ECLI:NL:OGEAA:2024:39

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
AUA202302511
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bodemprocedure over de fictieve koopovereenkomst van een speedboot

In deze bodemprocedure, aangespannen door een eiser uit Argentinië tegen een gedaagde uit Aruba, staat de geldigheid van een koopovereenkomst voor een speedboot centraal. De koopovereenkomst, ondertekend op 10 februari 2022, stipuleert dat de eiser de speedboot aan de gedaagde verkoopt voor Afl. 14.585, te betalen in twaalf termijnen. De gedaagde heeft echter slechts één betaling van Afl. 700 gedaan. De eiser vordert nu betaling van het resterende bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, maar heeft zijn vordering tijdens de zitting verminderd door de incassokosten te laten vallen.

De gedaagde betwist de vordering en stelt dat de koopovereenkomst fictief is, bedoeld om de boot te verkopen zonder dat zij daadwerkelijk eigenaar zou worden. De gedaagde heeft bewijsstukken aangedragen, waaronder verklaringen van een kapitein en een potentiële koper, die de stelling ondersteunen dat de koopovereenkomst enkel is opgesteld om de verkoop van de boot te faciliteren. De eiser ontkent deze beweringen en stelt dat hij de boot daadwerkelijk heeft verkocht en geleverd.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat de gedaagde in de gelegenheid moet worden gesteld om haar stellingen te bewijzen. De zaak is verwezen naar een rolzitting op 17 april 2024, waar de gedaagde haar bewijsvoering kan presenteren. Het Gerecht heeft beide partijen aangespoord om tot een oplossing te komen om verdere kosten te vermijden, aangezien beide partijen geen interesse meer hebben in de boot.

Uitspraak

Vonnis van 20 maart 2024
Behorend bij A.R. AUA202302511
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Naam eiser],
te Argentinië,
eiser, hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
[Naam gedaagde],
te Aruba,
gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Croes.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties 1 t/m 3, ingediend ter griffie op 17 juli 2023;
- de conclusie van antwoord met producties 1 en 2;
- het tussenvonnis van 17 januari 2024 waarin een comparitie van partijen is gelast.
1.2
De comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 6 februari 2024. Ter zitting is [eiser] via een digitale verbinding verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. [gedaagde] is eveneens verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Tevens was ter zitting een tolk aanwezig.
1.3
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Op 10 februari 2022 hebben partijen een schriftelijke koopovereenkomst ondertekend waarin staat dat [eiser] aan [gedaagde] een speedboot (hierna: de boot) met overig materiaal verkoopt voor een bedrag van in totaal Afl. 14.585,--. In de koopovereenkomst is vermeld dat [gedaagde] dit bedrag aan [eiser] zal betalen in twaalf maandelijkse termijnen van Afl. 1.166,-- en een laatste, dertiende, termijn voor de overige kosten.
2.2 [
gedaagde] heeft eenmaal een betaling van Afl. 700,-- aan [eiser] gedaan.
2.3
Bij brief van 16 juni 2023 heeft de gemachtigde van [eiser] [gedaagde] aangemaand om het openstaande bedrag, vermeerderd met 15% incassokosten, te betalen. [gedaagde] heeft dat niet gedaan.

3.HET GESCHIL

3.1 [
eiser] vordert dat [gedaagde], uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld om aan hem Afl. 15.967,75 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2023. In die vordering was begrepen 15% incassokosten. Tijdens de zitting heeft [eiser] zijn vordering verminderd, in die zin dat hij niet langer aanspraak maakt op die incassokosten. De vordering bedraagt daarmee Afl. 13.885 (de hoofdsom van Afl. 14.585 -/- de betaling van Afl. 700).
3.2 [
eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomst. [eiser] betwist de stelling van [gedaagde] dat een fictieve koopovereenkomst is opgemaakt en dat [eiser] eigenaar van de boot is gebleven. [eiser] heeft de boot met de documenten aan [gedaagde] verkocht en geleverd en zich aan zijn verplichtingen uit de koopovereenkomst gehouden. Toen bleek dat [gedaagde] de koopsom niet betaalde, heeft hij voorgesteld dat zij de boot zou verkopen om hem te kunnen betalen. Omdat [gedaagde] geen actie ondernam heeft [eiser] de boot op Facebook gezet en contact gehad met mogelijke kopers, maar dat betekent volgens [eiser] niet dat hij eigenaar van de boot is gebleven.
3.3 [
gedaagde] verweert zich tegen de vordering en voert aan dat de koopovereenkomst fictief is en enkel is opgesteld omdat [eiser] voor langere tijd naar het buitenland zou vertrekken en [gedaagde] had verzocht de boot voor hem te verkopen. Zo zou zij zonder tussenkomst van [eiser] de boot kunnen verkopen. De verkoopopbrengst zou tussen partijen worden verdeeld. [eiser] heeft zelf nog moeite gedaan om de boot te verkopen, en daaruit blijkt volgens [gedaagde] dat hij nog altijd eigenaar van de boot is. Dat blijkt ook uit het feit dat de boot en de vergunningen nog altijd op naam van [eiser] staan. [eiser] heeft [gedaagde] er nooit aan herinnerd om de verschuldigde termijnen te betalen. Pas toen bleek dat het niet lukte om de boot te verkopen, heeft [eiser] zich op het standpunt gesteld dat [gedaagde] de boot heeft gekocht.

4.DE BEOORDELING

4.1
Vast staat dat tussen partijen op 10 februari 2022 een koopovereenkomst met betrekking tot de boot tot stand is gekomen. [gedaagde] heeft het bestaan van die overeenkomst niet betwist, maar heeft daartegen aangevoerd dat sprake is van een fictieve koopovereenkomst. De koopovereenkomst is enkel opgesteld omdat [eiser] voor langere tijd naar het buitenland zou vertrekken en hij [gedaagde] had gevraagd de boot voor hem te verkopen. [gedaagde] heeft haar betoog onderbouwd met een verklaring van [Naam kapitein], de kapitein van de boot, en met whatsapp-gesprekken. [kapitein] verklaart onder meer dat de eigenaar van de boot naar Aruba is gekomen, op zoek is gegaan naar klanten, en ook een aanbetaling heeft ontvangen van een mogelijke koper. De naam van de eigenaar noemt [kapitein] niet. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van [gedaagde] nog een verklaring voorgelezen van een potentiële koper, [Naam potentiële koper] , die stelt dat [eiser] tegen hem heeft gezegd dat hij de eigenaar van de boot was en dat [gedaagde] de boot alleen maar voor hem bewaarde.
4.2 [
eiser] heeft de stellingen van [gedaagde] bestreden. Anders dan hij heeft gesteld, kan uit het feit dat [gedaagde] hem Afl. 700 heeft betaald niet worden afgeleid dat zij de boot daadwerkelijk van hem heeft gekocht. [gedaagde] heeft voor die betaling immers een verklaring gegeven (namelijk dat het huur was, omdat de boot een dag was gebruikt door derden). Daartegenover staat evenmin vast dat de koopovereenkomst fictief was, omdat [eiser] de stellingen van [gedaagde] heeft bestreden.
4.3
Aangezien [gedaagde] zich beroept op het rechtsgevolg van de door haar gestelde feiten (namelijk dat de koopovereenkomst alleen is opgesteld zodat zij de boot kon verkopen, maar dat het nooit de bedoeling van partijen was dat zij daadwerkelijk eigenaar van de boot zou worden), zal zij – zoals zij ook heeft aangeboden – in de gelegenheid worden gesteld die feiten te bewijzen.
4.4
Als [gedaagde] slaagt in het door haar te leveren bewijs (en dus vast komt te staan dat de koopovereenkomst fictief was), zal de vordering van [eiser] worden afgewezen. Als [gedaagde] niet slaagt in het door haar te leveren bewijs, dan staat vast dat er een koopovereenkomst tot stand is gekomen en zal de vordering van [eiser] in beginsel worden toegewezen.
4.5 [
gedaagde] zal zich bij akte kunnen uitlaten over de manier waarop zij bewijs wil leveren. Voor het geval zij getuigen wil doen horen, zal zij de namen van de te horen getuigen moeten vermelden en moeten partijen hun verhinderdata opgeven. Daarbij merkt het Gerecht alvast op dat aan de bewijslevering de nodige kosten zijn verbonden. Niet alleen zullen nieuwe processtukken moeten worden geschreven en/of zal een nieuwe zitting moeten plaatsvinden waarop getuigen worden gehoord, maar als [eiser] en/of andere getuigen uit het buitenland moeten overkomen, kost dat ook geld. Die kosten komen uiteindelijk voor rekening van degene die de procedure verliest. De uitkomst van de bewijslevering is voor beide partijen onzeker. Tijdens de zitting is met partijen gesproken over een oplossing. Dat is niet gelukt, maar de conclusie was wel dat de boot hoe dan ook verkocht moet worden: [gedaagde] stelt dat zij geen geld heeft om de vordering te betalen en dat zij de boot ook niet wil houden. [eiser] heeft ook geen interesse meer in de boot. Het Gerecht dringt er dan ook bij partijen op aan om – om verdere kosten zo veel mogelijk te voorkomen – nog een poging te wagen om met elkaar afspraken te maken.
4.6
De zaak zal worden verwezen naar de rolzitting van 17 april 2024 voor het nemen van een akte door [gedaagde] als bedoeld in 4.5.
4.7
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
laat [gedaagde] toe haar stellingen als hiervoor onder 4.3 omschreven te bewijzen;
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 17 april 2024 voor akte uitlating
door [gedaagde] of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel;
bepaalt dat [gedaagde] – als zij bewijsstukken wil overleggen – die stukken direct in het geding moet brengen en dat zij – als zij getuigen wil horen – de namen van de getuigen en de verhinderdata van partijen moet opgeven;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Brandt, rechter in dit Gerecht, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 20 maart 2024 in aanwezigheid van de griffier.