ECLI:NL:OGEAA:2024:290

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
27 oktober 2024
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
320 van 2024
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor uitlokking van moord met verminderde toerekeningsvatbaarheid

In deze strafzaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 27 september 2024 uitspraak gedaan tegen de verdachte, die is veroordeeld tot achttien jaren gevangenisstraf voor het uitlokken van moord. De verdachte, geboren in 1985 en thans gedetineerd, heeft een medeverdachte aangemoedigd om haar levenspartner, [slachtoffer], te vermoorden. De feiten vonden plaats op 24 december 2023, waarbij de medeverdachte het slachtoffer heeft gewurgd en vervolgens met de auto over hem heen is gereden. De verdachte heeft de medeverdachte hiervoor een geldbedrag beloofd. Tijdens de rechtszaak heeft de officier van justitie een gevangenisstraf van twintig jaar geëist, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak op basis van de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. Het Gerecht heeft de verklaringen van de medeverdachte als betrouwbaar beoordeeld, ondanks zijn eerdere psychische problemen. De verdachte is als verminderd toerekeningsvatbaar beoordeeld, maar het Gerecht oordeelde dat dit niet voldoende was om een lichtere straf op te leggen. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor haar daden en er is geen berouw getoond. De uitspraak benadrukt de ernst van het delict en de impact op de samenleving.

Uitspraak

Parketnummer: P-2024/00378
Zaaknummer: 320 van 2024
Uitspraak: 27 september 2024 Tegenspraak

Vonnis van dit Gerecht

in de strafzaak tegen de verdachte:

[Verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.
Onderzoek van de zaak
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 6 september 2024. De verdachte is verschenen, bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. D.G. Croes, advocaat in Aruba.
De officier van justitie, mr. W.E.M. van Erp, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig (20) jaren, met aftrek van voorarrest.
Haar vordering behelst voorts:
- de teruggave van de onder de verdachte in beslag genomen mobiele telefoons aan de verdachte.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
dat [medeverdachte] en/of een ander op of omstreeks 24 december 2023 te Aruba,
opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft die [medeverdachte] met dat opzet en voorbedachten rade die [slachtoffer]:
in een wurggreep gehouden en vervolgens meermalen althans eenmaal diens nek met kracht naar beiden kanten gedraaid en/of de keel van die [slachtoffer] met kracht dicht geknepen en/of gedrukt en/of die [slachtoffer] gewurgd en vervolgens uit de auto geduwd waardoor die [slachtoffer] met zijn hoofd op de grond is gekomen en vervolgens met de auto meermalen althans eenmaal over die [slachtoffer] heeft gereden,
welk feit verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2023 tot en met 24 december 2023 te Aruba opzettelijk heeft uitgelokt door giften en/of beloften en/of misleiding en/of door het verschaffen van middelen, te weten door die [medeverdachte]:
  • te beloven om hem Afl. 2,000,-, althans een geldbedrag, te betalen voor de uitvoering van die opdracht en/of
  • een voorschot van Afl. 150,-, althans een geldbedrag, te betalen.
Formele voorvragen
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewezenverklaring
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd, met dien verstande:
dat [medeverdachte]
en/of een anderop
of omstreeks24 december 2023 te Aruba,
opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft die [medeverdachte] met dat opzet en voorbedachten rade die [slachtoffer]
:
in een wurggreep gehouden en vervolgens meermalen althans eenmaal diens nek gedraaid
en/of de keel van die [slachtoffer] met kracht dicht geknepen en/of gedrukten
/ofdie [slachtoffer] gewurgd en vervolgens uit de auto geduwd waardoor die [slachtoffer] met zijn hoofd op de grond is gekomen en
is die [medeverdachte]vervolgens met de auto
meermalen althanseenmaal over die [slachtoffer]
heeftgereden,
welk feit verdachte op een of meer tijdstippen
in ofomstreeks de periode van 1 november 2023 tot en met 24 december 2023 te Aruba opzettelijk heeft uitgelokt door giften en
/ofbeloften
en/of misleiding en/of door het verschaffen van middelen, te weten door die [medeverdachte]:
  • te beloven om hem Afl. 2.000,-
  • een voorschot van Afl. 150,-
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door het Gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en voert daartoe samengevat het volgende aan. Het ten laste gelegde kan niet wettig en overtuigend worden bewezen. Het bewijs in deze zaak berust slechts op één bron, namelijk de verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte]. De verklaringen van [medeverdachte] zijn, gelet op de inconsistenties, onbetrouwbaar. Bovendien heeft [medeverdachte] verklaard dat hij aan dissociatieve identiteitsstoornis lijdt en dus meerdere personaliteiten heeft en 15 mensen heeft gedood. Een fantast dus. De verdachte is gediagnosticeerd met een licht verstandelijke beperking waardoor zij niet het denkvermogen heeft om een moord te kunnen plannen en om een ander uit te lokken om die moord te plegen.
Het Gerecht overweegt als volgt.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen blijkt het volgende.
Op 24 december 2023 omstreeks 19:00 uur is naar aanleiding van een melding langs de weg een stoffelijk overschot aangetroffen in [adres 1], vlakbij de [plaats 1]. Het slachtoffer bleek later [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) te zijn, zijnde de levenspartner van de verdachte.
De verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte]
Hij heeft [slachtoffer] op verzoek van de verdachte en tegen betaling door de verdachte vermoord. De verdachte kwam omstreeks november 2023 bij hem thuis en uitte haar frustraties over [slachtoffer]. De verdachte vertelde hem dat [slachtoffer] altijd alles op zijn manier wilde doen, dat hij altijd zijn zin moest krijgen, dat zij altijd moest doen wat [slachtoffer] wilde en dat [slachtoffer] macht over haar had. De verdachte vroeg toen aan hem om [slachtoffer] voor haar af te maken. Omdat het financieel heel slecht ging met hem en hij geld nodig had voor zijn zoon, heeft hij tegen de verdachte gezegd dat hij [slachtoffer] voor Afl. 2.000,- zou vermoorden. De verdachte ging hiermee akkoord. Hij vroeg aan de verdachte om een voorschot en de verdachte zei tegen hem dat zij hem een voorschot van Afl. 150,- zou geven. De rest zou hij krijgen nadat hij [slachtoffer] zou hebben vermoord. Hij verklaarde dat hij hiermee akkoord ging. Hij heeft bij het werk van de verdachte ([werkplaats van verdachte]) Afl. 150,- van haar gekregen. Op 22 december 2023 hebben zij telefonisch over het plan om [slachtoffer] te vermoorden gesproken. Op 23 december 2023 omstreeks 22:00 uur belde hij [slachtoffer] op. Hij zei tegen hem dat hij een vrouw kent die bereid was om een “foursome” te doen en dat zij haar bij [adres 1] moesten ontmoeten. [Slachtoffer] ging hiermee akkoord en omstreeks 23:00 uur kwam [slachtoffer] hem ophalen. Op 24 december 2023 omstreeks 00:15 uur parkeerde [slachtoffer] zijn auto vlakbij de [plaats 1]. Toen [slachtoffer] zijn auto parkeerde heeft hij hem gewurgd totdat hij niet meer reageerde. Daarna heeft hij [slachtoffer] uit de auto geduwd. [Slachtoffer] is toen met zijn hoofd op de grond gekomen. Hij probeerde een scenario te creëren om het te laten lijken op een aanrijding en probeerde met de auto over hem te rijden. Hij heeft het lichaam toen aldaar langs de weg achtergelaten. Hij heeft zijn vriend [betrokkene] (hierna: [betrokkene]) gebeld om hem te ontmoeten. Hij en [betrokkene] hebben elkaar ontmoet en zijn vervolgens in twee auto’s richting [adres 2] gereden. Hij heeft de auto van [slachtoffer] achter een school vlakbij [adres] achtergelaten. Hij en [betrokkene] zijn daarna samen naar huis gereden. Onderweg heeft hij [betrokkene] verteld dat hij [slachtoffer] in opdracht van de verdachte heeft vermoord. Toen hij thuis was gekomen heeft hij de verdachte omstreeks 3:00 uur een Whatsapp bericht gestuurd met de mededeling dat de klus klaar was en dat hij [slachtoffer] vermoord had en dat hij zo snel mogelijk zijn geld wilde hebben.
De verdachte is diezelfde dag op 24 december 2023 omstreeks 18:00 uur lopend naar zijn huis gekomen. De verdachte wilde bewijs hebben dat hij [slachtoffer] werkelijk had vermoord en hij toonde haar de portemonnee en mobiele telefoon van [slachtoffer]. De verdachte zei tegen hem dat hij de bankpas van [slachtoffer] kon gebruiken om de helft van het restant, van wat zij hem nog schuldig was, te pinnen. Hij en de verdachte zijn toen met de bankpas van [slachtoffer] naar [plaats 2] gegaan om een paar dingen te kopen en te kijken of met de bankpas van [slachtoffer] (via swipe) betaald zou kunnen worden. De verdachte heeft hem Afl. 25,- gegeven voor het geval de bankpas van [slachtoffer] het niet deed. Hij heeft toen aldaar goederen gekocht, maar de betaling met de bankpas van [slachtoffer] lukte niet. Hij betaalde toen met het contante geld dat hij van de verdachte heeft gekregen en stapte vervolgens weer in de auto. Hij heeft de portemonnee en de bankpas van [slachtoffer] weggegooid. Hij heeft de verdachte toen dicht bij haar huis (ter hoogte van [plaats 3]) afgezet. Op 26 december 2023 is er telefonisch contact geweest tussen hem en de verdachte. Hij heeft toen nogmaals om zijn geld gevraagd.
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte]
Het Gerecht heeft geen enkele reden om aan de gedetailleerde en verifieerbare verklaringen van [medeverdachte] te twijfelen.
De verklaringen van [medeverdachte] worden op veel punten ondersteund door concreet, objectief en verifieerbaar bewijs zoals:
1. De getuige [getuige 1], die samen met de verdachte bij [werkplaats van verdachte] werkt, heeft bij de politie verklaard dat zij in december 2023 op verzoek van de verdachte bij het werk een geldbedrag aan een man die aldaar kwam heeft gegeven. De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat de getuige [getuige 1] in december 2023 inderdaad op het werk op haar verzoek Afl. 150,- aan [medeverdachte] heeft gegeven.
2. Uit de belgegevens blijkt het volgende:
- de verdachte heeft [medeverdachte] op 22 december 2023 gebeld;
- de verdachte heeft [medeverdachte] op 24 december 2023 tussen 2:22 uur en 3:45 uur vijf keer gebeld (de verdachte heeft die dag tot 2:00 uur gewerkt);
- de verdachte heeft [slachtoffer] op 24 december 2023 na het werk geen enkele keer gebeld;
- Op 26 december 2023 is er telefonisch contact geweest tussen [medeverdachte] en de verdachte.
3. De verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat zij op 24 december 2023 lopend naar de woning van [medeverdachte] is gegaan. De getuige [getuige 2] heeft die dag na 20:00 uur gezien dat [medeverdachte] de verdachte vlakbij [plaats 3] (ter hoogte van het appartement van de verdachte) met zijn rode auto heeft afgezet.
4. Uit de gegevens van de bank van [slachtoffer] blijkt dat onbekenden op 24 december 2023 om 18:11 uur hebben geprobeerd om de bankpas van [slachtoffer] bij [plaats 2] te gebruiken.
5. De getuige [getuige 3] heeft verklaard dat [slachtoffer] haar verteld heeft dat de verdachte elke keer programma’s kijkt over serie moordenaars om zo te bestuderen hoe ze hem zou vermoorden. De getuige [getuige 4] heeft verklaard dat [slachtoffer] eens tegen hem heeft gezegd dat de verdachte hem wilde vergiftigen. De getuige [getuige 5] heeft verklaard dat de verdachte tegen hem had gezegd dat zij veel problemen had met [slachtoffer], dat ze zat was van hem en [slachtoffer] wilde wurgen. De getuige [getuige 6] heeft verklaard dat de verdachte hem een paar jaar geleden had gezegd dat ze genoeg had van [slachtoffer] en dat ze [slachtoffer] wilde vermoorden.
De verklaringen van de verdachte zijn tegenstrijdig en leugenachtig gebleken.
Uit de bewijsmiddelen blijkt voldoende dat de verdachte de moord op [slachtoffer] heeft uitgelokt. Ze had problemen met [slachtoffer], zoals ze tegen verschillende personen had verklaard, en ze wilde dat hij dood was. [Medeverdachte] zat in geldnood en was makkelijk te bewegen om die klus voor de verdachte te klaren.
Het verweer dat de verdachte door haar licht verstandelijke beperking niet in staat zou zijn om een moord te kunnen plannen en een ander uit te lokken om die moord te plegen wordt, gelet op het psychologisch rapport, verworpen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijke uitlokking van moord door giften en beloften,
strafbaar gesteld bij de artikelen 2:262 jo. 1:123 lid 1 sub b van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Oplegging van straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten is en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan uitlokking van de moord op haar levenspartner. Zij heeft dit gedaan door een voorschot te betalen en een geldbedrag in het vooruitzicht te stellen. De verdachte heeft het slachtoffer uit de weg willen ruimen, maar zij heeft daaraan haar eigen handen niet vuil willen maken.
Moord wordt in ons strafrechtstelsel terecht beschouwd als een van de ernstigste misdrijven. Door haar handelen heeft de verdachte blijk gegeven van een totaal gebrek aan respect voor het leven van een medemens. De verdachte heeft het slachtoffer hiermee zijn kostbaarste bezit, te weten het leven dat nog voor hem lag, ontnomen en de naasten en nabestaanden van het slachtoffer een groot en onherstelbaar verlies en veel verdriet toegebracht, hetgeen ook blijkt uit de verklaringen van familieleden die ter zitting zijn voorgedragen. Feiten als de onderhavige veroorzaken bovendien ernstige gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving in het algemeen. De samenleving eist dat zulke daden worden vergolden, ook met het oog op afschrikking van anderen.
Voorts neemt het Gerecht in aanmerking dat de verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven over haar aandeel in het feit. Zij heeft gelet op haar proceshouding ook geen verantwoordelijkheid voor haar daad genomen, laat staan berouw getoond.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van lange duur met zich meebrengt.
In dat verband dient aansluiting te worden gezocht bij de door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie geformuleerde oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin wordt voor moord als indicatie de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van achttien (18) jaren gegeven. Als strafverlagende factor wordt daarin “gebrekkig ontwikkelingsniveau verdachte” vermeld. Als strafverhogende factoren wordt “publieke locus delicti, in vereniging gepleegd, geschokte rechtsorde, bijzondere gewelddadigheid en/of gruwelijkheid, bij moord: grote mate van planmatigheid” vermeld.
De verdachte is, zo blijkt uit zijn uit strafkaart, niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten.
Ten aanzien van de verdachte is op 27 juli 2024 een psychologisch rapport uitgebracht. De psycholoog rapporteert - samengevat - het volgende.
De onderzochte heeft een licht verstandelijke beperking. Zij heeft weinig controle over haar emoties en ze kan haar behoeften niet uitstellen. Hierdoor heeft ze mogelijk het delict gepland, omdat ze haar gevoelens snel wilde omzetten in daden. Anderen kunnen gemakkelijk over haar grenzen heen stappen. Bij conflicten in de relationele sfeer lukt het haar niet om de problemen aan te pakken of om hulp te vragen. Hierdoor lopen de spanningen op en raakt ze overspoeld door deze emoties. Om de negatieve symptomen tegen te gaan, is ze mogelijk op zoek gegaan naar een rigoureuze oplossing. Aangezien ze niet op een adequate manier om hulp kan vragen en niet het intellectueel vermogen heeft om goede beslissingen te nemen, kan ze drastische keuzes maken. De onderzochte beschikt over verminderde intellectuele capaciteiten, maar ze kan wel onderscheid maken tussen goed of fout. Ze begrijpt echter de ernst van haar daden en de impact van haar gedrag op anderen niet, waardoor ze als verminderd toerekeningsvatbaar wordt beoordeeld. Ze heeft een lage gewetensontwikkeling. Het risico op recidive is op de lange termijn, zonder professionele hulp, matig tot hoog. Om het risico op het opnieuw plegen van een delict zo laag mogelijk te houden wordt reclasseringstoezicht geadviseerd. Daarbij is van belang dat de onderzochte ondersteund wordt in het omgaan met haar intellectuele beperking en begeleiding krijgt in het aangaan en het op een gezonde manier onderhouden van intieme en sociale contacten.
Het Gerecht neemt voornoemde conclusie, waarin de psycholoog adviseert om de verdachte het delict verminderd toe te rekenen, over en maakt deze tot de zijne.
Anders dan door de psycholoog is geadviseerd verzet de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard zich tegen oplegging van een (deels)voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, nu dan ten hoogte vier jaren gevangenisstraf kan worden opgelegd.
Het Gerecht ziet reeds vanwege de duur van de aan de verdachte op te leggen straf geen mogelijkheden voor het bij de straftoemeting betrekken van de op zich zelf beschouwd noodzakelijke maatregel (reclasseringstoezicht) die is gericht op het terugbrengen van de kans op recidive.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, rekening houdend met de verminderde toerekeningsvatbaarheid, tot de slotsom gekomen dat een onvoorwaardelijke straf van na te melden duur passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
In beslag genomen voorwerpen
Aan de orde zijn voorts de onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
Het Gerecht is van oordeel dat zich geen strafvorderlijk belang verzet tegen teruggave aan de verdachte van de twee onder de verdachte in beslag genomen mobiele telefoons. Daarom zal daarvan de teruggave aan de verdachte worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op artikel 1:62 van het Wetboek van Strafrecht van Aruba.

BESLISSING

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor bewezen geacht, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor omschreven;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de
achttien (18) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
gelast de teruggave van de twee onder de verdachte in beslag genomen mobiele telefoons aan de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. E.M.D. Angela, bijgestaan door mr. S.M. Eman, (zittingsgriffier), en op 27 september 2024 in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van het Gerecht in Aruba.