuttigd of meegenomen. Deze producten stonden daar om te worden verkocht. Producten waarvan de verpakking is beschadigd worden op een andere plek binnen het bedrijf (bij de cash and carry voor particulieren) verkocht. Producten die over datum zijn worden wel aan het personeel meegegeven, maar niet dan nadat daarover vanuit het management een email aan de werknemers is gestuurd. Wanneer het personeel het werk verlaat kunnen zij deze producten dan meenemen, maximaal 2 per persoon. Verder heeft Romar betwist dat [collega] een shake/juice voor een van de managers zou (moeten) maken en ook dat met de betreffende producten een dergelijke drank kan worden gemaakt.
4.5
Romar heeft aldus gemotiveerd betwist dat de door [verzoeker] aan Moreno gegeven potjes babyvoeding over datum waren. Gelet hierop en nu [verzoeker] gelegen zijn standpunt niet nader, met concrete (voor bewijs vatbare) feiten en of omstandigheden heeft onderbouwd, kan niet worden aangenomen dat de houdbaarheidsdatum van deze producten was verstreken. Ook is in het licht van de betwisting daarvan door Romar niet gebleken dat de potjes babyvoeding op een pallet stonden met producten die door de werknemers mochten worden gepakt en genuttigd. Concrete feiten en/of omstandigheden die zijn stelling ondersteunen heeft [verzoeker] niet gesteld en zijn ook niet gebleken. Dat alle medewerkers deze producten mochten pakken om te nuttigen acht het Gerecht ook niet aannemelijk, nu op het pallet (zoals onbestreden namens Romar is gesteld) ook bier stond en omdat [collega] de producten niet uit zichzelf heeft gepakt maar [verzoeker] daarom heeft gevraagd. Volgens [verzoeker] pakte [collega] de producten niet zelf, omdat het zijn werkplek was en omdat zij nieuw was en niet wist welke producten wel en niet mochten worden meegenomen. Dat [collega] nieuw was heeft Romar gemotiveerd weersproken. Volgens Romar was [collega] al meer dan een jaar bij haar werkzaam. En als het uitgangpunt is dat iedereen de producten van de betreffende pallet mag meenemen, valt ook niet in te zien dat [collega] niet zou weten welke producten zij wel of niet mocht pakken. Verder geldt dat Romar heeft betwist dat [collega] met de potjes babyvoeding een drankje voor een van de managers zou (moeten) maken. Ook deze stelling heeft [verzoeker] niet concreet onderbouwd. [Verzoeker] heeft weliswaar bewijs van zijn stellingen aangeboden door het horen van getuigen (waaronder [collega]), maar hij heeft onvoldoende gesteld om te worden toegelaten tot bewijs.
4.6
Het voorgaande brengt mee dat als vaststaand moet worden aangenomen dat [verzoeker] zonder toestemming potjes babyvoeding, die voor de verkoop waren bestemd, aan [collega] heeft gegeven. Aldus heeft [verzoeker] zich deze producten toegeëigend en daarover beschikt. Door de producten aan [collega] te geven heeft hij Romar opzettelijk benadeeld en haar vertrouwen in hem ernstig beschaamd. Romar stelt zich dan ook terecht op het standpunt dat sprake is voor een ontslag op staande voet. Dat [verzoeker] de potjes babyvoeding niet voor zichzelf heeft weggenomen, doet aan dit alles niet af.
4.7
Nu sprake is van een terecht gegeven ontslag op staande voet, is het ontslag niet onregelmatig en/of kennelijk onredelijk. Hetgeen [verzoeker] overigens nog heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel. Dit brengt mee dat de verzoeken van [verzoeker] worden afgewezen.
4.8 [
Verzoeker] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure aan de zijde van Romar gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten, tarief 5).

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
5.1
wijst af het door [verzoeker] verzochte;
5.2
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Romar, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,- aan salaris voor de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op 19 maart 2024 in aanwezigheid van de griffier.