Uitspraak
1.DE PROCEDURE
2.DE VASTSTAANDE FEITEN
warehouse attendant’, tegen een bruto maandloon van Afl. 2.100,-.
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 19 maart 2024 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn werkgever, de naamloze vennootschap Romar Trading Company N.V. [Verzoeker] was in dienst bij Romar als warehouse attendant en werd op 13 juli 2023 op staande voet ontslagen. De reden voor het ontslag was dat hij zonder toestemming vier potjes babyvoeding aan een collega had gegeven, wat volgens Romar een dringende reden voor ontslag opleverde. [Verzoeker] heeft het ontslag betwist en verzocht om het ontslag nietig te verklaren, schadevergoeding te ontvangen en de kosten van de procedure te vergoeden door Romar.
Tijdens de mondelinge behandeling op 6 februari 2024 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. [Verzoeker] stelde dat de potjes babyvoeding over datum waren of beschadigd, en dat hij daarom toestemming had om deze aan zijn collega te geven. Romar betwistte dit en stelde dat de potjes voor verkoop waren bestemd en dat [verzoeker] geen toestemming had om deze weg te geven. Het Gerecht heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig afgewogen.
Het Gerecht oordeelde dat [verzoeker] zonder toestemming handelde door de potjes babyvoeding aan zijn collega te geven, wat leidde tot een ernstige schending van het vertrouwen van Romar. Het Gerecht concludeerde dat het ontslag op staande voet terecht was gegeven en dat er geen sprake was van een onregelmatig of kennelijk onredelijk ontslag. De verzoeken van [verzoeker] werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die tot dat moment waren begroot op Afl. 2.500,- aan salaris voor de gemachtigde van Romar.