ECLI:NL:OGEAA:2024:292

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
AUA202401004 en AUA202402964
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke geschil over openbaarmaking van documenten betreffende aardolieprijzen

In deze zaak heeft Fuels Marketing & Supply Aruba (FMSA) N.V. beroep ingesteld tegen de beslissing van de Minister van Economische Zaken, Communicatie en Duurzame Ontwikkeling inzake een verzoek om openbaarmaking van documenten op basis van de Landsverordening openbaarheid van bestuur (Lob). FMSA heeft op 21 december 2023 een verzoek ingediend om documenten openbaar te maken die betrekking hebben op de verkoopprijs van aardolieproducten aan derden. De minister heeft op 21 februari 2024 gedeeltelijk gehoor gegeven aan dit verzoek, maar heeft ook een aantal documenten geweigerd openbaar te maken. FMSA heeft hiertegen bezwaar gemaakt en beroep ingesteld, wat resulteerde in twee zaken: AUA202401004 en AUA202402964. Het gerecht heeft beide zaken gevoegd behandeld.

De kern van het geschil is of de bestreden beslissing van de minister moet worden aangemerkt als een primaire beschikking of als een beslissing op bezwaar. Het gerecht oordeelt dat de beslissing van de minister een beslissing op bezwaar is, omdat het uitblijven van een beschikking op het Lob-verzoek gelijkgesteld moet worden met een afwijzende beschikking. FMSA heeft haar beroep tegen de bestreden beslissing gehandhaafd, terwijl zij het beroep tegen de fictief afwijzende beslissing heeft ingetrokken.

Het gerecht heeft vervolgens de inhoud van de documenten beoordeeld die de minister heeft geweigerd openbaar te maken. De minister heeft zich beroepen op de weigeringsgrond van artikel 9 van de Lob, die betrekking heeft op documenten die zijn opgesteld ten behoeve van beraad over een bestuurlijke aangelegenheid. Het gerecht oordeelt dat de correspondentie tussen ambtenaren over de verkoopprijzen van aardolieproducten inderdaad valt onder deze weigeringsgrond, omdat het gaat om beleidsopvattingen en voorstellen die niet voor openbaarmaking in aanmerking komen. Het beroep van FMSA wordt ongegrond verklaard, en de minister heeft terecht de documenten geweigerd openbaar te maken.

Uitspraak

Uitspraak van 4 december 2024
Lar nrs. AUA202401004 en AUA202402964

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op de beroepen in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
FUELS MARKETING & SUPPLY ARUBA (FMSA) N.V.,
gevestigd in Aruba,
APPELLANTE, hierna ook te noemen: FMSA,
gemachtigden: mr. B.F.H. Croes en mr. A.A. Ruiz,
gericht tegen:

de Minister van ECONOMISCHE ZAKEN, cOMMUNICATIE EN DUURZAME ONTWIKKELING,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER, hierna ook te noemen de minister,
gemachtigde: mr. A.J.F. Caster (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Op 21 december 2023 heeft FMSA, onder verwijzing naar de Landsverordening openbaarheid van bestuur (Lob), aan de minister verzocht om openbaarmaking van documenten die – kort gezegd – gaan over de verkoopprijs van aardolieproducten aan derden.
FMSA heeft op 13 februari 2024 bij de minister bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig beslissen op dit Lob-verzoek.
In de beslissing van 21 februari 2024 (de bestreden beslissing) heeft de minister het Lob-verzoek gedeeltelijk ingewilligd door openbaarmaking van twee documenten. Hij heeft ook een aantal documenten geweigerd openbaar te maken.
FMSA heeft bezwaar gemaakt tegen de bestreden beslissing. Maar, omdat zij vindt dat de bestreden beslissing een beslissing op bezwaar is, heeft zij daartegen ook beroep bij het gerecht ingesteld. Dit beroep heeft als zaaknummer AUA202401004.
Omdat een beslissing op het bezwaarschrift van FMSA uitbleef, heeft zij op 12 augustus 2024 ook nog beroep ingesteld tegen de fictief afwijzende beslissing op bezwaar. Dit beroep heeft als zaaknummer AUA202402964.
Het gerecht heeft vastgesteld dat het hier om dezelfde materie gaat en heeft de zaken met toestemming van beide partijen daarom gevoegd behandeld.
De minister heeft de gedingstukken en een verweerschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaken behandeld op de zitting van 23 oktober 2024. FMSA en de minister hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Is de bestreden beslissing een beschikking in eerste aanleg of een beslissing op bezwaar?
1. Partijen verschillen van mening of de bestreden beslissing een primaire beschikking is of een beslissing op bezwaar. Uit het hiervoor geschetste procesverloop blijkt dat FMSA op 13 februari 2024 bezwaar heeft gemaakt tegen het uitblijven van een beschikking op haar Lob-verzoek. Het uitblijven van een beschikking binnen de bij of krachtens landsverordening gestelde termijn, of, bij gebreke van een zodanige termijn, het uitblijven van een beschikking binnen twaalf weken nadat daartoe door de belanghebbende een verzoek is ingediend, wordt op grond van artikel 9, tweede lid, van de Lar, gelijkgesteld met een afwijzende beschikking. Dat heeft tot gevolg dat de beslissing die vervolgens op 21 februari 2024 is genomen een beslissing op bezwaar is, waartegen beroep bij dit gerecht openstaat. FMSA heeft dan ook beroep kunnen instellen tegen deze beslissing.
1.1.
Op de zitting heeft de rechter dit oordeel aan partijen meegedeeld. FMSA heeft daarin aanleiding gezien het beroep tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar (AUA202402964), dat zij voor de zekerheid ook heeft ingediend, in te trekken. Het geschil gaat nu alleen nog over het beroep gericht tegen de bestreden beslissing van 21 februari 2024 (AUA202401004).
Wat is de achtergrond van het geschil?
2. Het Lob-verzoek van FMSA gaat ten eerste - kort gezegd - om openbaarmaking van de advisering van de Directie Wetgeving en Juridische Zaken (DWJZ) aan de minister van financiën, economische zaken en cultuur (minister van FEC) en/of de Directie Economische Zaken, Handel en Industrie (DEZHI) over de verkoopprijs van aardolieproducten die FMSA in rekening mag brengen aan derden.
Ten tweede wil FMSA ook openbaarmaking van alle correspondentie, met inbegrip van e-mails, gevoerd tussen de minister van FEC, DEZHI en DWJZ, die gaat over de verkoop van aardolieproducten in de periode van 4 mei 2020 tot en met 9 februari 2021.
2.1.
De achtergrond van dit Lob-verzoek is een verschil van mening dat FMSA, leverancier van aardolieproducten, heeft over de verkoopprijs van gasolie aan verschillende klanten, te weten Astec en Atco c.s., die kleinhandelaar maar geen uitbater van een benzinestation zijn. De Prijsregeling aardolieproducten (AB 1990, no. 57) bepaalt in artikel I de maximale groothandelsprijs en de maximale kleinhandelsprijs voor verschillende aardolieproducten. FMSA brengt Astec en Atco c.s. de maximale kleinhandelsprijs in rekening (dat is de prijs die geldt voor consumenten), met daarop een korting. Astec en Atco c.s. stellen zich echter op het standpunt dat zij niet moeten worden aangemerkt als consument maar als kleinhandelaar, aan wie FMSA de door de minister vastgestelde maximale groothandelsprijs in rekening moet brengen.
2.2.
Het gerecht in eerste aanleg heeft in een civiel vonnis van 13 december 2023 (AUA202202645) tussen FMSA en Astec en Atco c.s., FMSA in het ongelijk gesteld. Hiertegen loopt een hoger beroepsprocedure. FMSA heeft zich op 28 augustus 2020 al gericht tot de minister van FEC met de vraag welke prijs zij in rekening mag brengen aan klanten zoals Astec en Atco c.s. Het Lob-verzoek dat zij nu heeft gedaan heeft tot doel om te achterhalen welke standpunten er over deze kwestie intern zijn gewisseld tussen de minister van FEC, DEZHI en DWJZ, waarbij FMSA deze informatie wil betrekken bij haar hoger beroepsprocedure.
2.3.
De zoekslag van de minister heeft in totaal negen documenten opgeleverd die volgens hem onder de reikwijdte van het Lob-verzoek vallen. De minister heeft met de bestreden beslissing een advies van DWJZ van 15 december 2020 en een verzoek van de minister van FEC aan DWJZ van 31 augustus 2020 openbaar gemaakt. De andere documenten heeft hij geweigerd openbaar te maken.
2.4.
De minister heeft de documenten waarop het Lob-verzoek ziet met toepassing van artikel 10 van het Procesreglement bestuursrecht 2022 aan het gerecht toegestuurd. Het gerecht heeft op grond van artikel 10, vierde lid, van dat Procesreglement kennisgenomen van die documenten.
2.5.
Het gerecht heeft vastgesteld dat de twee documenten die de minister al openbaar heeft gemaakt ook bij de set van negen documenten zijn opgenomen. Het gaat om de documenten 4 en 6. Deze documenten zijn al openbaar gemaakt en hierover gaat het geschil dus niet meer. Daarbij merkt het gerecht volledigheidshalve op dat de minister als bijlage 2 bij de bestreden beslissing de adviesaanvraag van 31 augustus 2020 aan de minister heeft opgenomen, maar dat dit document bestaat uit een brief van FMSA van 28 augustus 2020 met daarop een datum en de zin ‘Gaarne advies’. Dit document was dus ook vóórdat de minister de betreden beslissing nam, al bekend bij FMSA. Dat geldt ook voor de documenten 1,3, 8 en 9. Het gaat om brieven van FMSA of gericht aan FMSA. Deze brieven vallen niet onder reikwijdte van het Lob-verzoek, omdat FMSA niet heeft verzocht om de correspondentie waar zij zelf bij is betrokken, maar om de correspondentie tussen de minister van FEC, DWJZ en DEZHI. Dus ook deze documenten laat het gerecht verder buiten beschouwing.
2.6.
Het geschil gaat alleen nog over de documenten 2, 5 en 7. De documenten 2 en 5 bestaan uit e-mailreeksen en document 7 is een brief van 21 januari 2021 van DEZHI aan de minister van FEC. De minister heeft geweigerd deze documenten openbaar te maken omdat daarop de weigeringsgrond van artikel 9, eerste lid, van de Lob van toepassing is. Het gaat volgens de minister om correspondentie tussen ambtenaren onderling en dat valt in de categorie beraad over een bestuurlijke aangelegenheid die tot personen herleidbare beleidsopvattingen bevat.
2.7.
De vraag die beantwoord moet worden is of de minister deze correspondentie, terecht heeft geweigerd openbaar te maken.
Heeft de minister terecht geweigerd om de correspondentie openbaar te maken?
3. De minister heeft geweigerd om de correspondentie openbaar te maken omdat daarop de weigeringsgrond van artikel 9 van de Lob van toepassing is. Dit artikel luidt als volgt:
“1. Het verstrekken van informatie over gegevens uit documenten, opgesteld ten behoeve van een beraad over een bestuurlijke aangelegenheid, blijft achterwege voor zover die gegevens nog in bewerking zijn of voor zover die gegevens betrekking hebben op opvattingen, voorstellen, aanbevelingen of conclusies van een of meer personen over het beleid van de Minister en de daartoe door deze of dezen aangevoerde argumenten. Over de in de desbetreffende documenten vervatte feitelijke gegevens en de daaruit afgeleide prognoses en beleidsalternatieven wordt, behoudens artikel 8, wel informatie verstrekt.
2. Onder een bestuurlijke aangelegenheid in de zin van het eerste lid wordt verstaan een aangelegenheid die betrekking heeft op beleid van de regering of de Minister, daaronder begrepen de voorbereiding en de uitvoering daarvan.”
4. FMSA voert primair aan dat de correspondentie niet ziet op een bestuurlijke aangelegenheid. Dat moet wel het geval zijn om deze weigeringsgrond te kunnen inroepen. Een bestuurlijke aangelegenheid moet volgens het tweede lid van artikel 9 van de Lob betrekking hebben op beleid van de regering of de minister, waaronder de voorbereiding en de uitvoering daarvan. De verkoopprijzen van aardolieproducten worden gedefinieerd en bepaald in de Prijsregeling aardolieproducten. Het gaat dus niet om beleid, maar om de vraag welke prijs FMSA wettelijk in rekening mag brengen aan haar klanten. Daarover verschillen DEZHI en DWJZ van mening. De correspondentie daarover is volgens FMSA niet aan te merken als beraad over een bestuurlijke aangelegenheid, zoals in het tweede lid van artikel 9 van de Lob is bedoeld.
5. Het gerecht volgt FMSA niet in dit standpunt en oordeelt dat wel sprake is van een bestuurlijke aangelegenheid. Van belang is dat de prijs voor aardolieproducten is geregeld in de Prijzenverordening en de Prijsregeling aardolieproducten. Op basis van de Prijsregeling aardolieproducten is er een maximum kleinhandelsprijs en een maximum groothandelsprijs voor verschillende aardolieproducten vastgesteld. De prijzen voor aardolieproducten worden dus, binnen de wettelijke kaders, door de overheid vastgesteld en vragen daarover vallen vervolgens zonder meer binnen de definitie ‘bestuurlijke aangelegenheid.’ Het raakt immers de toepassing van de wettelijke prijsstelling en valt daarmee onder de noemer (toepassing van) beleid van de minister. Daarbij moet worden bedacht dat het begrip bestuurlijke aangelegenheid volgens vaste rechtspraak ruim moet worden gezien en overeenkomt met de definitie in de Nederlandse Wet openbaarheid van bestuur. Het gerecht wijst als voorbeeld naar de uitspraken van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van 8 april 2016 (ECLI:NL:OGHACMB:2016:12) en de uitspraak van dit gerecht van 17 april 2024 (ECLI:NL:OGEAA:2024:100).
5.1.
Het gerecht is verder van oordeel dat de correspondentie tussen ambtenaren onderling en verschillende overheidsdiensten met elkaar over de prijzen die FMSA in rekening mag brengen aan haar klanten, moet worden aangemerkt als beraad over een bestuurlijke aangelegenheid. Bij lezing van de documenten stelt het gerecht vast dat de correspondentie voor het grootste gedeelte bestaat uit zogenaamde persoonlijke beleidsopvattingen, dat wil zeggen opvattingen, voorstellen, aanbevelingen of conclusies van een of meer personen over het beleid van de minister en de daartoe door deze of dezen aangevoerde argumenten. Wat overblijft aan feitelijke gegevens, is zó met die opvattingen verweven dat het niet mogelijk is deze te scheiden, zodat ook deze feitelijke gegevens niet voor openbaarmaking in aanmerking komen Zie ook de uitspraak van de Afdeling van 24 februari 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:399) onder 8.2 over vergelijkbare Nederlandse wetgeving.
5.2.
Het gerecht komt tot het oordeel dat de minister terecht de drie documenten integraal heeft geweigerd openbaar te maken, omdat daarop de weigeringsgrond van artikel 9 van de Lob van toepassing is.
5.3.
Het beroep van FMSA is dan ook ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. B.J. van Ettekoven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 december 2024 in aanwezigheid van mr. M.E.C. Bakker, griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.