ECLI:NL:OGEAA:2024:33

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
AUA202400396
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot levering van een woning in kort geding met betrekking tot een koopovereenkomst en de rol van gemachtigde en erfgenamen

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, hebben eisers [eiser] en [eiseres] een kort geding aangespannen tegen gedaagden [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] met als doel de levering van een woning te verkrijgen. De woning was eerder eigendom van de moeder van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 3], die op 9 augustus 2021 is overleden. De erfgenamen, waaronder [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4], hebben op 31 oktober 2023 een koopovereenkomst ondertekend, maar gedaagden weigerden mee te werken aan de levering. Eisers stelden dat de koopovereenkomst rechtsgeldig was, ondanks dat niet alle mede-eigenaren hadden getekend. Gedaagden voerden aan dat de overeenkomst ongeldig was omdat [zus gedaagde sub 3] niet had meegetekend en dat er een belastingschuld was die hen zou benadelen. Het gerecht oordeelde dat de koopovereenkomst rechtsgeldig was en dat gedaagden verplicht waren om mee te werken aan de levering van de woning. Het vonnis werd uitgesproken op 13 maart 2024, waarbij gedaagden werden veroordeeld tot nakoming van de overeenkomst en de kosten van de procedure.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 13 maart 2024
Behorend bij AUA202400396 KG
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:

1.[Naam eiser],

2. [Naam eiseres],
te Aruba,
eisers, hierna te noemen: [eiser] en [eiseres],
gemachtigde: de advocaat mr. G. de Hoogd,
tegen:

1.[Naam gedaagde sub 1],

2. [Naam gedaagde sub 2],

3. [Naam gedaagde sub 3],

4. [Naam gedaagde sub 4],

te Aruba,
gedaagden, hierna achtereenvolgens te noemen: [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] of gezamenlijk aangeduid als [gedaagden] c.s.,
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties 1 t/m 6, ingediend ter griffie op 14 februari 2024;
- het verweerschrift met producties, ingediend ter griffie op 28 februari 2024;
- de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 29 februari 2024.
1.2
Tijdens de mondelinge behandeling zijn [eiser] en [eiseres] verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Voor [gedaagden] c.s. is verschenen [gedaagde sub 3], vergezeld van zijn zus [Naam zus gedaagde sub 3] (hierna te noemen: [zus gedaagde sub 3]). Partijen hebben het woord gevoerd, op elkaars stellingen gereageerd en vragen van het gerecht beantwoord.
1.3
Hierna is vonnis bepaald.

2.UITGANGSPUNTEN

2.1 [
gedaagde sub 1] en de moeder van [gedaagde sub 3], [gedaagde sub 4] en [zus gedaagde sub 3] waren samen eigenaar van de woning aan de [adres] in Aruba (hierna: de woning). De moeder is op 9 augustus 2021 overleden. Volgens een verklaring van erfrecht, op 4 november 2021 opgesteld door notaris [Naam notaris 1], zijn [zus gedaagde sub 3], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] de erfgenamen van moeder. Dit betekent dat [gedaagde sub 1], [zus gedaagde sub 3], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] gezamenlijk eigenaar zijn van de woning ([gedaagde sub 1] voor 1/2e gedeelte en [zus gedaagde sub 3], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] ieder voor 1/6e gedeelte). De woning wordt bewoond door [gedaagde sub 1].
2.2
Partijen hebben op 31 oktober 2023 een schriftelijke koopovereenkomst ondertekend, waarin staat dat [eiser] en [eiseres] de woning op 14 augustus 2023 voor een koopprijs van Afl. 260.000,- hebben gekocht. Namens de verkopers is de overeenkomst ondertekend door [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4]. [gedaagde sub 2] is de zoon van [zus gedaagde sub 3].
2.3 [
eiser] en [eiseres] hebben notariskantoor [naam notaris 2] gevraagd de levering van de woning voor te bereiden. [gedaagden] c.s. bleken echter niet bereid aan die levering mee te werken.

3.HET GESCHIL

3.1 [
eiser] en [eiseres] vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. dat [gedaagden] c.s. worden veroordeeld tot nakoming van de tussen partijen gesloten
koopovereenkomst met betrekking tot de woning, in die zin dat [gedaagden] c.s. hun
medewerking moeten verlenen aan het verlijden van de akte tot overdracht van de
woning aan [eiser] en [eiseres], onder de voorwaarde dat [eiser] en [eiseres] uiterlijk één week na dit vonnis de gehele koopsom van Afl. 260.000,-- onder de instrumenterende notaris moeten hebben gestort;
b. te bepalen dat bij gebreke van voormelde medewerking zijdens [gedaagden] c.s. het vonnis op de voet van artikel 3:300 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BWA) in de plaats treedt van iedere met de overdracht van de woning aan [eiser] en [eiseres] gemoeid gaande akte die zonder medewerking van [gedaagden] c.s. niet kan worden opgemaakt en/of verleden;
c. [gedaagden] c.s. (hoofdelijk) te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.2 [
eiser] en [eiseres] hebben aan de vordering ten grondslag gelegd dat zij de woning op 14 augustus 2023 van [gedaagden] c.s. hebben gekocht. Deze mondelinge afspraak is op 31 oktober 2023 schriftelijk vastgelegd. Op 22 september 2023 heeft FCCA (de hypotheeknemer) alle benodigde documenten naar de notaris gestuurd om de zaak af te wikkelen. Daarop lieten [gedaagden] c.s. weten dat zij de koopovereenkomst niet meer willen nakomen. [gedaagden] c.s. plegen hiermee wanprestatie jegens [eiser] en [eiseres], die intussen bovendien forse (notaris)kosten hebben gemaakt.
3.3 [
gedaagden] c.s. hebben verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. Zij willen het huis om meerdere redenen niet leveren. Zo is de koopovereenkomst niet geldig omdat [zus gedaagde sub 3] niet heeft meegetekend, terwijl zij wel mede-eigenaar is van de woning. Daarnaast is gebleken dat moeder een belastingschuld had, wat [gedaagden] c.s. niet wisten. De verkoopopbrengst zal dus niet ten goede komen aan [gedaagden] c.s. Verder is de verkoop van de woning te stressvol voor [gedaagde sub 1], omdat hij de woning dan moet verlaten terwijl hij gezondheidsproblemen heeft. Tot slot is gebleken dat de taxatiewaarde van de woning Afl. 307.638,-- bedraagt, wat fors hoger is dan de tussen partijen overeengekomen verkoopprijs van Afl. 260.000,--.
3.4
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de uitspraak van belang, nader worden ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het spoedeisend belang van [eiser] en [eiseres] bij hun vordering volgt uit de aard van de vordering en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen.
4.2
In deze procedure moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, de vraag worden beantwoord of de vordering van [eiser] en [eiseres] in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat vooruitlopend daarop toewijzing van de gevraagde voorziening gerechtvaardigd is.
4.3
Beoordeeld moet worden of de koopovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is en of [gedaagden] c.s. gehouden zijn uitvoering te geven aan de koopovereenkomst door mee te werken aan de levering van de woning aan [eiser] en [eiseres]. Tussen partijen is niet in geschil dat zij op 31 oktober 2023 een (schriftelijke) koopovereenkomst zijn aangegaan. Op grond van die koopovereenkomst moet de woning in beginsel worden geleverd aan [eiser] en [eiseres]: voor de overdracht van onroerend goed moet immers ook een notariële levering plaatsvinden. [gedaagden] c.s. voeren aan dat zij de woning niet willen leveren omdat moeder een belastingschuld had en omdat de taxatiewaarde van de woning hoger is dan de overeengekomen verkoopprijs. Die omstandigheden liggen echter in hun eigen risicosfeer, en maken niet dat zij zich niet aan de koopovereenkomst hoeven te houden. Dat geldt ook voor de stelling van [gedaagden] c.s. dat de verkoop van de woning te stressvol is voor [gedaagde sub 1], gelet op zijn gezondheidsproblemen. Ook dit – hoe vervelend ook – ontslaat [gedaagden] c.s. niet van hun verplichting de koopovereenkomst na te komen en (dus) de woning te leveren aan [eiser] en [eiseres].
4.4
Dat [zus gedaagde sub 3] de overeenkomst niet heeft ondertekend, maakt – anders dan [gedaagden] c.s. hebben aangevoerd – niet dat de koopovereenkomst niet rechtsgeldig is. Het kan hoogstens leiden tot problemen bij de levering, omdat [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] (die de overeenkomst moeten nakomen en dus hun aandeel in de woning moeten leveren aan [eiser] en [eiseres]) niet kunnen beschikken over het aandeel van [zus gedaagde sub 3].
4.5
Dat is anders voor [gedaagde sub 2], die de koopovereenkomst heeft mede-ondertekend als verkoper, maar geen eigenaar is van de woning. Op grond van de processtukken en wat tijdens de zitting is besproken, is voldoende aannemelijk geworden dat [gedaagde sub 2] de woning heeft verkocht als gemachtigde, dan wel als (beoogd) rechtsopvolger van [zus gedaagde sub 3]. [zus gedaagde sub 3] heeft verklaard dat zij haar aandeel in de nalatenschap van moeder wilde overdragen aan [gedaagde sub 2]. Uit een brief van notariskantoor [notaris 1] van 19 januari 2024 (die [gedaagden] c.s. in het geding hebben gebracht) blijkt dat [zus gedaagde sub 3] de notaris in oktober 2023 heeft verzocht die overdracht voor te bereiden. Zover is het echter (nog) niet gekomen. Zij is dus nog altijd mede-eigenaar van de woning, en niet [gedaagde sub 2]. Gebleken is echter dat [zus gedaagde sub 3] nauw betrokken is geweest bij de verkoop van de woning aan [eiser] en [eiseres]. Zij heeft zelf gesprekken met hen gevoerd en zij heeft persoonlijk de koopovereenkomst opgesteld. [zus gedaagde sub 3] heeft voorafgaand aan de ondertekening van de overeenkomst met [eiser] en [eiseres] besproken dat zij haar aandeel in de nalatenschap van moeder aan [gedaagde sub 2] wilde overdragen en heeft aan hen uitgelegd dat dit de reden was dat [gedaagde sub 2] de koopovereenkomst (in haar plaats) zou ondertekenen. Bij deze stand van zaken is naar het voorlopig oordeel van het gerecht voldoende gebleken dat [gedaagde sub 2] de koopovereenkomst rechtsgeldig heeft gesloten als gemachtigde, dan wel (beoogd) rechtsopvolger van [zus gedaagde sub 3]. Dit betekent dat hij in die hoedanigheid ook moet meewerken aan de levering van (het aandeel van [zus gedaagde sub 3] in) de woning aan [eiser] en [eiseres].
4.6
De vordering zal dus worden toegewezen.
4.7
Om [gedaagde sub 1] enige tijd te geven zich voor te bereiden op de verhuizing, zal het gerecht bepalen dat de levering niet eerder plaatsvindt dan binnen een maand na de datum van dit vonnis. Dit betekent dat ook aan [eiser] en [eiseres] meer tijd zal worden gegund om de koopsom te (laten) storten onder de notaris.
4.8 [
gedaagden] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van [eiser] en [eiseres] gevallen.

5.DE UITSPRAAK

Het gerecht, rechtdoende in kort geding:
5.1
veroordeelt [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2] (in zijn hoedanigheid van gemachtigde, dan wel (beoogd) rechtsopvolger van [zus gedaagde sub 3]), [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] tot nakoming van de tussen partijen gesloten koopovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres] te Aruba, in die zin dat [gedaagden] c.s. op een door de notaris te bepalen datum (niet eerder dan een maand na vandaag) hun medewerking moeten verlenen aan het verlijden van de akte tot levering van de woning aan [eiser] en [eiseres], onder de voorwaarde dat [eiser] en [eiseres] uiterlijk een week voor de beoogde datum van levering de koopsom van Afl. 260.000,-- onder de instrumenterende notaris hebben gestort;
5.2
bepaalt dat, als de koopsom tijdig wordt gestort maar de notaris vaststelt dat [gedaagden] c.s. (of één of meerdere van hen) niet voldoen aan het bepaalde in 5.1, dit vonnis op de voet van artikel 3:300 lid 2 BWA in de plaats komt van de noodzakelijke medewerking van die gedaagde(n) aan de akte van levering;
5.3
veroordeelt [gedaagden] c.s. hoofdelijk in de kosten van de procedure gevallen aan de zijde van [eiser] en [eiseres] tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 450,-- aan griffierecht, Afl. 965,-- aan explootkosten en Afl. 1.500,-- aan salaris van de gemachtigde;
5.4
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Brandt, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 maart 2024 in aanwezigheid van de griffier.