Eiseres] maakt in haar verzoekschrift aanspraak op een bedrag van Afl. 2.000,-. Het Gerecht kan op basis van de stellingen van [eiseres] echter niet vaststellen dat [gedaagde] inderdaad nog Afl. 2.000,- (of een ander bedrag) aan [eiseres] schuldig is, en wel om de volgende redenen.
i. In de eerste plaats geldt dat [eiseres] niet heeft kunnen uitleggen wat nu precies de afspraken waren tussen partijen. Zij heeft aanvankelijk tijdens de zitting verteld dat [gedaagde] twee keer Afl. 1.000,- heeft geleend en dat zij iedere maand Afl. 150,- aan rente zou moeten betalen. Dit komt ook overeen met de informatie in het verzoekschrift en in eerdere aanmaningen die namens [eiseres] aan [gedaagde] zijn gestuurd. Toen het Gerecht [eiseres] erop wees dat dat wel een hele hoge rente was, vertelde zij dat [gedaagde] Afl. 150,- aan rente zou betalen als zij de schuld in één maand zou terugbetalen, en dat zij anders Afl. 50,- per maand aan rente verschuldigd zou zijn. [Gedaagde] heeft die laatste stelling van [eiseres] bestreden. Daardoor is niet komen vast te staan wat partijen nu precies met elkaar hebben afgesproken over de hoogte van het bedrag dat [gedaagde] aan [eiseres] zou moeten terugbetalen.
ii. Wat er ook zij van de overeengekomen rente: tijdens de zitting is komen vast te staan dat [gedaagde] op de momenten waarop zij geld leende niet Afl. 1.000,- in handen kreeg, maar slechts Afl. 850,-. De ingehouden Afl. 150,- was volgens [eiseres] rente. Met die inhouding heeft [eiseres] echter in haar vordering geen rekening gehouden.
iii. Daarbij komt dat [eiseres] niet heeft kunnen uitleggen hoe de vordering precies is opgebouwd. Het Gerecht heeft tijdens de zitting met [eiseres] besproken dat de vordering zou moeten bestaan uit de hoofdsom, vermeerderd met de overeengekomen rente en verminderd met de aflossingen. [Eiseres] heeft geantwoord dat het gevorderde bedrag het “gemiddelde” is, dat is bepaald door “de jurist” die [gedaagde] had ingeschakeld. Een vordering kan echter niet op basis van een schatting worden toegewezen: het Gerecht moet precies kunnen nagaan hoe een vordering is opgebouwd en of die vordering klopt.
iv. Het vaststellen van de hoogte van de vordering is in dit geval extra lastig, omdat de standpunten van [eiseres] over de hoogte van haar vordering nogal wisselen. [betrokkene 1] heeft op 9 augustus 2022 een schuldenoverzicht aan [gedaagde] gestuurd, waarin de vordering was becijferd op Afl. 1.544,40. Juridisch adviseur [betrokkene 2] van RGB Legal heeft op 23 februari 2023 namens [eiseres] aanspraak gemaakt op betaling van Afl. 9.518,-. Bij brief van 12 september 2023 heeft [eiseres] zelf geschreven dat [gedaagde] haar Afl. 2.000,- moet betalen. Desgevraagd heeft [eiseres] niet kunnen uitleggen waarom deze bedragen zoveel van elkaar verschillen.
iv. Tot slot is komen vast te staan dat [gedaagde] meer heeft afgelost dan de Afl. 600,- waarmee [eiseres] rekening heeft gehouden. [Gedaagde] heeft ter onderbouwing van haar stelling dat zij meer heeft betaald, handgeschreven kwitanties in het geding gebracht van aflossingen die zij zou hebben gedaan. [Eiseres] heeft tijdens de zitting in eerste instantie gezegd dat die kwitanties vals waren en dat ook de handtekeningen waren vervalst. Vervolgens heeft [eiseres] gezegd dat één van de handtekeningen (die van ene [betrokkene 3], die volgens [eiseres] ook deel uitmaakt van haar “groep”) wel kan kloppen. Zij heeft, met andere woorden, nogal wisselend (en naar het oordeel van het Gerecht ook niet geloofwaardig) verklaard. Daarbij komt dat tijdens de zitting is komen vast te staan dat [gedaagde] ook betalingen heeft gedaan aan [dochter van eiseres], de dochter van [eiseres]. [Dochter van eiseres] heeft daarover eerst verklaard dat zij van zo’n betaling altijd een kwitantie maakte, maar dat zij die niet bewaarde omdat zij geen archivaris is. Toen het Gerecht haar erop wees dat wel rekening moet worden gehouden met de betalingen die [gedaagde] aan [dochter van eiseres] heeft gedaan, verklaarde [dochter van eiseres] plots dat de kwitanties die [eiseres] in het geding heeft gebracht zien op de betalingen die [gedaagde] aan haar heeft gedaan. Die kwitanties zijn echter niet door [dochter van eiseres] opgesteld, maar door [eiseres]. Kortom: ook de verklaringen van [dochter van eiseres] roepen meer vragen op dan ze beantwoorden.