ECLI:NL:OGEAA:2024:291

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
AUA202403748
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot uitzetting van een vreemdeling met tijdelijke verblijfsvergunning in Aruba

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 4 december 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening tegen een bevel tot uitzetting van de verzoeker, een Dominicaanse man die sinds 2017 in Aruba verblijft. De verzoeker had een tijdelijke verblijfsvergunning die geldig was tot 21 september 2024, maar werd op 1 september 2024 in verzekering gesteld wegens een strafbaar feit. Na zijn vrijlating op 18 oktober 2024 werd hij in vreemdelingenbewaring gesteld. De minister van Justitie en Sociale Zaken had op 18 oktober 2024 de uitzetting van de verzoeker bevolen, omdat hij sinds 22 september 2024 zonder verblijfsvergunning in Aruba verbleef. De verzoeker maakte bezwaar tegen deze beslissing en stelde dat hij legaal in Aruba verbleef op het moment van het bevel tot uitzetting, omdat hij tijdig om verlenging van zijn verblijfsvergunning had moeten kunnen verzoeken. Het gerecht oordeelde echter dat de verzoeker niet tijdig om verlenging had gevraagd en dat zijn illegale verblijf niet gedoogd kon worden. De rechter concludeerde dat de bestreden beschikking naar alle waarschijnlijkheid in stand zal blijven en dat er geen grond was voor schorsing van het uitzettingsbevel. De verzoeker werd in het ongelijk gesteld en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen.

Uitspraak

Uitspraak van 4 december 2024
Lar nr. AUA202403748

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

verblijvend in Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigde: de advocaat mr. J.J.C. Odor,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE EN SOCIALE ZAKEN,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. C.L. Geerman (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift van 18 oktober 2024 heeft verweerder de uitzetting van verzoeker bevolen en de voor verzoeker geldende periode waarin aan hem de toelating tot Aruba zal worden geweigerd, vastgesteld op 18 maanden (de bestreden beschikking).
Hiertegen heeft verzoeker bezwaar gemaakt.
Op 29 oktober 2024 heeft verzoeker dit verzoekschrift ingediend.
Het gerecht heeft het verzoek op 20 november 2024 op een zitting behandeld. Verzoeker en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De relevante feiten

1 Verzoeker is geboren op 14 december 1984 en heeft de Dominicaanse nationaliteit. Hij is op 18 januari 2017 Aruba ingereisd. Hij heeft vanaf 1 augustus 2018 voor verschillende periodes een tijdelijke verblijfsvergunning gehad. De laatste tijdelijke verblijfsvergunning had als doel “arbeid in loondienst” en was geldig van 21 september 2023 tot en met 21 september 2024. Op 1 september 2024 is verzoeker in verzekering gesteld in verband met het plegen van een strafbaar feit. Verzoeker wordt verdacht van mishandeling van een persoon met een wapen, te weten een mes. Op 18 oktober 2024 is de voorlopige hechtenis opgeheven en is verzoeker overgedragen aan de [plaats] en in vreemdelingenbewaring gesteld. De rechter heeft de opheffing van de bewaring bevolen in de uitspraak van 21 oktober 2024, omdat vreemdelingenbewaring voor verzoekers situatie een te zwaar middel is. Verzoeker heeft namelijk een geldige verblijfsvergunning gehad en beschikt over een vaste woon- en verblijfsplaats.
Verzoeker heeft op 25 oktober 2024 een nieuw verzoek om een tijdelijke verblijfsvergunning ingediend.
1.1
Aan de bestreden beschikking ligt ten grondslag dat verzoeker sinds 22 september 2024 zonder verblijfsvergunning in Aruba verblijft, dat zijn illegaal verblijf niet behoeft te worden gedoogd en dat er geen grond bestaat om hem nog langer illegaal in Aruba te laten verblijven. Verweerder heeft hieraan op de zitting toegevoegd dat verzoekers aanvraag om een tijdelijke verblijfsvergunning hoogstwaarschijnlijk zal worden afgewezen, omdat hij wordt verdacht van het plegen van een misdrijf.
De beoordeling
2 Ter beantwoording ligt voor de vraag of de onmiddellijke uitvoering van de bestreden beschikking voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang, en dat ter voorkoming van dat nadeel een voorlopige voorziening moet worden getroffen. Voor zover het gerecht daarbij een inhoudelijk oordeel geeft, heeft dit oordeel een voorlopig karakter en is het niet bindend in de bodemprocedure.
2.1
Het relevante wettelijk kader is in een bijlage bij deze uitspraak opgenomen en maakt onderdeel uit van de uitspraak.
3. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat hij legaal in Aruba verbleef op het moment dat het bevel tot uitzetting is gegeven. Dat maakt dit bevel onrechtmatig. Verzoeker verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt naar de artikelen 14, vijfde lid, in samenhang met artikel 15, eerste lid, van het Toelatingsbesluit 2009. Daaruit volgt volgens verzoeker dat hij erop mocht vertrouwen dat hij nog tot 30 dagen ná het verstrijken van de geldigheidsduur van zijn tijdelijke verblijfsvergunning legaal in Aruba verbleef en dat hij in die periode ook nog tijdig om verlenging van zijn tijdelijke verblijfsvergunning kon verzoeken.
4. Het gerecht volgt verzoeker niet in zijn interpretatie van de door hem genoemde wetsartikelen en het door verweerder gevoerde beleid. Een tijdig verzoek om verlenging van de verblijfsvergunning moet vóór de afloop van de geldigheidsduur van de lopende verblijfsvergunning worden ingediend. Dat volgt uit artikel 14 van het Toelatingsbesluit 2009 in samenhang met het door het verweerder gevoerde beleid. Als een vreemdeling voor het einde van de geldigheidsduur om verlenging van zijn verblijfsvergunning verzoekt en daarop niet voor het einde van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning wordt beslist, dan wordt de vreemdeling gelijkgesteld met iemand die in het bezit is van een geldige tijdelijke verblijfsvergunning.
4.1
Verzoeker heeft niet voor het einde van de geldigheidsduur van zijn verblijfsvergunning om verlenging gevraagd. Dat hem vervolgens op grond van artikel 15 van het Toelatingsbesluit 2009 na afloop van zijn tijdelijke verblijfsvergunning een termijn is gegund van 30 dagen om Aruba te verlaten, betekent niet dat een in die vertrektermijn ingediend verzoek om verlenging van zijn verblijfsvergunning nog tijdig zou zijn. Daarbij komt in dit geval nog dat het verzoek om verlenging van de verblijfsvergunning van verzoeker buiten deze 30-dagen termijn is ingediend.
4.2
Verzoeker heeft erop gewezen dat hij niet eerder in de gelegenheid is geweest om een verzoek om verlenging in te dienen vanwege de inverzekeringstelling en de daaropvolgende vreemdelingenbewaring.
4.3
Het gerecht oordeelt dat deze omstandigheid voor risico komt van verzoeker zelf.
Het advies is om drie maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning om verlenging te vragen. Dit advies heeft verzoeker niet opgevolgd. Hij heeft het daarmee laten aankomen op de laatste dagen voordat dat de geldigheidsduur van zijn verblijfsvergunning verstreek. De gevolgen van het feit dat hij vervolgens vanwege de detentie niet meer in de gelegenheid is geweest om een aanvraag in te dienen, komen voor zijn rekening en risico. De genoemde omstandigheid doet dus niet af aan het oordeel dat het verzoek om verlenging van de verblijfsvergunning niet tijdig is ingediend.
4.4
Verzoeker verbleef vanaf 22 september 2024 zonder verblijfsvergunning in Aruba. Dat rechtvaardigt de bestreden beschikking. Daar komt bij dat de aanvraag om verlenging van de verblijfsvergunning vermoedelijk wordt afgewezen, omdat verzoeker verdacht wordt van een misdrijf en daarmee een gevaar is voor de openbare orde. De conclusie is dat het bezwaar geen kans van slagen heeft.
5. Het gerecht beoordeelt bij een verzoek om een voorlopige voorziening ook of het niet schorsen van de bestreden beschikking onevenredig nadeel voor verzoeker met zich brengt in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van die beschikking te dienen belang. Als al duidelijk is dat het bezwaar niet zal slagen, is er weinig ruimte om op grond van een belangenafweging nog te beslissen dat het besluit geschorst moet worden. Het gerecht begrijpt dat verzoeker in Aruba wil blijven wonen. Daar staat het belang van de verweerder tegenover om op te treden tegen illegaal verblijf door uitzetting van illegaal op Aruba verblijvende vreemdelingen. Naar het oordeel van het gerecht gaat het belang van verweerder in dit geval boven het belang van verzoeker. Er zijn dan ook geen redenen om te oordelen dat de onmiddellijke uitvoering van het uitzettingsbevel leidt tot onevenredig nadeel als hiervoor bedoeld.
Conclusie
6. Wat hiervoor is overwogen, leidt tot de slotsom dat de bestreden beschikking in bezwaar naar alle waarschijnlijkheid in stand zal blijven. Gelet hierop is er geen grond voor schorsing van de bestreden beschikking noch voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek wordt afgewezen.
6.1
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.
BESLISSING
De rechter in dit gerecht:
- wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. B.J. van Ettekoven, rechter in dit gerecht, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 2 december 2024, in tegenwoordigheid van mr. M.E.C. Bakker, de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Bijlage: juridische kader bij zaak AUA202403748 (LAR)
Landsverordening toelating en uitzetting
Artikel 15
1. Uitgezet kunnen worden:
[…]
d. personen die tot tijdelijk verblijf werden toegelaten, wanneer zij in het land worden aangetroffen, nadat de geldigheidsduur van hun tijdelijke verblijfsvergunning is verstreken of nadat de geldigheid van de vergunning door enige andere oorzaak is vervallen.
2. De uitzetting geschiedt krachtens een met redenen omkleed bevelschrift van de minister, belast met justitiële aangelegenheden, houdende het bevel Aruba binnen een daarbij te bepalen termijn te verlaten. Het bevelschrift vermeldt de periode waarin aan de betrokkene de toelating tot Aruba zal worden geweigerd; deze periode bedraagt ten hoogste acht jaar.
Toelatingsbesluit 2009
Artikel 14
[…]
4. Een toelating op grond van een vergunning tot tijdelijk verblijf kan worden verlengd. De verlenging geschiedt door het afgeven van een nieuwe vergunning tot tijdelijk verblijf. De ingangsdatum van die vergunning sluit, zo mogelijk, aan op de einddatum van de voorgaande vergunning, doch ligt nimmer vóór de datum van indiening van
het verzoek om afgifte van een vergunning.
5. Met een persoon die in het bezit is van een vergunning tot tijdelijk verblijf, wordt gelijkgesteld degene op wiens tijdig gedane verzoek om verlening van een nieuwe vergunning niet beslist is vóór het einde van zijn toelating op grond van de voorafgaande vergunning.
Artikel 15
1. De toelatingsplichtige wiens toelating op grond van een vergunning tot tijdelijk verblijf is geëindigd, en die niet overeenkomstig artikel 14, vijfde lid, om verlenging van zijn toelating heeft verzocht, verlaat Aruba binnen dertig dagen na de in die vergunning
vermelde einddatum van de geldigheid daarvan.
2. Gedurende de periode, bedoeld in het eerste lid, wordt de betrokkene gelijkgesteld met een toerist.
Handboek toelating 2023
A.8 VERNIEUWING VAN EEN VERGUNNING (VERLENGING)
a. Aanbevolen wordt om een aanvraag voor een nieuwe vergunning minstens drie (3) maanden vóór het verlopen van de laatste vergunning in te dienen.
b. In afwachting van de beslissing op zijn aanvraag voor een nieuwe vergunning tot tijdelijk verblijf die tijdig is ingediend, mag de aanvrager zijn werkzaamheden voortzetten bij dezelfde werkgever. Indien de aanvraag niet tijdig is ingediend komt dat voor de rekening van de aanvrager.