ECLI:NL:OGEAA:2024:50

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
AUA202203551
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek naar de waarde van aandelen in een onderneming na echtscheiding

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, gaat het om een echtscheiding tussen een man en een vrouw die op 21 mei 2004 in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. De echtscheiding werd op 13 december 2021 uitgesproken, waarbij ook de verdeling van de gemeenschap werd bevolen. De man vordert dat de waarde van de aandelen in de onderneming van de vrouw, vastgesteld door een deskundige, wordt erkend en dat de vrouw hem een bedrag van Afl. 768.827,17 betaalt. De vrouw verzet zich tegen deze vordering en stelt dat de waardering niet correct is uitgevoerd. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de waarde van de aandelen opnieuw moet worden bepaald door een deskundige, omdat er bezwaren zijn tegen de eerdere waardering door CATC-HCC. De vrouw heeft ook een vordering in reconventie ingediend, waarin zij vraagt om de verdeling van de gemeenschap vast te stellen en een deskundige te benoemen. Het Gerecht heeft besloten een deskundige te benoemen om de waarde van de aandelen per 1 september 2021 te bepalen en heeft de vrouw opgedragen het voorschot voor de deskundige te betalen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling na het deskundigenrapport.

Uitspraak

Vonnis van 7 februari 2024
Behorend bij A.R. no. AUA202203551
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Naam de man],
wonende te Aruba,
eiser in conventie,
gedaagde in reconventie,
hierna ook te noemen: de man,
gemachtigde: de advocaat mr. M.H.J. Kock,
tegen:
[Naam de vrouw],
te Aruba,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna ook te noemen: de vrouw,
gemachtigde: de advocaat mr. R.A. Wix.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift, met producties, van 14 oktober 2022;
- de conclusie van antwoord (tevens eis in reconventie), met producties, van 8 februari
2023;
- de conclusie van repliek in conventie, conclusie van dupliek (het Gerecht begrijpt:
van antwoord) in reconventie, met producties, van 10 mei 2023;
- de conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in reconventie van
13 september 2023;
- de conclusie van dupliek in reconventie van 18 oktober 2023;
- het op 7 december 2023 gehouden pleidooi en de aldaar overgelegde pleitnoties en
nadere producties;
- de berichten van partijen van 17 januari 2024 dat geen minnelijke regeling is bereikt.
1.2
Naar aanleiding van het daartegen gemaakte bezwaar, zijn de door de vrouw tijdens het pleidooi overgelegde producties (met uitzondering van de brief van Plus Accountants) geweigerd als zijnde in strijd met de goede procesorde. Deze producties zijn te laat in het geding gebracht. Tevens is aan de man meegedeeld dat de conclusie in dupliek in reconventie buiten beschouwing wordt gelaten voor zover daarin stellingen worden betrokken die verder gaan dan hetgeen in reconventie aan de orde.
1.3
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.DE FEITEN

2.1
De man en vrouw zijn op 21 mei 2004 te Curaçao in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd.
2.2
Bij beschikking van dit Gerecht van 13 december 2021 is op gezamenlijk verzoek de echtscheiding tussen de man en vrouw uitgesproken. Tevens is (voor zover hier van belang) de verdeling van de gemeenschap bevolen en aan de beschikking het echtscheidingsconvenant gehecht dat tussen de man en vrouw op 29 oktober 2021 is overeengekomen. De echtscheidingsbeschikking is op 1 februari 2022 ingeschreven in de daartoe bestemde registers.
2.3
Blijkens het echtscheidingsconvenant zijn de man en vrouw onder meer als volgt overeengekomen:
“[Naam de man] (…) hierna te noemen: partij A;
en
[Naam de vrouw] (…) hierna te noemen: partij B;
(…)
Het in verdeling te brengen vermogen omvat de navolgende bestanddelen:
Activa
3.4
De waarde van de aandelen in de onderneming [Naam VBA], een Beheermaatschappij (…), welke waarde van de aandelen per 1 september 2021 door het onafhankelijke accountantskantoor CATC-HCC zal worden bepaald.
Voornoemde beheermaatschappij is volledig eigenaar van de aandelen in:
· Handelsnaam: C. [NAAM REAL ESTATE VBA], (…) Bestuurder: [Naam de vrouw] Branche: BEHIEER VAN ONROEREND GOED
· Handelsnaam: [NAAM N.V] (…) Bestuurder: [Naam de vrouw] Branche: (…) PRAKTIJKEN VAN HUISARTSEN
(…)
3.6
De saldi op de verschillende privé bankrekeningen van partijen (…)
3.7
De saldi op de verschillende privé/spaar bankrekeningen van partijen (…)
3.8
Het saldo op een zestal gezamenlijke bankrekeningen (…)
3.9
Een personenauto van het merk [merk], type [type], met kenteken A-[nr.].
(…)
3.11
De door partijen tijdens het huwelijk opgebouwde pensioenrechten;
(…)
De verdeling zal als volgt plaatsvinden:
(…)
3.2
De waarde van de aandelen in de ondernemingen zoals bedoeld in artikel 3.4 wordt toebedeeld aan partij B. In verband met voornoemde verdeling zal partij B 50 % van de waarde van deze aandelen betalen aan partij A.
(…)
3.22
Ieder der partijen behoudt de bankrekening(en) (…) die op zijn of haar naam is gesteld. Het saldo per 01-09-2021 (1 september 2021) op voornoemde rekeningen zullen partijen in goed onderling overleg verdelen, ieder voor de helft. Partijen verklaren op eerste verzoek van de andere medewerking te zullen verlenen om de inkomsten en uitgaven per rekening transparant te krijgen, middels het verschaffen van de volledige transactiehistorie van de laatste 6 maanden. (…)
3.23
Met betrekking tot de gezamenlijke bankrekeningen van partijen (….) komen partijen overeen dat deze rekeningen door partijen opgeheven worden, het saldo per de peildatum (1 september 2021) zal bij helften verdeeld worden.
(…)
3.25
Partijen zijn overeengekomen dat de personenauto van het merk [merk], type [type], met kenteken A-[nr.], aan partij A zal worden toebedeeld voor een waarde van Awg 19.000,00. In verband met voornoemde verdeling, zal partij A aan partij B een bedrag betalen van Awg 9.500,00. (…)
3.28
Partijen verklaren dat met de verdeling zoals opgenomen in dit convenant, (…) geen sprake is van overbedeling.
4.Ten aanzien van de verdeling van de pensioenrechten, schenkingen, aanspraken in nalatenschappen en/of andere onverdeeldheden
4.1
Partijen komen overeen dat ieder partij 50% toegedeeld zal krijgen van de door de ander tijdens partijen huwelijk opgebouwde pensioenrechten,
(…)
5. Overige bepalingen
(…)
5.4.
Partij B zal haar volledige medewerking geven aan het binnen redelijk termijn bepalen door het accountantskantoor CATC-HCC van de waarde van de aandelen in de onderneming "C [naam VBA]", (…) waaronder het verzorgen van alle nodige administratie en andere documenten aan de accountantskantoor CATC-HCC.
(…).”

3.DE VORDERING

In conventie
3.1
De man vordert dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- voor recht wordt verklaard dat de waarde van de aandelen van C. [naam VBA], met de daaraan verwante vennootschappen C. [naam Real Estate V.B.A.] en [naam N.V.], Afl. 1.084.097,- bedraagt;
- de vrouw wordt veroordeeld om ter zake de boedelverdeling aan de man te betalen het bedrag van Afl. 768.827,17, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 april 2022, althans de indiening van het inleidend verzoek;
- de vrouw te veroordelen in de kosten van het geding.
3.2
Bij conclusie van repliek heeft de man met betrekking tot het in de vordering begrepen pensioen zijn eis vermeerderd, in die zin dat hij nu ter zake van het pensioen vordert dat de vrouw aan hem Afl. 174.330,- netto dient te betalen.
3.3
De man legt aan zijn vordering ten grondslag dat de vrouw nalatig blijft uitvoering te geven aan de echtscheidingsbeschikking (en het echtscheidingsconvenant) en dat zij deze dient na te komen.
3.4
De vrouw voert verweer en concludeert tot afwijzing van het gevorderde.
3.5
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beslissing van belang, ingegaan.
In reconventie
3.6
De vrouw vordert primair om, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de verdeling tussen partijen vast te stellen en bevelen conform het rapport van Plus Accountant van 31 augustus 2022, zoals geamendeerd op 6 februari 2023. Subsidiair vordert de vrouw een deskundige te benoemen ter bepaling van de waarde van de aandelen van de voornoemde vennootschappen. Verder vordert de vrouw de man te veroordelen in de kosten van het geding.
3.7
De vrouw legt aan haar vordering ten grondslag dat het door CATC-HCC opgestelde rapport ter waardering van de aandelen niet bruikbaar is en dat het rapport van Plus Accountant wel aan de daaraan te stellen eisen voldoet.
3.8
De man voert verweer en concludeert tot afwijzing van het gevorderde.
3.9
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beslissing van belang, ingegaan.

4.DE BEOORDELING

In conventie en in reconventie
4.1
De man legt aan zijn vordering ten grondslag dat partijen in het echtscheidingsconvenant de (wijze van) waardering en verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap zijn overeengekomen en dat hij ingevolge daarvan een vordering heeft op de vrouw van in totaal Afl. 768.827,17. Dit bedrag is volgens de man opgebouwd uit de volgende over en weer te betalen bedragen:
a. Afl. 542.048,50 door de vrouw aan de man te betalen ter zake van de waarde van de aandelen;
b. Afl. 3.250,- door de vrouw aan de man te betalen ter zake van de kosten van CATC-HCC;
c. Afl. 60.864,06 door de vrouw aan de man te betalen ter zake van de banksaldi;
d. Afl. 9.500,- door de man aan de vrouw te betalen ter zake van de auto;
e. Afl. 174.330,- door de vrouw aan de man te betalen ter zake van het pensioen;
f. Afl. 1.418,50 door de vrouw aan de man te betalen ter zake van advocaatkosten.
4.2
De vrouw heeft de verschuldigdheid en/of de hoogte van deze door de man gestelde posten betwist.
4.3
Uit hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd en de inhoud van het echtscheidingsconvenant, begrijpt het Gerecht dat partijen zijn overeengekomen dat de peildatum voor de omvang en waarde van de huwelijksgoederengemeenschap 1 september 2021 is en dat de gemeenschap per 29 oktober 2021 wordt verdeeld (en de verschillende zaken voor zover nodig zijn of moeten zijn geleverd).
(a) Waarde aandelen
4.4
Blijkens het echtscheidingsconvenant behoren de aandelen in C. [naam VBA] (hierna te noemen: [VBA]) tot de te verdelen gemeenschap en zijn deze aandelen aan de vrouw toegedeeld onder de verplichting om 50% van de waarde van de aandelen per 1 september 2021 aan de man te betalen. Overeengekomen is verder dat deze waarde per genoemde datum zal worden bepaald door het accountantskantoor CATC-HCC.
4.5
CATC-HCC heeft de waarde van de aandelen in het kapitaal van [VBA] bepaald op Afl. 1.084.097,-. Zij is tot deze waarde gekomen door optelling van de aan de dochtermaatschappij C. [NAAM Real Estate V.B.A.] (hierna: [RE]) toe te kennen waarde van Afl. 689.499,- en de aan de dochtermaatschappij [NAAM N.V.] (hierna: [N.V.]) toe te kennen waarde van Afl. 394.598,-.
4.6
De man vordert verdeling op basis van deze waarde omdat partijen, zo stelt de man, op grond van de echtscheidingsbeschikking aan deze waardering door CATC-HCC zijn gebonden. De waarde is bepaald door een onafhankelijke, door het Gerecht benoemde deskundige en deze waardebepaling is tussen partijen bindend, aldus de man. Dit is door de vrouw betwist. Daarnaast is volgens de vrouw de waardering niet op juiste wijze tot stand gekomen en is de vastgestelde waarde ook niet juist. Volgens haar dient de waarde opnieuw te worden bepaald. Dienaangaande geldt als volgt.
4.7
Anders dan de man betoogt, is CATC-HCC niet een door het Gerecht aangewezen onafhankelijke deskundige. Door het echtscheidingsconvenant aan te hechten aan de echtscheidingsbeschikking en te bepalen dat de inhoud daarvan als ingevoegd heeft te gelden, heeft het Gerecht niet zelf over de in het convenant opgenomen onderwerpen beslist. Dat partijen krachtens de echtscheidingsbeschikking aan de door CATC-HCC bepaalde waarde zijn gebonden, kan daarom niet worden gezegd.
4.8
Partijen zijn overeengekomen dat de waarde van de aandelen in het kapitaal van [VBA] door CATC-HCC zal worden bepaald. Dat partijen daarbij zijn overeengekomen dat de aldus te bepalen waarde tussen hen bindend is, zoals de man stelt, volgt echter niet zonder meer uit (de tekst van) hetgeen in het echtscheidingsconvenant is bepaald. Feiten en/of omstandigheden die, indien bewezen, tot het oordeel leiden dat partijen hebben bedoeld deze bindende kracht overeen te komen, zijn ook overigens niet gesteld of gebleken. Maar ook als moet worden aangenomen dat de waardebepaling voor partijen bindend is, leidt dat niet tot het door de man voorgestane gevolg. De deskundige is op gezamenlijk verzoek van partijen ingeschakeld en partijen waren het eens over de door de deskundige te beantwoorden vraag (namelijk wat de waarde is van de aandelen in [VBA] per 1 september 2021). Partijen zijn daarom gebonden aan de uitkomsten van de expertise, tenzij zwaarwegende en steekhoudende bezwaren bestaan tegen (de inhoud of wijze van totstandkoming van) het deskundigenrapport. Hiervan is onder meer sprake wanneer het rapport niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen van onpartijdigheid, consistentie, inzichtelijkheid en logica. Naar het oordeel van het Gerecht bestaan in dit geval dergelijke zwaarwegende en steekhoudende bezwaren tegen de inhoud en wijze van totstandkoming van het rapport. Het Gerecht legt dat hierna uit.
4.9
De vrouw heeft (onder meer) gesteld dat geen hoor en wederhoor is toegepast, dat zij nooit een conceptrapport heeft ontvangen waar zij op heeft kunnen reageren en dat ten onrechte de discounted cashflow methode is toegepast nu vanwege de aard van de onderneming bij het bepalen van de waarde geen rekening moet worden gehouden met goodwill en verwachte winsten.
4.1
Als niet, dan wel onvoldoende weersproken staat vast dat de vrouw en haar accountant weliswaar alle financiële gegevens aan CATC-HCC hebben verstrekt, maar dat met de vrouw geen inhoudelijke gesprekken zijn gevoerd en dat zij niet op een conceptrapport heeft kunnen reageren. Dat CATC-HCC, zoals de man stelt, verschillende malen met de vrouw en haar accountant (dhr. [Naam accountant]) inhoudelijk contact (onder meer over de waarderingsmethode) heeft gehad, heeft de vrouw betwist en is door de man niet concreet onderbouwd. Dit blijkt ook niet uit de (als productie 16 bij conclusie van repliek in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie) overgelegde verklaring van CATC-HCC. Uit die brief blijkt slechts dat een inleidend gesprek heeft plaatsgevonden en dat de vrouw en haar accountant alle verzochte informatie hebben verstrekt. Aldus heeft de vrouw niet op de uitgangspunten (waaronder de gekozen waarderingsmethode) en vaststellingen en (voorlopige) conclusies van CATC-HCC kunnen reageren en is geen (daadwerkelijke) gelegenheid tot hoor en wederhoor gegeven.
4.11
Anders dan de man stelt, is niet voldoende dat de waardebepaling op basis van de door de vrouw toegezonden informatie heeft plaatsgevonden. De vrouw (maar ook de man) had in de gelegenheid moeten worden gesteld om de toegezonden gegevens toe te lichten en haar opmerkingen over de (daaruit) door de deskundige getrokken conclusies te maken. Daarbij gaat het er niet om dat de vrouw akkoord moet zijn met de waardering, maar dat zij de gelegenheid krijgt haar zienswijze naar voren te brengen zodat de deskundige daar rekening mee kan houden indien hij daartoe aanleiding ziet. Dit doet aan de onafhankelijkheid van de deskundige niet af.
4.12
Partijen waren het weliswaar eens over de door de deskundige te beantwoorden vraag, maar niet is gebleken dat zij overeenstemming hadden over de waarderingsmethode die daarbij zou worden gebruikt. Indien en voor zover juist is dat tijdens het inleidend gesprek (waarbij alleen de man en de vrouw aanwezig waren en niet ook de accountant van de vrouw) door de deskundige is benoemd welke waarderingsmethode zou worden toegepast, leidt dat - anders dan de man heeft betoogd – nog niet tot het oordeel dat de vrouw daarmee heeft ingestemd. Ditzelfde geldt indien juist is dat de toe te passen waarderingsmethode in de engagement letter staat vermeld. Als onweersproken staat vast dat de vrouw de door CATC-HCC toegezonden engagement letter niet heeft ondertekend, omdat zij zich niet met de inhoud daarvan kon verenigen.
4.13
CATC-HCC heeft de waarde van de aandelen in [VBA] bepaald aan de hand van de DCF methode. Tussen partijen is in geschil dat de DCF methode in dit geval de meest geschikte waarderingsmethode is. Dat de methode, zoals de man stelt, veel wordt gebruikt, brengt nog niet mee dat de toepassing daarvan in dit geval ook de juiste is. De DCF methode is gebaseerd op prognoses van toekomstige, zelfstandig door de onderneming gegenereerde kasstromen, waarbij wordt uitgegaan van de premisse van een voortdurende onderneming. De methode wordt vaak in het kader van een overdracht van een onderneming als uitgangspunt genomen. In het onderhavige geval is echter niet van een overdracht van een onderneming aan een derde sprake, maar van toedeling van de aandelen aan de vrouw en voortzetting door de vrouw van de (vanuit [N.V.] gevoerde) onderneming. Daarnaast dient de waarde op een concreet, in het verleden gelegen moment te worden bepaald en betreft het een van de (niet steeds voortdurende) verdiencapaciteit van de vrouw afhankelijke (kleine) onderneming. De in dezen meest geschikte waarderingsmethode dient afhankelijk van de feiten en omstandigheden van dit geval te worden bepaald. Op basis van welke feiten en omstandigheden CATC-HCC tot de keuze voor deze methode is gekomen, is niet, althans onvoldoende gebleken. Dat CATC-HCC op goede grond tot die keuze is kunnen komen, kan daarom niet zonder meer worden gezegd.
4.14
Vanwege voormelde bezwaren tegen de inhoud en wijze van totstandkoming van het rapport van CATC-HCC zijn partijen naar het oordeel van het Gerecht niet aan deze waardering gebonden. Dit geldt te meer nu CATC-HCC kennelijk niet [VBA] als zodanig heeft gewaardeerd maar de waarde van de twee dochterondernemingen heeft opgeteld en geen inzicht heeft gegeven in de (onderliggende) cijfers van [VBA] en evenmin (in voldoende mate) inzichtelijk gemaakt waarom het optellen van de waarde van de dochterondernemingen volstaat. De waarde van de aandelen in [VBA] zal naar het oordeel van het Gerecht opnieuw moeten worden bepaald. Het door de vrouw overgelegde rapport van Plus Accountants is op haar verzoek en op basis van haar informatie opgesteld en daarmee niet onafhankelijk, zoals in het convenant overeengekomen. Dit rapport, wat daar overigens ook van moge zijn, zal om die reden evenmin kunnen worden gevolgd.
4.15
Het Gerecht zal een deskundige benoemen teneinde de waarde van de aandelen in [VBA] per 1 september 2021 te bepalen. Het is aan de te benoemen deskundige te bepalen welke waarderingsmethode op basis van de feiten en omstandigheden van dit geval de meest geschikte methode is. De deskundige zal gemotiveerd moeten uiteenzetten op basis waarvan hij tot de keuze voor de door hem gehanteerde waarderingsmethode is gekomen. Tevens zal de deskundige rekenschap moeten geven van hetgeen hierna ten aanzien van het pensioen van de vrouw en de rekening-courantverhouding van de vrouw is overwogen (en - los van de waardebepaling - antwoord moeten geven op de hierna in 4.28 aan de orde komende vraag).
4.16
Ter gelegenheid van het pleidooi is met partijen besproken wie mogelijk als deskundige zou kunnen worden benoemd. Partijen hebben toen te kennen gegeven zich te kunnen vinden in een accountant werkzaam bij [Naam accountantskantoor] (hierna: [ACCOUNTANTSKANTOOR]). Gelet op de voorliggende vraag ligt de benoeming van een registeraccountant (ondanks het daaraan verbonden kostenaspect) het meest voor de hand. Drs. [Naam deskundige], werkzaam bij [ACCOUNTANTSKANTOOR], is bereid gevonden als deskundige op te treden. Het Gerecht zal hem daarom tot deskundige benoemen.
4.17
Nu de vrouw een nieuwe waardering van de aandelen wenst, zal zij het voorschot van de deskundige dienen te betalen. De deskundige heeft desgevraagd bericht dat het voorschot, gelet op de aard en omvang van de te verrichten werkzaamheden, op Afl. 25.000,- wordt begroot. Het voorschot zal worden vastgesteld op dit bedrag, tenzij binnen drie weken na heden schriftelijk gemotiveerd bezwaar tegen de hoogte van dit voorschot ter griffie is ingekomen. In laatstgenoemd geval zal het Gerecht nader beslissen over de begroting van het voorschot. Indien niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige reeds nu voor alsdan vastgesteld op het voormelde, door de deskundige begrote bedrag.
4.18
De vrouw zal het voorschot tijdig moeten voldoen. Als het voorschot niet tijdig wordt betaald, kan het Gerecht daaruit de gevolgtrekking maken die het geraden acht. De deskundige dient zijn werkzaamheden niet aan te vangen voordat het voorschot is ontvangen.
4.19
Het Gerecht wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. Wordt aan deze verplichting niet voldaan, dan kan het Gerecht daaruit de gevolgtrekking maken die het geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
4.2
Partijen dienen het procesdossier van deze zaak aan de deskundige te doen toekomen. Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan direct afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
(b) Kosten CATC-HCC
4.21
Partijen zijn overeengekomen dat beiden de kosten van CATC-HCC zullen dragen. Vast staat dat de man de factuur heeft voldaan. De vrouw dient daarom de helft daarvan aan de man te voldoen. Dat zij het niet eens is met de uitkomst van dat rapport en dat thans een deskundige wordt benoemd teneinde de waarde te bepalen, doet aan haar betalingsverplichting niet af. Feiten en/of omstandigheden die dat anders maken zijn niet gesteld of gebleken. De vrouw dient Afl. 3.250,- aan de man te betalen.
(c) Saldi bankrekeningen
4.22
Voor wat betreft de bankrekeningen zijn partijen overeengekomen dat de saldi bij helfte worden verdeeld. Het totale saldo op de peildatum bedraagt blijkens de stellingen van partijen Afl. 126.647,01. Van dit bedrag heeft iedere partij recht op de helft, zijnde Afl. 63.323,51.
4.23
Onderdeel van het totale saldo is een bedrag van ruim € 29.000,- op de ABN rekening van de vrouw. Dit zijn gelden die van de marine zijn ontvangen. [N.V.] had een overeenkomst met de marine, op grond waarvan de vrouw (als huisarts van de marine) medische diensten aan het personeel van de marine leverde. Voor deze diensten stuurde [N.V.] een factuur, maar de gelden werden op de privérekening van de vrouw betaald. De betalingen aan de vrouw werden vervolgens in de rekening-courantverhouding van de vrouw als schuld aan de vennootschap geboekt. Dit betekent dat de ontvangen gelden, gelden van de vrouw zijn en dat dit bedrag deel uitmaakt van het te verdelen saldo. Daar staat tegenover dat een (eventuele) rekening-courantschuld van de vrouw aan [N.V.] eveneens in de gemeenschap valt en in beginsel onder de door partijen gemaakte verdelingsafspraken zal zijn begrepen.
4.24
De man stelt zich derhalve terecht op het standpunt dat de vrouw (na verrekening van de bij ieder in bezit zijnde en aan ieder toekomende bedragen) ter zake van de verdeling van de bankrekeningen een bedrag van Afl. 60.864,06 aan de man dient te voldoen.
(d) De auto
4.25
Tussen partijen is niet in geschil dat de man ter zake van de toedeling van de auto aan hem, Afl. 9.500,- aan de vrouw moet betalen.
(e) Pensioen van de vrouw
4.26
De vrouw heeft in [N.V.] pensioenrechten opgebouwd. Tot en met 2019 betreft dit Afl. 315.721,- (netto Afl. 281.781,47). In 2020 en tot de peildatum in 2021 is vervolgens opnieuw pensioen opgebouwd. De man stelt dat hij recht heeft op betaling van de helft van deze gelden. De vrouw heeft dit weersproken.
4.27
Vast staat dat het tot en met 2019 opgebouwde pensioen van de vrouw is afgekocht. Bij beschikking van de belastingdienst van 6 juli 2020 is het daartoe strekkende verzoek goedgekeurd. Er is derhalve sprake van een vordering van de vrouw op de vennootschap. Volgens de vrouw bestaat deze vordering (goeddeels) niet meer, omdat deze gelden (deels) gedurende het huwelijk zijn verbruikt. De man heeft betwist dat de vordering is uitgekeerd en dat de pensioengelden tijdens het huwelijk zijn verbruikt. De man wijst op de jaarrekening 2020 van [N.V.] (waaruit blijkt dat de vordering in rekening-courant is geboekt waardoor de vrouw ultimo 2020 een vordering heeft op [N.V.] van Afl. 234.915,-) en een (door hem als productie 13 overgelegde) brief van de vrouw van 14 januari 2022 waarin de vrouw aan de man schrijft dat het pensioen niet is uitgekeerd. Volgens de man zijn daarna (onder meer) aanvankelijk als salaris uitgekeerde bedragen achteraf in de boeken als pensioenuitkeringen aangemerkt. Dit is ten onrechte, maar brengt ook mee dat de vrouw dan een salarisvordering heeft op de vennootschap ter hoogte van dit bedrag die in de gemeenschap valt, aldus de man.
4.28
Gelet op dit verweer van de man ziet het Gerecht aanleiding de deskundige te verzoeken eveneens de vraag te beantwoorden of de vordering van de vrouw op de vennootschap ter zake van het afgekochte pensioen inderdaad in de periode tot 1 september 2021 is uitgekeerd of verrekend en zo ja, tot welk bedrag. En omdat de omstandigheid of al dan niet een schuld van [N.V.] aan de vrouw bestaat en tot welke hoogte, ook van belang is voor de waarde van [VBA], dient de deskundige bij de waardebepaling tevens inzichtelijk te maken of en in hoeverre eventuele pensioenuitkeringen (en al dan niet opgebouwde salarisvorderingen) in de waardebepaling zijn verdisconteerd en zo niet, waarom niet. Tevens verzoekt het Gerecht de deskundige te vermelden of de vennootschap over voldoende (liquide) middelen beschikt om de vordering ter zake van de afgekochte pensioenaanspraak, indien en voor zover nog aanwezig, uit te keren.
4.29
Blijkens de stellingen van partijen heeft de vrouw vanaf 2020 tot aan de peildatum 1 september 2021 Afl. 57.343,- bruto (Afl. 34.406,- in 2020 en Afl. 22.937,- in 2021) aan pensioen opgebouwd. Van dit laatste bedrag komt de man de helft toe, zijnde Afl. 28.671,50 bruto. Voor dit deel van het pensioen, geldt dat de man een vordering heeft op de vrouw indien en zodra het pensioen aan de vrouw wordt uitgekeerd.
4.3
Het in dit verband door de man gedane beroep op artikel 1:164 BW (omdat volgens de man aanvankelijk als salaris uitgekeerde bedragen achteraf in de boeken als pensioenuitkeringen zijn aangemerkt) kan niet slagen. Nu het al dan niet uitkeren van pensioen en het al dan niet betalen van salaris van invloed is op de schuldpositie en/of het eigen vermogen van [N.V.] en daarmee de waarde van [VBA] en nu ook (de waarde van) [VBA] tot de te verdelen gemeenschap behoort, is van benadeling van de gemeenschap geen sprake.
(f) Advocaatkosten
4.31
De kosten van de advocaat die partijen heeft bijgestaan bij het opstellen van het echtscheidingsconvenant bedragen Afl. 2.836,40. De man stelt dat hij deze kosten heeft voldaan en dat de vrouw daarom de helft van dit bedrag, zijnde Afl. 1.418,50, aan hem moet betalen. Nu de vrouw deze stelling niet, althans onvoldoende heeft betwist, gaat ook het Gerecht daarvan uit. De vrouw is gehouden genoemd bedrag aan de man te voldoen.
Slotsom
4.32
Zoals hiervoor is overwogen, zal een deskundige worden benoemd teneinde de waarde per 1 september 2021 van de aandelen in [VBA] te bepalen. Indien de deskundige zijn rapport heeft uitgebracht zullen partijen daar bij akte op kunnen reageren.
4.33
In afwachting van bericht van partijen over het voorschot dan wel het deskundigenbericht, wordt iedere verdere beslissing aangehouden.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
beveelt een onderzoek door een deskundige ter bepaling van de waarde van de aandelen in het kapitaal van [Naam VBA] (inclusief de dochterondernemingen) per 1 september 2021, een en ander met inachtneming van hetgeen hiervoor in 4.15 en 4.25 is overwogen;
5.2
verzoekt de deskundige de vraag te beantwoorden of de vordering van de vrouw op [N.V.] ter zake van het afgekochte pensioen inderdaad in de periode tot 1 september 2021 is uitgekeerd of verrekend en zo ja, tot welk bedrag;
5.3
benoemt tot deskundige:
[ACCOUNTANTSKANTOOR]
[Naam deskundige]
[adres]
[plaats], Aruba
telefoon: (+297) [nr.]
5.4
bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundige dat partijen desgewenst binnen drie weken na heden schriftelijk en gemotiveerd bij het Gerecht bezwaar kunnen maken tegen de begroting, dat als niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige reeds nu voor alsdan wordt vastgesteld op Afl. 25.000,- en dat als wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, het voorschot zal worden vastgesteld bij afzonderlijke rechterlijke beslissing;
5.5
bepaalt dat de vrouw het voorschot dient over te maken op rekeningnummer [nr.] (Swiftcode [code]) bij de Caribbean Mercantile Bank, [adres], [plaats], Aruba, ten name van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie en onder vermelding van “voorschot deskundigenrapport zaak AUA202203551”;
5.6
draagt de griffier op de deskundige onmiddellijk is kennis te stellen van de betaling van het voorschot;
5.7
bepaalt dat partijen het procesdossier van deze zaak aan de deskundige dienen te doen toekomen;
5.8
wijst de deskundige erop dat:
- de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
- de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn;
- uit het schriftelijk rapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd;
- partijen in de gelegenheid moeten worden gesteld opmerkingen te maken over de (in een concept rapport neergelegde) bevindingen, alvorens het rapport aan het Gerecht wordt toegezonden, alsmede dat de opmerkingen van partijen en de reactie van de deskundige daarop in het rapport dienen te worden vermeld;
5.9
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek;
5.1
draagt de deskundige op om
uiterlijk drie maanden na ontvangst van het voorschotzijn schriftelijke en ondertekende rapport in drievoud ter griffie van het Gerecht in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie;
5.11
bepaalt dat na ontvangst van het rapport van de deskundige de zaak weer naar de rol wordt verwezen voor het nemen van akten na deskundigenbericht door partijen;
5.12
verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad;
5.13
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 7 februari 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.