In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. V.C. Perše, een vordering ingesteld tegen de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [VBA], vertegenwoordigd door mr. E. Frins. De procedure begon met een verzoekschrift op 23 januari 2024, gevolgd door producties en een mondelinge behandeling op 20 februari 2024. Eiser stelt dat hij vanaf 24 juli 2023 als projectleider voor [VBA] heeft gewerkt, maar dat er geen schriftelijke afspraken zijn gemaakt over zijn arbeidsovereenkomst. Eiser heeft een projectovereenkomst ondertekend, gedateerd op 16 augustus 2023, waarin hij als werknemer wordt aangeduid. Eiser vordert onder andere betaling van achterstallig loon en wedertewerkstelling, terwijl [VBA] betwist dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst en stelt dat de overeenkomst geantedateerd is, waardoor deze nietig zou zijn.
Het Gerecht oordeelt dat het enkele feit dat een overeenkomst is geantedateerd, niet automatisch leidt tot nietigheid. Het Gerecht concludeert dat er voldoende bewijs is dat er een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen, ondanks de geantedeerde datum. Eiser heeft loon ontvangen en er zijn premies ingehouden, wat wijst op een arbeidsovereenkomst. Het Gerecht wijst de vorderingen van eiser tot betaling van achterstallig loon toe, maar wijst de vordering tot wedertewerkstelling af, omdat eiser niet heeft onderbouwd welk belang hij daarbij heeft. [VBA] wordt veroordeeld in de proceskosten.