ECLI:NL:OGEAA:2024:29

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
AUA202201665
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en de toedeling van de woning

In deze zaak, die voorligt bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, betreft het de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen een man en een vrouw na hun echtscheiding. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 29 november 2023, waarin een comparitie van partijen is bepaald. Deze comparitie vond plaats op 20 februari 2024, waarbij beide partijen, bijgestaan door hun advocaten, aanwezig waren. Tijdens deze zitting is de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap besproken, met name de toedeling van de woning aan de man. De woning, die deel uitmaakt van de gemeenschap, is een perceel eigendomsgrond met opstallen, waar de vrouw met hun dochter verblijft en de man in een appartement. De man zal de woning in beginsel toegewezen krijgen, mits hij de waarde kan financieren. Een taxateur zal worden ingeschakeld om de huidige onderhandse verkoopwaarde van de woning te bepalen, waarbij ook de makelaar advies zal geven over mogelijke waardevermindering door burenoverlast.

Daarnaast zijn er verschillende financiële aspecten aan de orde gekomen, zoals een hypothecaire lening op de woning, die door beide partijen gelijkelijk gedragen dient te worden, en de verdeling van inboedel en bankrekeningen. De man heeft ook schulden aan zijn vader en een lening bij de CMB, die in de verdeling moeten worden meegenomen. Het vonnis bevat ook bepalingen over de pensioenrechten van de man, die voor de vrouw een deel van het opgebouwde pensioen toekomen. De zaak is aangehouden voor het overleggen van aanvullende stukken door de man, waaronder taxatierapporten en bewijsstukken van betalingen. Het Gerecht heeft de zaak verwezen naar de rol voor akte overlegging van stukken, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

Vonnis van 28 februari 2024 (bij vervroeging)
Behorend bij A.R. no. AUA202201665
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Naam eiser in conventie, gedaagde in reconventie],
wonende te Aruba,
eiser in conventie,
gedaagde in reconventie,
hierna ook te noemen: de man,
gemachtigde: de advocaat mr. B.M. de Sousa,
tegen:
[Naam gedaagde in conventie, eiseres in reconventie],
wonende te Aruba,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna ook te noemen: de vrouw,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn.

1.DE VERDERE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit het tussenvonnis van 29 november 2023 en de daarin genoemde stukken.
1.2
Bij voormeld tussenvonnis is (onder meer) een comparitie van partijen bepaald. De comparitie heeft plaatsgevonden op 20 februari 2024. Partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun respectievelijke gemachtigden voornoemd, en hebben op vragen van het Gerecht geantwoord. Voorafgaand aan de zitting zijn door de man nadere producties overgelegd (genummerd 1 tot en met 20), een en ander zoals in het tussenvonnis verzocht.
1.3
Vonnis is vervolgens bepaald op vandaag.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Tijdens de comparitie is de omvang en (wijze van) verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap met partijen besproken. Naar aanleiding daarvan geldt als volgt.
De woning
2.2
Tot de huwelijksgoederengemeenschap behoort een perceel eigendomsgrond met opstallen, gelegen te [adres] (hierna: de woning). Ter comparitie is gebleken dat de woning bestaat uit (onder meer) de woning zelf, met daaraan verbonden een appartement. De vrouw verblijft met de dochter van partijen in de woning en de man verblijft in het appartement.
2.3
In beginsel zal de woning aan de man worden toegedeeld. Teneinde de waarde te bepalen waartegen de toedeling zal plaatsvinden, dient de huidige onderhandse verkoopwaarde te worden bepaald. Ter zitting is besproken dat partijen gezamenlijk, via hun gemachtigden, opdracht zullen geven aan de taxateur [Naam taxateur]. Deze taxateur dient de onderhandse verkoopwaarde van de woning per datum van zijn taxatie te bepalen. De taxateur zal zich daarbij moeten laten adviseren door de makelaar [Naam makelaar], werkzaam bij Century 21 makelaars te Aruba, waarbij deze makelaar met name dient aan te geven of zijns inziens sprake is van een waardevermindering vanwege de door de man gestelde overlast door de buren en zo ja, hoe dit zich in de waarde vertaald. De taxateur zal de opmerkingen/adviezen van de makelaar duidelijk kenbaar in zijn taxatie moeten benoemen en moeten motiveren waarom en in hoeverre hij daarmee bij het bepalen van de waarde wel of geen rekening heeft gehouden. Zoals besproken zullen partijen eveneens gezamenlijk, via hun gemachtigden, opdracht geven aan deze makelaar. De kosten van de taxateur en makelaar zullen vooralsnog door de man worden voldaan. Bij eindbeslissing in deze zaak worden deze kosten tussen partijen verrekend. De man dient de facturen van de taxateur en de makelaar tezamen met betalingsbewijzen, gelijktijdig met het taxatierapport, in het geding te brengen.
2.4
Nadat de waarde van de woning is bepaald, zal moeten worden bezien of de man de toedeling aan hem van de woning tegen deze waarde kan financieren. De man heeft stukken overgelegd waaruit blijkt dat dit mogelijk zou moeten zijn. Indien dit alsnog niet mogelijk blijkt, zal de woning aan een derde moeten worden verkocht.
Hypothecaire geldlening
2.5
Per februari 2024 rust op de woning nog een hypothecaire geldlening van Afl. 82.788,39. Deze lening dient in beginsel door beide partijen gelijkelijk te worden gedragen. Tijdens de comparitie van partijen is echter gebleken dat de man de lening na de peildatum met Afl. 65.000,- heeft verhoogd ten behoeve van de financiering van de aankoop door hem van de auto van het merk [auto merk] (hierna: de [auto MERK]). Verder zijn volgens de man met een deel van dit extra geleende bedrag (in de huwelijksgoederengemeenschap vallende) schulden van partijen afgelost. Indien dit zo is, dient voor dit deel de verhoging van de hypothecaire geldlening ten laste van beide partijen gezamenlijk te komen. Voor het overige is de verhoging voor rekening van de man, nu dit slechts aan hem ten goede is gekomen. De man zal in de gelegenheid worden gesteld om stukken in het geding te brengen waaruit de koopsom en betaling van de [auto MERK] blijken, alsmede de facturen en betaalbewijzen van de volgens de man betaalde schulden van partijen.
Grondbelasting
2.6
Op het moment van de toedeling van de woning aan de man of de levering na verkoop van de woning aan een derde, zal de dan openstaande grondbelasting door beide partijen gezamenlijk, voor gelijke delen, moeten worden voldaan.
De inboedel
2.7
Ter comparitie heeft de man zich op het standpunt gesteld dat de inboedel van de woning aan de vrouw kan worden toegedeeld, zonder nadere verrekening. Daarom zal bij eindvonnis aldus worden beslist. Tussen partijen is verder niet in geschil dat de inboedel van het appartement na de peildatum door de man is gekocht en dat deze inboedel daarom alleen aan hem toebehoort en niet voor verdeling in aanmerking komt.
Bankrekeningen
2.8
Zoals tijdens de comparitie besproken, zal de man een bankafschrift van zijn Nederlandse ING-spaarrekening dienen te overleggen met daarop het saldo per peildatum (dus het saldo per 19 augustus 2014) of een schrijven van deze bank waaruit dit saldo blijkt. Dit saldo zal tussen partijen moeten worden verdeeld.
2.9
Voor wat betreft de overige bankrekeningen van partijen is niet in geschil dat de saldi van deze bankrekeningen moeten worden geacht te zijn verdeeld.
De auto’s
2.1
In het tussenvonnis van 23 november 2023 is vastgesteld dat ook de [auto MERK] tot de huwelijksgoederengemeenschap behoort. Zoals volgt uit hetgeen hiervoor ten aanzien van de hypothecaire geldlening is overwogen en zoals tijdens de comparitie is gebleken, is deze auto eerst na de echtscheiding door de man gekocht. De [auto MERK] maakt daarom geen deel uit van de te verdelen huwelijksgoederengemeenschap.
2.11
Dit brengt mee dat op de in het tussenvonnis bepaalde wijze van verdeling van de auto’s moet worden teruggekomen. De [auto merk 2] zal tegen een waarde van Afl. 9.000,- aan de vrouw worden toegedeeld, onder de verplichting om bij wege van overbedelingsvergoeding Afl. 4.500,- aan de man te voldoen.
2.12
Voor wat betreft de [auto merk 3] verschillen partijen van mening over wie het bezit van deze auto had en wie deze auto heeft verkocht. Volgens de vrouw heeft de man de auto na de peildatum verkocht en heeft hij de verkoopopbrengst niet met haar gedeeld. De man stelt op zijn beurt dat de vrouw de auto heeft verkocht en dat zij de helft van de verkoopopbrengst al aan de man heeft gegeven. Gelet op deze tegenover elkaar staande verklaringen en nu geen van partijen (ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld) stukken heeft overgelegd of concrete (voor bewijs vatbare) feiten en/of omstandigheden heeft gesteld die steun bieden aan hun respectievelijke stellingen, is niet vast te stellen wie van partijen het gelijk aan zijn zijde heeft. Dat ter zake van deze auto nog moet worden verdeeld of verrekend kan daarom niet worden gezegd.
De ondernemingen
2.13
Ter comparitie is gebleken dat geen sprake is van op de peildatum aanwezige ondernemingen van partijen.
Pensioen van de man
2.14
Blijkens de door de man overgelegde stukken heeft de man bij het Pension Fund Tourism Sector Aruba per peildatum een bedrag van Afl. 21.094,25 aan pensioen opgebouwd. De vrouw komt hiervan de helft toe. Zoals ter comparitie met partijen besproken, zal de man het pensioenfonds benaderen teneinde te bewerkstelligen dat het aan de vrouw toekomende deel te zijner tijd direct aan haar zal worden uitgekeerd. De man zal stukken dienen te overleggen waaruit een dergelijk verzoek blijkt, alsmede de reactie hierop van het pensioenfonds.
2.15
Tevens blijkt uit de overgelegde stukken dat de man vanaf 2011 pensioen heeft opgebouwd bij Guardian Group. De man zal, nu dit voor het Gerecht uit de reeds overgelegde stukken onvoldoende blijkt, stukken moeten overleggen waaruit volgt welk pensioenbedrag hij daar tot en met 19 augustus 2014 heeft opgebouwd. Ook hier zal de man het pensioenfonds moeten benaderen teneinde te bewerkstelligen dat het van dit pensioen aan de vrouw toekomende deel bij uitkering direct aan de vrouw wordt voldaan en stukken moeten te overleggen waaruit een dergelijk verzoek en de reactie daarop blijkt.
2.16
Indien en voor zover het pensioen bij Guardian Group (toch) onderdeel uitmaakt van het bij het Pension Fund Tourism Sector Aruba opgebouwde pensioen, zal de man stukken moeten overleggen waaruit dit genoegzaam blijkt.
Schulden aan de vader van de man
2.17
Vast staat dat per peildatum een drietal schulden van partijen aan de vader van de man bestaat: een restantbedrag van Afl. 41.512,40 ter zake van een lening uit 1999, Afl. 23.268,- ter zake van een lening uit 2006 en Afl. 22.500,- ter zake van een lening uit 2012. In totaal betreft het Afl. 87.280,40. In het kader van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap zal worden bepaald dat de man deze schulden in de onderlinge verhouding tussen partijen dient te dragen en dat de vrouw ter zake van deze schulden een bedrag van in totaal Afl. 43.640,20 aan de man dient te voldoen.
Lening CMB
2.18
Voor wat betreft de schuld aan de CMB is ter comparitie gebleken dat deze schuld op de peildatum Afl. 17.431,- bedroeg en dat deze lening na de peildatum geheel door de man is afgelost. De vrouw is daarom gehouden ter zake van deze lening een bedrag van Afl. 8.715,50 aan de man te betalen.
Belastingen
2.19
Van in de huwelijksgoederengemeenschap vallende belastingschulden is in het kader van deze procedure niet gebleken.
Door de man na echtscheiding betaalde lasten
2.2
Vast staat dat de man sinds de peildatum alle hypothecaire lasten heeft voldaan. Deze lasten bestaan uit een rentedeel, aflossing en verzekering. Blijkens de door de man overgelegde stukken, waarvan namens de vrouw tijdens de comparitie desgevraagd is bevestigd dat deze als uitgangspunt kunnen gelden, heeft de man in de periode van september 2014 tot en met januari 2024 ter zake van de rente een bedraag van in totaal Afl. 70.907,69 betaald, een bedrag van in totaal Afl. 100.447,76 aan aflossing en een bedrag van in totaal Afl. 16.734,- ter zake van de verzekering. Omdat deze door de man betaalde lasten eigenaarslasten zijn en nu ook de vrouw in de woning woont, dient de vrouw de helft van deze bedragen aan de man te vergoeden. Dit betreft een bedrag van in totaal Afl. 94.044,72.
2.21
Ook voor wat betreft de door de man na januari 2024 betaalde hypotheeklasten geldt dat de vrouw is gehouden (al dan niet bij toedeling van de woning aan de man of bij levering van de woning aan een derde) de helft daarvan aan de man terug te betalen.
2.22
Verder dient de vrouw volgens de man aan hem (terug) te betalen de helft van alle lasten die hij vanaf de echtscheiding voor de vrouw is blijven betalen. Blijkens het als nadere productie 5 overgelegde overzicht van de man gaat het om door hem betaalde kosten voor de inboedelverzekering, ELMAR (elektriciteit), WEB (water), SETAR (telefoon) en het sparen voor de studie van de kinderen van in totaal Afl. 113.382,08. Blijkens de tijdens de comparitie door de man gegeven toelichting betreft dit bedrag de kosten voor de man, de vrouw en hun beider kinderen gezamenlijk. Voor betaling door de vrouw van dit gehele bedrag bestaat daarom geen grond. Zoals ter comparitie is gebleken, hebben partijen geen afspraken gemaakt over het al dan niet (terug)betalen van de vrouw van deze door de man betaalde lasten. Nu verder de man deze lasten, zoals hij ter comparitie heeft gesteld, “voor de kinderen” is blijven betalen en moet worden aangenomen dat bij het bepalen van de hoogte van de door de man ten behoeve van de kinderen te betalen kinderalimentatie rekening is gehouden met het gegeven dat hij deze lasten betaalt, ziet het Gerecht geen grond voor veroordeling van de vrouw tot betaling van enig bedrag aan de man ter zake van deze lasten.
Overigens
2.23
Tijdens de comparitie is niet aan de orde kunnen komen hoe een eventuele verkoop van de woning aan een derde plaats zal dienen te vinden (openbaar of onderhands, op welke termijn, met behulp van welke makelaar en dergelijke). Dit zal zo nodig op een later moment nog aan de orde worden gesteld.
2.24
Uit hetgeen partijen hebben aangevoerd en de door de man (als nadere productie 10) overgelegde waarderingen van de woning uit 2013 en 2017, begrijpt het Gerecht dat de woning met een tweetal appartementen is uitgebreid en dat de bouw daarvan is gefinancierd met de lening van de vader van de man uit 2012. Nu, zoals hiervoor is overwogen, ook de vrouw de lening aan de vader van de man moet terugbetalen, dient zij ook te delen in de waardevermeerdering van de woning als gevolg van de met die lening gefinancierde verbouwing. Dat de verbouwing (deels) na de peildatum is uitgevoerd, doet daar niet aan af en ook overigens zijn geen feiten en/of omstandigheden gesteld of gebleken die tot een ander oordeel leiden.
Slotsom
2.25
Zoals hiervoor is overwogen zullen partijen gezamenlijk opdracht geven aan een taxateur en een makelaar teneinde de waarde van de woning te bepalen. De man zal dit taxatierapport bij akte in het geding moeten brengen, tezamen met de facturen van de taxateur en makelaar en betalingsbewijzen daarvan.
2.26
Bij diezelfde akte dient de man stukken over te leggen met betrekking tot de aankoop en betaling van de [auto MERK], alsmede de facturen en betaalbewijzen van de gestelde, door hem betaalde (gemeenschaps)schulden zoals hiervoor in 2.5 bedoeld. Tevens dient de man bij die akte een bankafschrift of ander stuk te overleggen waaruit het saldo per peildatum van zijn Nederlandse spaarrekening bij de ING Bank blijkt (zoals in 2.8 omschreven) en de hiervoor in 2.14, 2.15 en 2.16 bedoelde stukken met betrekking tot zijn pensioen.
2.27
De zaak zal voor akte overlegging van voormelde stukken door de man worden verwezen naar de rol zoals hierna te vermelden.
2.28
In afwachting van deze door de man te nemen akte zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
3.1
verwijst de zaak naar de rol van
woensdag 10 april 2024voor akte overleggen stukken van de zijde van de man, een en ander zoals hiervoor in 2.25 en 2.26 omschreven;
3.2
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 28 februari 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.