ECLI:NL:OGEAA:2024:44

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
13 mei 2024
Zaaknummer
174 van 2024
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van een militair in een verkeerszaak met alcoholgebruik en verkeersongeval

In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, stond een verdachte, een militair, terecht voor het veroorzaken van een verkeersongeval onder invloed van alcohol. De zaak werd op 18 april 2024 behandeld, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J.J. Tromp. De officier van justitie, mr. W.E.M. van Erp, eiste een gevangenisstraf van één jaar en ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie jaar, naast schadevergoeding aan de benadeelde partij. De tenlastelegging omvatte onder andere het rijden onder invloed van alcohol en roekeloos rijgedrag, wat zou hebben geleid tot de dood van een ander.

Het Gerecht oordeelde dat de Nederlandse strafwet van toepassing was op de verdachte, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De rechtbank concludeerde dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De rechter stelde vast dat de opsporingsambtenaren van het Korps Politie Aruba niet bevoegd waren om het alcoholonderzoek uit te voeren, waardoor het bewijs niet kon worden gebruikt.

Uiteindelijk sprak het Gerecht de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij zich schuldig had gemaakt aan de beschuldigingen. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, en de kosten van de verdediging werden op nihil vastgesteld. Het vonnis werd uitgesproken op 2 mei 2024 door rechter mr. E.M.D. Angela, bijgestaan door Y.G. Wilsoe, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Parketnummer: P-2023/02088
Zaaknummer: 174 van 2024
Uitspraak: 2 mei 2024 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 2001 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [woonadres].
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 april 2024. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. J.J. Tromp, advocaat in Aruba.
De benadeelde partij [de benadeelde partij] heeft zich, middels haar gemachtigde mr. D.M. Canwood, ter terechtzitting gevoegd in het strafproces met een vordering tot schadevergoeding.
De officier van justitie, mr. W.E.M. van Erp, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van één (1) jaar, met aftrek van voorarrest, en ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie (3) jaren.
Haar vordering behelst voorts de verbeurdverklaring van de onder de verdachte in beslag genomen BMW 116-i met kenteken [kentekennummer] en de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de begrafeniskosten ad Afl. 6.312,21. Voor wat betreft het meer gevorderde refereert zij zich aan het oordeel van het Gerecht.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde en verweer gevoerd ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
1. dat verdachte op of omstreeks 14 juli 2023 in Aruba, als bestuurder van een voertuig, zijnde een BMW 116-i, gekentekend [kentekennummer], dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes adem bij een onderzoek 542 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2. dat verdachte op of omstreeks 14 juli 2023 in Aruba, als weggebruiker, te weten als bestuurder van een motorvoertuig, zijnde een BMW 116-i gekentekend [kentekennummer], daarmee rijdende over een voor het verkeer openstaande weg, zijnde de LG. Smith Boulevard en/of de Van de Veen van Zeppenfeldstraat en/of de Oranjestraat en/of de Havenstraat, zich zodanig heeft gedragen, dat aan verdachtes schuld te wijten een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door roekeloos, althans zeer, althans aanmerkelijk onachtzaam en/of onvoorzichtig en/of onoplettend aldaar te rijden, immers heeft verdachte:
- gereden onder invloed van alcoholhoudende drank en/of
- ( vervolgens) met hoge snelheid en/of gevaarlijk ingehaald en/of
- ( vervolgens) met zijn lichten signalen afgegeven aan [vermeende slachtoffer], zijnde de bestuurder van de Suzuki, gekentekend [kentekennummer], en/of deze [vermeende slachtoffer] (daarmee) uitgelokt tot een straatrace als bedoeld in artikel 14 van het Landsbesluit verkeersregels en/of
- ( vervolgens) in strijd met het gestelde in artikel 14 van het Landsbesluit verkeersregels deelgenomen aan een straatrace, althans een (snelheids)wedstrijd, en/of
- ( vervolgens) met een zeer hoge, althans, een voor de ter plaatse bestaande verkeersituatie, te hoge snelheid gereden en/of
- ( vervolgens) zijn auto naar rechts heeft gestuurd in de richting van de auto van genoemde [vermeende slachtoffer] en/of
- ( vervolgens) (kort) van rijbaan veranderd en/of gedeeltelijk op de rijbaan waar [vermeende slachtoffer] reed gereden en/of
- ( vervolgens) tegen die auto van genoemde [vermeende slachtoffer] gebotst, waardoor die auto op een paal en/of plantenbank is gebotst en/of geklapt,
ten gevolge waarvan genoemde [vermeende slachtoffer] is gedood,
zulks terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte, in de toestand verkeerde als bedoeld in artikel 5 van de Landsverordening wegverkeer en gevaarlijk heeft ingehaald.
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak
Inleiding
De verdachte is
een militairin de zin van het Wetboek van Militair Strafrecht (MSr). Artikel 4 MSr bepaalt dat de Nederlandse strafwet mede van toepassing is op de militair, die zich buiten Nederland aan enig strafbaar feit schuldig maakt. Het Wetboek van Militair Strafrecht, evenals de Wet militaire strafrechtspraak, bezit de status van rijkswet. Rijkswetten zijn van toepassing binnen het gehele Koninkrijk. In Aruba is dus op militairen de Nederlandse strafwet van toepassing; en niet (ook niet tevens) de plaatselijke strafwet.
Zonder nadere regelgeving zou deze exclusieve toepasselijkheid van de Nederlandse strafwet tot onaanvaardbare gevolgen kunnen leiden. Met oog hierop bepaalt artikel 5a lid 1 MSr dat op feiten door een militair begaan (bijvoorbeeld in Aruba) het aldaar geldende strafrecht toepasselijk is, indien de Nederlandse strafwet tegen zodanige feiten geen straf bedreigt.
Feit 1
Met de raadsvrouw is het Gerecht van oordeel dat feit 1 niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Bevoegdheid opsporingsambtenaar en gebruikte ademanalyse apparaat
Het onderzoek voor wat betreft feit 1 is niet conform de voorschriften van de Nederlandse Regeling alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer verricht. Ingevolge artikel 10 lid 3 van het Nederlands Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer dient het onderzoek ter zake alcohol in het verkeer door een opsporingsambtenaar te worden verricht zoals bedoeld in dit besluit. Opsporingsambtenaren van het Korps Politie Aruba (KPA) vallen daar niet onder en hebben niet deze bevoegdheid. De Koninklijke Marechaussee (KMAR) heeft deze bevoegdheid. De opsporingsambtenaren van het KPA die voornoemd onderzoek hebben verricht waren dus niet bevoegd om in deze zaak het onderzoek ter zake de ademanalyse te verrichten.
Het door de opsporingsambtenaar van het KPA gebruikte ademanalyse apparaat is ook niet bij ministeriele regeling aangewezen zoals bedoeld in artikel 10 lid 1 van voornoemd Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer. KMAR heeft zo’n apparaat, maar dat apparaat is niet gebruikt.
Gelet op het vorenstaande kan het proces-verbaal van het KPA ten aanzien van de ademanalyse niet als bewijs worden gebruikt. De verdachte zal daarom ter zake feit 1 worden vrijgesproken.
Feit 2
Alcohol
De officier van justitie heeft aangevoerd dat, gelet op de verklaring van de verdachte zelf, bewezen kan worden verklaard dat de verdachte ten tijde van de aanrijding dusdanig onder invloed van alcohol was dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moet worden geacht, zoals bedoeld in artikel 5 van de Landsverordening wegverkeer (LWV).
Met de verdediging is het Gerecht van oordeel dat overtuigend bewijs daarvoor ontbreekt. Naast het proces-verbaal van de ademanalyse (dat niet gebruikt kan worden) heeft het Gerecht geen enkel ander bewijsmiddel waaruit blijkt dat de verdachte ten tijde van het ongeval merkbaar onder invloed verkeerde (een proces-verbaal over de toestand van de verdachte ten tijde van het ongeval ontbreekt). Verdachtes verklaring dat hij tussen 16:00 uur en 22:45 uur maximaal 10 of 12 mix drinks heeft gedronken is onvoldoende om bewezen te achten dat de verdachte ten tijde van het ongeval zodanig onder invloed verkeerde van alcohol dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat was. Voor dit onderdeel van het tenlastegelegde (overtreding van artikel 5 LWV) dient daarom vrijspraak te volgen.
Roekeloosheid
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is het Gerecht van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het strafverzwarend bestanddeel roekeloosheid. Het Gerecht merkt daarbij op dat “roekeloosheid” in de zin van de wet een specifieke betekenis heeft die niet noodzakelijkerwijs samenvalt met wat in het normale spraakgebruik onder “roekeloos” - in de betekenis van “onbezonnen” of “zeer onvoorzichtig”- wordt verstaan. Voorts verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van roekeloosheid. Om tot het oordeel te kunnen komen dat sprake is van roekeloosheid, zullen zodanige feiten en omstandigheden moeten worden vastgesteld dat daaruit is af te leidden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn. Het moet daarbij gaan om aan opzet grenzende gevaarzettend gedrag. Gedacht kan daarbij worden aan het op zodanige wijze deelnemen aan het verkeer dat iemand zich daarmee buiten de orde van het normale verkeer plaatst, zoals bijvoorbeeld bij het deelnemen aan een straatrace of snelheidswedstrijd of een wilde achtervolging. Van dergelijk gedrag is in dit geval niet gebleken. Dat de verdachte met zijn lichten signalen heeft gegeven en daarmee het slachtoffer heeft uitgelokt tot een straat race is niet gebleken. De verdachte zal dan ook van dit gedeelte van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Schuld
De vraag die het Gerecht nu dient te beantwoorden, is of sprake is van schuld in de zin van artikel 4 lid 1 LWV. Onderzocht dient te worden of de verdachte in het onderhavige geval zeer of aanmerkelijk onachtzaam en/of onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gereden. Daarbij komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Toedracht van het ongeval
Om te kunnen beoordelen of er sprake is van schuld in de hiervoor bedoelde zin dient eerst de toedracht van het verkeersongeval te worden vastgesteld. Er bestaat onvoldoende duidelijkheid over de feitelijke toedracht van het verkeersongeval in de Havenstraat vóór [bedrijf]. Niet is komen vast te staan dat de verdachte ten tijde van het ongeval gedeeltelijk op de rijbaan van het slachtoffer (de trambaan) is gaan rijden en daardoor tegen de auto van het slachtoffer is gebotst. Uit het dossier blijkt dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld wat er precies is gebeurd. Is de verdachte op de trambaan gaan rijden of is het slachtoffer op de rijbaan van de verdachte gaan rijden?
Het Gerecht merkt daarbij nog op dat in de tenlastelegging als verwijtbare gedragingen, die zouden hebben bijgedragen aan het ongeval, zijn opgenomen het – kort gezegd – met een te hoge, althans een voor de ter plaatse bestaande verkeersituatie te hoge snelheid rijden op de LG Smith Boulevard, de Van de Veen Zeppenveldstraat en de Oranjestraat en gevaarlijk inhalen op de LG Smith Boulevard. Niet gebleken is evenwel dat voornoemde gedragingen voorafgaande het ongeval op enige wijze hebben bijgedragen aan het ongeval. Het verkeersongeval heeft in de Havenstraat plaatsgevonden. Niet is komen vast te staan dat er op het moment van het ongeval in de Havenstraat sprake was een te hoge snelheid.
Gezien voornoemde feiten en omstandigheden, dient de verdachte ook te worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde omdat het bestanddeel “aan zijn schuld te wijten” niet kan worden bewezen.
In beslag genomen voorwerpen
Aan de orde is voorts de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven auto.
Het Gerecht is van oordeel dat zich geen strafvorderlijk belang verzet tegen teruggave aan de verdachte van de onder de verdachte in beslag genomen auto. Daarom zal daarvan de teruggave aan de verdachte worden gelast.
Schadevergoeding
De benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt totaal Afl. 36.391,17, waarvan Afl. 11.391,17 aan materiele schade, Afl. 25.000,- aan immateriële schade en Afl. 3.591,07 aan advocaat kosten.
De verdediging heeft de vordering betwist.
Nu het Gerecht de verdachte zal vrijspreken van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt, kan de benadeelde partij niet in haar vordering worden ontvangen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte te zijner verdediging tegen de vordering gemaakt. Door of namens de verdachte is niet naar voren gebracht dat zulke kosten zijn gemaakt, zodat die kosten dienen te worden begroot op nihil.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
gelast de teruggave van de onder de verdachte inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven auto aan de verdachte;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de door de verdachte gemaakte kosten voor zover die betrekking hebben op de vordering van de benadeelde partij, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. E.M.D. Angela, bijgestaan door Y.G. Wilsoe, en op 2 mei 2024 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.