ECLI:NL:OGEAA:2024:57

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
AUA202302398
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke ontbinding van huurkoopovereenkomst en vaststelling betalingsverplichtingen tussen garagebedrijf en gedaagden

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, gaat het om een geschil tussen J’s Auto Services N.V. (hierna: eiser) en [gedaagde 1] Auto Services & Firm V.B.A. en [gedaagde 2] (hierna: gedaagden) over een huurkoopovereenkomst die op 22 maart 2019 is gesloten. Eiser vordert betaling van Afl. 46.575 van gedaagden, die volgens hem tekort zijn geschoten in hun betalingsverplichtingen. Gedaagden hebben op hun beurt een gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst ingeroepen, omdat zij het terrein van Codemsa moesten verlaten, wat volgens hen de nakoming van de overeenkomst onmogelijk maakte.

De procedure begon met een verzoekschrift van 6 juli 2023, gevolgd door een comparitie van partijen op 6 februari 2024. Tijdens deze zitting hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de overeenkomst een huur-element bevatte en dat J’s Auto Services niet meer in staat was om aan haar verplichtingen te voldoen, omdat gedaagden het terrein moesten ontruimen. Het Gerecht oordeelde dat gedaagden de overeenkomst terecht gedeeltelijk hadden ontbonden.

Het Gerecht heeft vervolgens de financiële gevolgen van deze gedeeltelijke ontbinding beoordeeld. Eiser heeft recht op betaling van de nog openstaande bedragen, terwijl gedaagden ook vorderingen op eiser hebben, die zij willen verrekenen. Uiteindelijk heeft het Gerecht geoordeeld dat gedaagden nog Afl. 8.000,53 aan eiser moeten betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 17 mei 2023. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Vonnis van 3 april 2024
Behorend bij A.R. AUA202302398 AR
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiser],
te Aruba,
eiser in conventie, gedaagde in reconventie, hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. G. de Hoogd,
tegen:

1. [Gedaagde 1] AUTO SERVICES & FIRM V.B.A., h.o.d.n. Garage Auto West,

2. [Gedaagde 2],
beiden te Aruba,
gedaagden in conventie, eisers in reconventie, hierna [gedaagde 1] c.s.,
gemachtigde: mr. A.M. Wever.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 6 juli 2023 met producties 1 tot en met 5;
- de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie met producties 1 tot en met 4;
- het tussenvonnis van 17 januari 2024, waarin een comparitie van partijen is bepaald;
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties 6 tot en met 8.
1.2
De comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 6 februari 2024. Daarbij zijn verschenen: [eiser], bijgestaan door zijn gemachtigde, en [gedaagde 2], bijgestaan door zijn gemachtigde en mr. D.C. Lopez Paz en vergezeld van zijn vader.
1.3
Nadat partijen hun standpunten naar voren hebben gebracht, hebben gereageerd op elkaars stellingen en vragen van het Gerecht hebben beantwoord, heeft het Gerecht een voorlopig oordeel gegeven. Naar aanleiding daarvan is de zaak aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen om met elkaar te bezien of zij een regeling zouden kunnen bereiken. Het Gerecht heeft daarbij aan partijen meegedeeld dat vonnis zou worden gewezen als partijen geen overeenstemming zouden bereiken.
1.4
Vervolgens heeft het Gerecht ontvangen:
- de akte uitlating van [eiser] van 21 februari 2024;
- de akte uitlating van [gedaagde 1] c.s. van 21 februari 2024.
In hun aktes hebben partijen – kort gezegd – bericht dat zij niet tot overeenstemming zijn gekomen. [Eiser] heeft daarnaast te kennen gegeven dat hij nog graag in de gelegenheid wil worden gesteld om een nieuwe productie met toelichting in het geding te brengen. [Gedaagde 1] c.s. heeft daartegen bezwaar gemaakt. Het Gerecht heeft het verzoek van [eiser] afgewezen, omdat partijen voorafgaand aan de zitting alle gelegenheid hebben gehad om stukken in het geding te brengen. Daarnaast heeft [eiser] zijn verzoek gedaan nadat het Gerecht een voorlopig oordeel heeft gegeven. Een voorlopig oordeel is echter geen uitnodiging om het debat opnieuw te openen en om standpunten, die het Gerecht in zijn voorlopig standpunt te licht heeft bevonden, alsnog te onderbouwen. Tot slot had het Gerecht tijdens de mondelinge behandeling al bepaald dat vonnis zou worden gewezen als partijen geen regeling zouden treffen, zodat ook om die reden geen plaats is voor een nieuwe aktewisseling.
1.5
De zaak is daarom verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Tot 2019 dreef J’ Auto Services N.V. (hierna: J’s Auto Services), de onderneming waarvan [eiser] de directeur en enig aandeelhouder is, de autogarage die bekend staat als Auto West. [Gedaagde 2] was als monteur werkzaam in die garage.
2.2
Op 22 maart 2019 hebben J’s Auto Services en [gedaagde 1] c.s. een “huurkoopovereenkomst” gesloten. Daarin hebben zij, voor zover voor deze procedure van belang, het volgende afgesproken (waarbij eventuele taalfouten worden overgenomen):
“IN AANMERKING NEMENDE:
  • dat Verkoper
  • dat Verkoper eigenaresse is van machines en apparatuur, welke tezamen een reparatielijn vormen ten behoeve van het repareren van Auto’s (...);
  • dat deze machines zich in het Garagepand te [adres 1] bevindt, op het terrein van CODEMSA;
  • dat de opstal van het Garagepand aan Verkoper toebehoort en dat het Garagepand staat op 200 m2 grond dat door Verkoper is gehuurd van Codemsa;
  • dat de bedoeling van partijen is dat Koper
  • dat partijen hebben besloten de onderhavige huurkoop overeenkomst te sluiten.
KOMEN OVEREEN ALS VOLGT
Koopprijs
1. Verkoper verkoopt aan [gedaagde 2] voor de prijs van Afl. 110.000,=:
Het Garagegebouw met waarde van omstreeks Afl. 100.000,=;
Alle Machines (...) met een waarde van omstreeks Afl 35.000,=
De Handelsnaam ‘AUTO WEST GARAGE’,
2. [ [Gedaagde 2] zal aan Verkoper betalen de somma van Afl 2250,= per maand voor het Garagegebouw, daarvan zal Afl 1.250 aangewend worden voor de maandelijkse huurbetaling, en de overige Afl. 1.000,= wordt beschouwd als afbetaling op de Verkoopprijs.
3. [ [gedaagde 2] zal ¼ van het de werkplaats ruimte beschikbaar stellen voor gebruik en opslag voor de Verkoper, dit in gezamenlijk en goed overleg (...).
Na ontvangst van de Afl 2.000,= zal Verkoper maandelijks meteen de huur voldoen aan Codemsa.
Het tijdig voldoen van de maandelijkse betalingen door Koper aan Verkoper is gezien het voorgaande van erg groot belang.
Partijen komen overeen dat Verkoper de huurovereenkomst met Codemsa onverlet laat doorlopen en dat daardoor confirm de bedoeling van partijen de huurovereenkomst van Auto West Garage dus voortgezet wordt. (...)
Partijen komen overeen dat [gedaagde 2] per datum tekenen van deze overeenkomst de Handelsnaam mag gebruiken en registreren zoals hem goeddunkt (...).
4. [ [gedaagde 2] zal op datum van ondertekenen van deze overeenkomst een eerste aanbetaling hebben gedaan A) van Euro 6000,= zijnde het equivalent van Afl 12.500,=; en B) een tweede betaling als Borg van Afl 12.000,=.
5. De duur van deze overeenomst is 4 jaar ofwel 48 maanden ingaande op 1 mei 2019. Partijen wensen aan de verkoop en koop van het Garagegebouw en de Machines uitvoering te geven in de vorm van een huurkoopconstructie.
6. Indien en voor het geval de onderhavige overeenkomst niet zal kunnen gelden als huurkoopovereenkomst wordt deze geacht te worden gekwalificeerd als koop op afbetaling onder de voorwaarde dat de verkoper de volledige eigendom van het Garagegebouw en de Machines (...) verbehoud tot de dag van de laatste betaling.
Wijze van betaling
7. [ [Gedaagde 2] zal de betalingen voor de koopprijs @ Afl 110.000,= voldoen op de volgende wijze.
48 maandelijkse betalingen @ Afl 1000,= ingaande 1 mei 2019, in totaal is dit Afl 48.000,=; aldus zal na 48 maanden betaald zijn de somma van Afl. 60.500,=;
in de 49e maand Betaling van een ‘Balloon Payment van Afl. 49.500,=
op moment van de 49 ste betaling zal ook de borg van Afl 12.000,= aangewend worden als betaling (...)
op dat moment gaat de eigendom van het Garagegebouw en de Machines (en van de handelsnaam) definitief over op [gedaagde 2].
Onder de eigendom van het Garagegebouw wordt verstaan dat Verkoper al zijn rechten over draagt aan [gedaagde 2], [gedaagde 2] is er van op de hoogte dat bij of voor het Garagegebouw door Verkoper geen recht van opstal is gevestigd.
8. Indien een betaling niet tijdig geschiedt zal [gedaagde 2] van rechtswege en contractueel in gebreke zijn door het enkele verloop van de termijn, zonder dat een aanmaning of ingebrekestelling is vereist.
9. [ [Gedaagde 2] verbindt zich, indien de betaling van een termijn meer dan een week achterstallig is, een boete van Afl. 250,= over die achterstallige termijnen te voldoen (...).
(...)”
2.3
De garage (die bestond uit twee zeecontainers met een dak er tussen) was gevestigd op het terrein van Codemsa. Daartoe had J’s Auto Services met Codemsa een huurovereenkomst gesloten.
2.4
Op 8 april 2021 heeft de curator van Codemsa aan J’s Auto Services en [gedaagde 1] c.s. een brief gestuurd met de volgende inhoud:
“Zoals u bekend ben ik sinds 2017 curator van Codemsa N.V. en als zodanig werd ik bij aanvang geconfronteerd met een huurovereenkomst die met Codemsa N.V is gesloten met ingang van 1 januari 2016. Deze overeenkomst bepaalt in artikel 4 sub c en d onder andere:
c. By this Agreement, Lessor does not give Lessee consent to sub-let the Premises, for which Lessor prior written consent is required. (…)
De huur is aangegaan voor 3 jaar tegen een maandbedrag van AWG 1.000 vanaf 1 juli 2016.
(...)
Verder wijs ik op het bepaalde in artikel 4 sub c van de overeenkomst waar staat dat het gehuurde niet mag worden onderverhuurd. Ik constateer dat u daarmee in overtreding bent nu uw bedrijf (J’S Auto Services N.V.) ingeschreven staat op [adres 2] en degene die ik daar zie, [gedaagde], blijkt te handelen onder [gedaagde 1] Auto Services & Firm VBA, handelend onder de naam Garage Auto West.
Verder stel ik vast dat er maandelijks AWG 500 betaald is terwijl er contractueel AWG 1.000 per maand betaald diende te worden.
Namens Codemsa N.V. wens ik op basis van het bovenstaande in ieder geval de huurovereenkomst in formele zin op zo kortst mogelijke termijn te ontbinden althans op te zeggen.
Verder geldt het volgende: RBC is de hypotheekhouder op het onroerend goed van Codemsa N.V.; de bank heeft het onroerend goed met toestemming van het Gerecht verkocht en is daarbij met de koper een overdrachtsdatum van 21 april 2021 overeengekomen. Koper en verkoper zijn overeengekomen dat het onroerend goed vrij van huurders zal worden opgeleverd. Als hypotheekhouder heeft de bank destijds een huurverbod in de hypotheekakte met Codemsa N.V. opgenomen, welk recht ouder is dan de huurovereenkomst die Garage Auto West per januari 2016 heeft gesloten. Als zodanig is dat derhalve een recht dat in rang hoger is dan de huurovereenkomst, wat de bank de mogelijkheid geeft om het gehele onroerend goed in ontruimde staat te verkopen De bank heeft mij als curator in kennis gesteld van het feit dat zij dat recht wil uitoefenen – en de boedel aansprakelijk houden voor alle schade, waaronder de boeteclausule waar de koper een beroep op kan doen – als niet uiterlijk 21 april 2021 ontruimd is.
(...)
Kort en goed: ik wil u vragen – ter voorkoming van gerechtelijke procedures en aansprakelijkheidsstellingen – om mee te werken aan een minnelijke beëindiging van de huurovereenkomst
per 21 april 2021. (...)”
2.5 [
Gedaagde 1] c.s. heeft daarop het bedrijfsterrein van Codemsa (met medeneming van de machines en de containers die het garagegebouw vormden) verlaten.
2.6 [
Gedaagde 1] c.s. hebben de maandtermijnen over april en mei 2021 niet betaald. Na overleg heeft J’s Auto Services over de periode van 1 april 2021 tot 1 juli 2021 uitstel van betaling verleend aan [Gedaagde 1] c.s.
2.7
Ook nadien heeft [gedaagde 1] c.s. niet stipt aan zijn betalingsverplichtingen voldaan.
2.8
Op 29 juni 2023 heeft J’s Auto Services haar vordering op [gedaagde 1] c.s. gecedeerd aan [eiser].

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
Eiser] vordert dat [gedaagde 1] c.s. hoofdelijk wordt veroordeeld om Afl. 46.575 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over Afl. 40.500 vanaf 17 mei 2023, met hoofdelijke veroordeling van [gedaagde 1] c.s. in de proceskosten.
3.2 [
Eiser] legt aan zijn vordering de stelling ten grondslag dat [gedaagde 1] c.s. heeft nagelaten de overeengekomen koopsom volledig te betalen.
3.3 [
Gedaagde 1] c.s. voert verweer. Op zijn beurt vordert hij:
primair:
a. een verklaring voor recht dat nakoming van de overeenkomst gedeeltelijk blijvend onmogelijk is;
b. gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst, althans omzetting van deze overeenkomst in een verplichting tot betaling van vervangende schadevergoeding van Afl. 37.500;
c. een verklaring voor recht dat [eiser] persoonlijk aansprakelijk is voor de door [gedaagde 1] c.s. geleden schade en veroordeling van [eiser] tot betaling van schadevergoeding van Afl. 118.250 aan [gedaagde 1] c.s., vermeerderd met de wettelijke rente;
subsidiair:
d. voor het geval de vordering van [eiser] wordt toegewezen: een verklaring voor recht dat [gedaagde 1] c.s. de vordering van [eiser] mag verrekenen met zijn vordering van Afl. 118.250;
e. voor het geval de vordering van [eiser] wordt toegewezen: een verklaring voor recht dat [gedaagde 1] c.s. een retentierecht mag uitoefenen op de machines totdat J’s Auto Services aan [gedaagde 1] c.s. een schadevergoeding van Afl. 118.250 heeft betaald.
3.4 [
Gedaagde 1] c.s. legt aan zijn vordering de stelling ten grondslag dat J’s Auto Services de overeenkomst niet langer kan nakomen, doordat [gedaagde 1] c.s. het terrein van Codemsa heeft moeten moeten ontruimen. Door die gedwongen verhuizing heeft [gedaagde 1] c.s. schade geleden ter hoogte van Afl. 118.250. [Gedaagde 1] c.s. kan die schade verrekenen met zijn eventuele betalingsplicht aan J’s Auto Services. Omdat [eiser] bij het aangaan van de overeenkomst wist dat J’s Auto Services haar verplichtingen niet zou kunnen nakomen, is hij ook persoonlijk aansprakelijk voor de schade van [gedaagde 1] c.s.
3.5 [
Eiser] heeft verweer gevoerd tegen de vorderingen van [gedaagde 1] c.s.
3.6
Het Gerecht zal hierna ingaan op de stellingen van partijen, voor zover die voor dit vonnis van belang zijn.

4.DE BEOORDELING

4.1
Omdat de vorderingen in conventie en die in reconventie met elkaar samenhangen, zal het Gerecht die hierna gezamenlijk beoordelen.
Heeft [gedaagde 1] c.s. de overeenkomst terecht (gedeeltelijk) ontbonden?
4.2 [
Eiser] stelt dat J’s Auto Services nog geld van [gedaagde 1] c.s. tegoed heeft, omdat [gedaagde 1] c.s. niet het hele afgesproken bedrag aan haar heeft betaald. Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde 1] c.s. is dat hij überhaupt niets meer aan [eiser] hoeft te betalen, omdat J’s Auto Services is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen op grond van de overeenkomst. [Gedaagde 1] c.s. kon immers niet langer op het terrein van Codemsa blijven en heeft daardoor de bedrijfsruimte moeten verplaatsen. Blijvende nakoming van het “huur-gedeelte” van de overeenkomst is daardoor onmogelijk geworden. Volgens [gedaagde 1] c.s. kan J’s Auto Services alleen nog de afspraken over verkoop en overdracht van de machines nakomen. [Gedaagde 1] c.s. wil de rest van de overeenkomst ontbinden of omzetten in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding en meent dat hij daarom alleen Afl. 37.500 (de afgesproken koopprijs van de machines) aan J’s Auto Services hoefde te betalen. Voor zover nodig heeft [gedaagde 1] c.s. in deze procedure de overeenkomst gedeeltelijk ontbonden.
4.3
Het Gerecht is met [gedaagde 1] c.s. van oordeel dat J’s Auto Services de overeenkomst niet meer volledig kan nakomen. Hoewel [eiser] er terecht op wijst dat bij het bepalen van de koopprijs alleen rekening is gehouden met de waarde van de overgedragen activa, blijkt uit de overeenkomst duidelijk deze ook een “huur-element” omvatte. In de overeenkomst is immers vastgelegd:
- dat de machines en de opstal zich bevinden op het terrein van Codemsa;
- dat een deel van de overeengekomen maandtermijnen wordt gebruikt voor de huurbetaling;
- dat J’s Auto Services direct na ontvangst van de maandtermijnen de huur zal betalen aan Codemsa en dat het om die reden van belang is dat [gedaagde 1] c.s. op tijd betaalt;
- dat het de bedoeling is dat de huurovereenkomst tussen Codemsa en J’s Auto Services wordt voortgezet.
Kortom: onderdeel van de afspraak van partijen was dat [gedaagde 1] c.s. de onderneming zou voortzetten vanaf het terrein van Codemsa en dat J’s Auto Services het nodige zou doen om dat mogelijk te maken.
4.4
Dat gedeelte van de overeenkomst kan J’s Auto Services niet meer nakomen: [Gedaagde 1] c.s. heeft het terrein van Codemsa immers moeten verlaten. [Eiser] heeft weliswaar betoogd dat dat de eigen keuze is geweest van [gedaagde 1] c.s., maar dat is het Gerecht niet met hem eens. Uit de brief van de curator van Codemsa van 8 april 2021 (zie nr. 2.4) blijkt immers dat de curator de huurovereenkomst opzegde / ontbond op de gronden dat
- de huurovereenkomst tussen Codemsa en J’s Auto Services onderverhuur niet toestond;
- J’s Auto Services de huur niet (volledig) had betaald; en
- de hypotheekvoorwaarden die golden tussen Codemsa en de bank verhuur niet toestonden en de bank het terrein vrij van huurders executoriaal had verkocht.
Bij die stand van zaken kan niet worden volgehouden dat het voor rekening en risico komt van [gedaagde 1] c.s. dat hij het terrein van Codemsa heeft ontruimd. In ieder geval leidt het feit dat [gedaagde 1] c.s. niet tegen de opzegging / ontbinding heeft geprotesteerd (waarvan de uitkomst, gelet op het voorgaande, uiterst onzeker zou zijn geweest) niet tot de conclusie dat J’s Auto Services is bevrijd van haar verplichtingen op grond van het “huurgedeelte” van de overeenkomst.
4.5 [
Eiser] heeft ook nog betoogd dat [gedaagde 1] c.s. zich niet kan beroepen op de tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door J’s Auto Services, omdat [gedaagde 1] c.s. niet heeft voldaan aan de op hem rustende klachtplicht. Als argument hiervoor voert [Eiser] aan dat [gedaagde 1] c.s. J’s Auto Services nooit heeft aangesproken op de gevolgen van de gedwongen verhuizing, terwijl hij wel betalingsregelingen heeft afgesproken. Ook dit verweer slaagt niet. Anders dan [Eiser] lijkt aan te nemen, betekent het feit dat een partij een betalingsregeling afspreekt niet dat hij de vordering onverkort erkent. Bovendien heeft [gedaagde 1] c.s. (door [Eiser} onbetwist) gesteld dat hij aanvankelijk heeft voorgesteld om met gesloten beurzen uit elkaar te gaan en dat zijn advocaat vervolgens in oktober 2022 heeft bericht dat [gedaagde 1] c.s. een tegenvordering had op J’s Auto Services. Bij die stand van zaken is onvoldoende onderbouwd dat [gedaagde 1] c.s. zijn recht om een beroep te doen op de tekortkoming door J’s Auto Services heeft verwerkt.
4.6
Tot slot heeft [Eiser] tijdens de zitting gesteld dat [gedaagde 1] c.s. bij het sluiten van de overeenkomst wist dat de kans bestond dat Auto West in verband met het faillissement van Codemsa het terrein van Codemsa zou moeten verlaten. [Eiser] heeft die stelling (die [gedaagde 1] c.s. heeft bestreden) echter niet onderbouwd, zodat het Gerecht daaraan voorbij gaat.
4.7
Dit betekent dat sprake is van een (blijvende) gedeeltelijke tekortkoming van J’s Auto Services en dat [gedaagde 1] c.s. de overeenkomst terecht gedeeltelijk heeft ontbonden.
Hoeveel moet [gedaagde 1] c.s. aan J’s Auto Services betalen?
4.8
De volgende vraag is dan wat de financiële gevolgen zijn van de gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst.
4.9
Anders dan [gedaagde 1] c.s. heeft gesteld, kan niet worden aangenomen dat J’s Auto Services alleen nog het gedeelte van de overeenkomst kan nakomen dat betrekking heeft op de verkoop en levering van de machines (en dat [gedaagde 1] c.s. dus alleen Afl. 35.000 hoefde te betalen voor de machines). [Gedaagde 1] c.s. heeft niet onderbouwd waarom J’s Auto Services ook is tekortgeschoten in de nakoming van de afspraken over de verkoop van het garagegebouw. Met haar standpunt dat J’s Auto Services onbevoegd was het garagegebouw te verkopen en leveren, lijkt [gedaagde 1] c.s. ervan uit te gaan dat het garagegebouw een onroerende zaak is. Dat klopt echter niet. Vast staat immers dat het garagegebouw bestond uit twee zeecontainers met een dak er tussen. Daarover kon J’s Auto Services beschikken. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde 1] c.s. die roerende zaken niet kon gebruiken op het terrein waar hij op dit moment is gevestigd. Sterker nog: [Gedaagde 1] c.s. heeft zelf gesteld dat hij de containers heeft verhuisd. Waarom hij dan niettemin geen vergoeding voor die containers verschuldigd zou zijn, heeft hij niet duidelijk gemaakt.
4.1
Dit betekent dat [gedaagde 1] c.s. in beginsel de volledige overeengekomen koopprijs voor de machines en het garagegebouw moet betalen.
4.11 [
Eiser] stelt dat J’s Auto Services van de overeengekomen koopprijs nog Afl. 46.575 van [gedaagde 1] c.s. tegoed heeft. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
a. drie maandtermijnen van Afl. 1.000 Afl. 3.000
b. de balloon payment van Afl. 49.500 -/- Afl. 12.000 Afl. 37.500
c. 15% incassokosten over Afl. 40.500 Afl. 6.075
ad a. de maandtermijnen
4.12 [
Gedaagde 1] c.s. heeft aangevoerd dat hij de drie maandtermijnen van Afl. 1.000 om discussie te vermijden alsnog heeft betaald. Ter onderbouwing van die stelling heeft hij bankafschriften overgelegd, waaruit blijkt dat [gedaagde 1] c.s. op 15 mei 2023, 2 juni 2023 en 2 augustus 2023 bedragen van steeds Afl. 1.250 heeft overgemaakt naar J’s Auto Services met de omschrijving “achterstallige huur plus boete”. Tijdens de zitting heeft [eiser] weliswaar volhard in zijn standpunt dat [gedaagde 1] c.s. nog drie maanden huur verschuldigd is, maar dat heeft hij, gelet op de gemotiveerde betwisting door [gedaagde 1] c.s., niet voldoende onderbouwd. Daarbij komt dat (de advocaat van) J’s Auto Services [gedaagde 1] c.s. op 5 mei 2023 schreef dat hij ervan uit ging dat [gedaagde 1] c.s. “de andere drie termijnen van Afl. 1.000” tijdig zou betalen, waaruit het Gerecht afleidt dat er op dat moment nog drie termijnen open stonden. De drie betalingen van [gedaagde 1] c.s. dateren van na die brief. Bovendien heeft (de advocaat van) J’s Auto Services vervolgens op 17 mei 2023 bevestigd dat een betaling van Afl. 1.250 was ontvangen. Bij die stand van zaken gaat het Gerecht er vanuit dat [gedaagde 1] c.s. alle overeengekomen maandtermijnen heeft betaald.
ad b. de “balloon payment”
4.13
Vast staat dat [gedaagde 1] c.s. de “balloon payment” nog niet heeft betaald, zodat hij nog Afl. 37.500 aan J’s Auto Services moet betalen.
Ad c. de incassokosten
4.14 [
Eiser] maakt aanspraak op betaling van 15% van de hoofdsom aan buitengerechtelijke kosten. [Gedaagde 1] c.s. heeft dit gedeelte van de vordering niet betwist, zodat dit (voor een bedrag van Afl. 5.625) zal worden toegewezen.
Tussenconclusie
4.15
In het licht van het voorgaande luidt de conclusie dat [gedaagde 1] c.s. (in beginsel, behoudens eventuele verrekening, waarop het Gerecht hierna ingaat) nog Afl. 43.125 aan J’s Auto Services verschuldigd is. Nu J’s Auto Services haar vordering heeft overgedragen aan [Eiser], kan de vordering van [eiser] voor maximaal dit bedrag worden toegewezen.
Hoeveel moet J’s Auto Services aan [gedaagde 1] c.s. betalen?
4.16
De volgende vraag is dan welk bedrag [gedaagde 1] c.s. kan verrekenen met zijn schuld aan J’s Auto Services. Tussen partijen staat – terecht – niet ter discussie dat de cessie door J’s Auto Services aan [eiser] niet afdoet aan de bevoegdheid van [gedaagde 1] c.s. om haar vordering op J’s Auto Services te verrekenen met haar schuld aan [eiser] (art. 6:130 lid 1 BW).
4.17 [
Gedaagde 1] c.s. stelt dat hij de volgende bedragen van J’s Auto Services te vorderen heeft:
d. te veel betaalde boete mei 2022 Afl. 250
e. niet afgedragen huur Afl. 18.000
f. verhuiskosten / overige kosten Afl. 50.000
g. inkomstenderving Afl. 50.000
Het Gerecht overweegt over die kostenposten het volgende.
ad d. te veel betaalde boete
4.18 [
Gedaagde 1] c.s. heeft dit gedeelte van zijn verrekenvordering niet onderbouwd. Hij heeft niet duidelijk gemaakt waarom hij over de maand mei 2022 niet de afgesproken boeterente verschuldigd was. Op dit punt kan [gedaagde 1] c.s. dus niets verrekenen.
ad e. niet afgedragen huur
4.19
In de overeenkomst hebben partijen afgesproken dat van het overeengekomen maandbedrag van Afl. 2.250 een bedrag van Afl. 1.250 zou worden gebruikt “voor de maandelijkse huurbetaling”, en dat “de overige Afl. 1.000” zou worden gebruikt als afbetaling op de verkoopprijs. Gebleken is echter dat de huurprijs die J’s Auto Services aan Codemsa moest betalen niet Afl. 1.250 maar Afl. 1.000 bedroeg.
4.20 [
Eiser] heeft betoogd dat [gedaagde 1] c.s. niets te maken heeft met de afspraken tussen Codemsa en J’s Auto Services over de hoogte van de huur. Dat ziet het Gerecht anders. J’s Auto Services en [gedaagde 1] c.s. hebben immers de hoogte van de huur expliciet in de overeenkomst genoemd en hebben daaraan ook gevolgen verbonden voor de manier waarop de betalingen door [gedaagde 1] c.s. zouden worden “gelabeld” (te weten Afl. 1.250 aan huur en Afl. 1.000 aan aflossing). Dit betekent dat [gedaagde 1] c.s. iedere maand een bedrag van Afl. 250 aan J’s Auto Services betaalde, dat niet werd gebruikt voor de huur en ook niet werd beschouwd als aflossing op de koopsom. Dat bedrag kwam dus aan J’s Auto Services ten goede, zonder dat daarvoor een rechtsgrond bestond (partijen hadden immers afgesproken dat deze “extra” Afl. 250 per maand als huur aan Codemsa zou worden afgedragen). Het Gerecht is het met [gedaagde 1] c.s. eens dat [gedaagde 1] c.s. een bedrag van (24 maanden x Afl. 250 =) Afl. 6.000 méér heeft afgelost op de koopsom, dan waarmee J’s Auto Services heeft gerekend. Dit bedrag moet dus worden afgetrokken van de vordering van [eiser].
4.21 [
Gedaagde 1] c.s. heeft er daarnaast op gewezen dat uit de brief van de curator van Codemsa van 8 april 2021 blijkt dat J’s Auto Services niet Afl. 1.000 per maand aan huur betaalde aan Codemsa, maar feitelijk slechts Afl. 500 afdroeg. Die constatering is juist. Anders dan [gedaagde 1] c.s. heeft betoogd, betekent dit echter niet dat J’s Auto Services ook het maandelijkse “verschil” van Afl. 500 aan [gedaagde 2] terug moet betalen. [Eiser] heeft tijdens de zitting verteld dat J’s Auto Services door de curator van Codemsa is aangesproken tot betaling van de achterstallige huur. Dat blijkt ook uit de overgelegde correspondentie. Voor zover Codemsa die achterstand nog niet heeft ingelost, heeft zij nog altijd een schuld aan Codemsa die zij (naar alle waarschijnlijkheid) moet inlossen. Dit betekent dat [gedaagde 1] c.s. daarvoor geen verrekenvordering heeft.
ad f. verhuiskosten / overige kosten
4.22 [
Gedaagde 1] c.s. stelt daarnaast dat hij door het tekortschieten van [eiser] verhuiskosten heeft moeten maken, die [eiser] aan hem moet vergoeden. Ook stelt hij dat hij voor J’s Auto Services rekeningen heeft betaald, die J’s Auto Services nog moet terugbetalen.
4.23
Zo heeft [gedaagde 1] c.s. een factuur in het geding gebracht van van WIPA Constructie, gedateerd 5 juli 2021, voor het storten en vlinderen van de garagevloer op de nieuwe bedrijfslocatie van Auto West. Naar het oordeel van het Gerecht zijn de kosten voor deze werkzaamheden een rechtstreeks gevolg van het feit dat J’s Auto Services het “huurgedeelte” van de overeenkomst niet kon nakomen. J’s Auto Services moet de daarmee gepaard gaande kosten van Afl. 20.000 daarom aan [gedaagde 1] c.s. vergoeden.
4.24
Dat geldt ook voor de factuur van Richies Welding Shop van 8 juli 2022 voor het maken van de dakconstructie op het nieuwe bedrijfsterrein. Anders dan [eiser] heeft betoogd, is het voor het exploiteren van een garagebedrijf in Aruba wel degelijk van belang dat in de schaduw kan worden gewerkt. Daarbij komt dat vast staat dat het garagegebouw dat J’s Auto Services aan [gedaagde 1] c.s. heeft verkocht, ook beschikte over een dakconstructie tussen de beide containers. Ook deze kosten van Afl. 6.360 komen dus voor vergoeding in aanmerking.
4.25 [
Gedaagde 1] c.s. heeft daarnaast nog een factuur aan J’s Auto Services van 7 juni 2023 in het geding gebracht voor werkzaamheden die [gedaagde 1] c.s. voor J’s Auto Services heeft verricht. [Eiser] heeft niet betwist dat [gedaagde 1] c.s. werkzaamheden heeft verricht en heeft ook de hoogte van de kosten niet bestreden. De factuur van Afl. 2.625 moet dus worden betaald.
4.26
Dat geldt ook voor de facturen van Caribbean Fasteners Group van Afl. 71,77, Afl. 31,43 en Afl. 36,27. [Eiser] heeft niet betwist dat het gaat om kosten die [gedaagde 1] c.s. voor hem, althans J’s Auto Services, heeft voorgeschoten.
4.27
Dit betekent dat J’s Auto Services nog Afl. 29.124,47 aan (verhuis- en andere) kosten aan [gedaagde 1] c.s. moet vergoeden of terugbetalen.
ad g. Inkomenstenderving
4.28 [
Gedaagde 1] c.s. stelt tot slot dat hij door de gedwongen verhuizing een tijdlang niet heeft kunnen werken, wat een omzetderving van Afl. 50.000 tot gevolg heeft gehad. Ter onderbouwing van die stelling heeft [gedaagde 1] c.s. zijn jaarrekening over 2021 in het geding gebracht. Uit die jaarrekening kan het Gerecht echter niet afleiden dat [gedaagde 1] c.s. in 2021 minder winst heeft gemaakt dan in 2020. Sterker nog: uit die jaarrekening lijkt te volgen dat [gedaagde 1] c.s. in 2020 een verlies heeft geleden van Afl. 995, terwijl hij in 2021 (het jaar van de verhuizing) een – bescheiden – winst heeft gemaakt van Afl. 2.248. Andere omzetcijfers ontbreken, evenals verifieerbare stukken op basis waarvan kan worden geconcludeerd dat [gedaagde 1] c.s. door de gedwongen verhuizing omzetderving heeft geleden. Dit gedeelte van de vordering wordt dus afgewezen.
Tussenconclusie
4.29
In het licht van het voorgaande luidt de conclusie dat [gedaagde 1] c.s. vordering heeft op J’s Auto Services van (Afl. 6.000 + Afl. 29.124,47 = ) Afl. 35.124,47, die hij kan verrekenen met het bedrag dat [eiser] van hem te vorderen heeft.
Slotsom
4.3
Het Gerecht heeft hiervoor geoordeeld dat [gedaagde 1] c.s. Afl. 43.125 aan [eiser] moet betalen. Daar staat tegenover dat [gedaagde 1] c.s. Afl. 35.124,47 met zijn schuld kan verrekenen. In totaal moet [gedaagde 1] c.s. dus nog Afl. 8.000,53 aan [eiser] betalen. De vordering van [eiser] zal tot dit bedrag worden toegewezen. Dat geldt ook voor de gevorderde wettelijke rente en de hoofdelijke veroordeling, die [gedaagde 1] c.s. geen van beide heeft betwist.
4.31
Omdat het bedrag dat [gedaagde 1] c.s. kan verrekenen lager is dan het bedrag dat hij aan [eiser] moet betalen, hoeft de stelling van [gedaagde 1] c.s. dat [eiser] persoonlijk aansprakelijk is voor de schade van [gedaagde 1] c.s., niet te worden besproken.
4.32
Bij de gevorderde verklaring voor recht (dat nakoming van de overeenkomst gedeeltelijk onmogelijk is) en de gevorderde gedeeltelijke ontbinding heeft [gedaagde 1] c.s., gelet op het voorgaande, geen belang. Ook de overige vorderingen zullen worden afgewezen.
De proceskosten
4.33
Omdat partijen (zowel in conventie als in reconventie) over en weer in het gelijk zijn gesteld, zal het Gerecht de proceskosten compenseren. Dit betekent dat ieder van partijen de eigen proceskosten moet betalen.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
in conventie en in reconventie
veroordeelt [gedaagde 1] c.s. hoofdelijk om aan [eiser] een bedrag van Afl. 8.000,53 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2023 tot de dag waarop volledig zal zijn betaald en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Brandt, rechter in dit Gerecht, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 april 2024 in aanwezigheid van de griffier.