ECLI:NL:OGEAA:2024:273

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
AUA202401753
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot toekenning van langdurig onverdeeld perceel grond in Oranjestad, Aruba

In deze zaak heeft verzoeker, [verzoeker], een verzoek ingediend bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba met betrekking tot een perceel grond van 182 m2, gelegen te Oranjestad, Aruba. Dit perceel is volgens het kadaster voor 6/10e deel eigendom van [betrokkene 1] en voor 4/10e deel van [betrokkene 2], beiden inmiddels overleden. Verzoeker vraagt het Gerecht om het perceel aan te merken als een langdurig onverdeeld gebleven gemeenschap op basis van artikel 3:200a BW, en om het onroerend goed aan hem in eigendom toe te kennen. De marktwaarde van het perceel is in april 2023 getaxeerd op Afl. 262.962,50.

De procedure is gestart met een verzoekschrift op 29 mei 2024, en het Gerecht heeft op 27 november 2024 een beschikking gegeven. In deze beschikking wordt opgemerkt dat de zaak onterecht als A.R.-zaak is aangemerkt, terwijl het een E.J.-procedure betreft. Het Gerecht heeft verzoeker verzocht om aanvullende informatie te verstrekken over de betrokken belanghebbenden en hun contactgegevens, voordat een beslissing kan worden genomen over de toekenning van het perceel.

De rechter heeft de zaak verwezen naar de rolzitting van 15 januari 2025, waar verzoeker de gevraagde informatie moet aanleveren. Tevens is bepaald dat het Land en andere belanghebbenden de gelegenheid krijgen om een verweerschrift in te dienen. De verdere beslissing is aangehouden tot de volgende zitting.

Uitspraak

Beschikking van 27 november 2024
Behorend bij AUA202401753 AR
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
betreffende het verzoek op grond van artikel 3:200a e.v. van het Burgerlijk Wetboek tot toekenning van het langdurig onverdeeld gebleven perceel
[adres 1]te Oranjestad, Aruba, met kadastrale aanduiding [kadastraalnummer], groot 182 m2, ten name van
[betrokkene 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1909 en overleden te Aruba op 19 mei 1949, en
[betrokkene 2],geboren te Aruba op [geboortedatum] 1860 en overleden te Curaçao op 1921,
van de verzoeker:
[Verzoeker],
te Aruba,
verzoeker, hierna ook te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. R.J. Kock,
met als belanghebbenden:
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
HET LAND ARUBA,
te Aruba,
2.
[Belanghebbende 1],
wonend aan de [adres 2], [postcode] Heeze, Nederland,
3.
[Belanghebbende 2],
wonend te [adres 3], Aruba,
4.
[Belanghebbende 3],
wonend te [adres 4], Aruba,
5.
[Belanghebbende 4],
wonende te Verenigde Staten van Amerika,
6.
[Belanghebbende 5],
wonend te [adres 5], Aruba, zowel voor zichzelf als handelend als wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige
[minderjarige],
7.
ANDERE (MOGELIJKE) BELANGHEBBENDEN,
zonder bekende woon- en/of verblijfplaats in Aruba of elders,
hierna ook te noemen: de andere belanghebbenden.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 29 mei 2024
- de betaling door verzoeker van het door de griffie van het Gerecht betaalde voorschot van Afl. 2.000,- op 11 oktober 2024;
1.2
De rolbeschikking is bepaald op vandaag.

2.OVERWEGINGEN

De zaak in het kort
2.1
Deze zaak heeft betrekking op een perceel grond van 182 m2, gelegen te [adres 1] te Oranjestad, Aruba, met als kadastrale aanduiding [kadastraalnummer]. Volgens de informatie in het kadaster is dit perceel voor 6/10e deel eigendom van [betrokkene 1] (geboren op [geboortedatum] 1909 in de [geboorteplaats]) en voor 4/10e deel van [betrokkene 2] (geboorte- en sterfdatum onbekend). Zij zijn beiden overleden.
2.2
De marktwaarde van het perceel is in april 2023 getaxeerd op Afl. 262.962,50.
Het verzoek
2.3 [
Verzoeker] verzoekt het Gerecht:
Het perceel aan te merken als een langdurig onverdeeld gebleven gemeenschap als bedoeld in artikel 3:200a BW;
Verzoeker aan te merken als gebruiker in de zin van artikel 3:200b BW;
Het onroerend goed aan verzoeker in eigendom toe te kennen;
Een notaris te benoemen voor de werkzaamheden rondom de overdracht van het onroerend goed aan verzoeker;
Althans een andere beslissing te nemen die het Gerecht billijk voorkomt;
Zonder enige kostenveroordeling ten laste van de deelgenoten.
2.4
Het Gerecht overweegt het volgende.
Procedurele overwegingen
2.5
Deze zaak is door de griffie van het Gerecht aangemerkt als een A.R.-zaak. Dat is onjuist: een procedure op grond van artikel 3:200a BW e.v., waarop [verzoeker] zich baseert, is immers een E.J.procedure. Om organisatorische reden zal – zolang in Aruba geen aparte rol bestaat voor procedures over onverdeelde nalatenschappen – de procedure vooralsnog op de A.R.rol blijven staan. Voor wat betreft de oproep van de belanghebbenden zal wel worden aangesloten bij de regels die gelden voor E.J.procedures.
Het voorschot
2.6
Op grond van artikel 3:200f lid 3 BW moet [verzoeker] een voorschot betalen voor de kosten van de openbare oproep van belanghebbenden en van een openbare bekendmaking van de eindbeschikking. Het Gerecht heeft de hoogte van dit voorschot vastgesteld op Afl. 2.000,-. [Verzoeker] heeft dit voorschot inmiddels betaald.
Inhoudelijke overwegingen
2.7 [
verzoeker] heeft een stamboom van Censo ten name van [betrokkene 1] overgelegd, opgemaakt op 26 april 2024. Uit dit uittreksel blijkt dat [betrokkene 1] is geboren op [geboortedatum] 1909 in Azua ([geboorteplaats]) en is overleden op 20 februari 1988. Hij was gehuwd met [betrokkene 3] en zij hadden drie kinderen:
[Kind 1], geboren op [geboortedatum] 1942 en overleden op 23 februari 2006;
[Kind 2], geboren op [geboortedatum] 1943 en overleden op 11 september 2015;
[Kind 3], geboren op [geboortedatum] 1944 en overleden op 27 februari 1991.
2.8
Het Gerecht merkt op dat het perceel in het kadaster is geregistreerd op naam van [betrokkene 1], geboren in de [geboorteplaats] op
[geboortedatum]1909, terwijl de stamboom van Censo betrekking heeft op [betrokkene 1], geboren in de [geboorteplaats] op
[geboortedatum1909. Het lijkt vooralsnog voor de hand te liggen dat het gaat om dezelfde persoon en dat de informatie in het kadaster niet helemaal juist is. Het Gerecht verzoekt [betrokkene 1] hierover tijdens de zitting, die later zal worden bepaald, een nader standpunt in te nemen.
2.9
Over [betrokkene 2], de andere deelgenoot in het perceel, heeft [verzoeker] informatie overgelegd van het Archivo Nacional de Aruba. Daaruit kan worden afgeleid dat [betrokkene 2] is geboren in Aruba op [geboortedatum] 1860 en overleden in Curaçao op 31 oktober 1921. Hij was gehuwd met [betrokkene 4] en zij hadden zeven kinderen:
[Kind 4], geboren op [geboortedatum] 1886 (overlijdensdatum onbekend);
[Kind 5], geboren op [geboortedatum] 1891 en overleden op 8 november 1935;
[Kind 6], geboren op [geboortedatum] 1891 en overleden op 22 augustus 1982;
[Kind 7], geboren op [geboortedatum] 1893 en overleden op 8 december 1982;
[Kind 8], geboren op [geboortedatum] 1896 en overleden op 16 april 1987;
[Kind 9], geboren op [geboortedatum] 1899 en overleden op 11 augustus 1982;
[Kind 10], geboren op [geboortedatum] 1902 en overleden op 19 augustus 1903.
2.1
Volgens het verzoekschrift is het perceel op verzoek van [betrokkene 1] in gebruik genomen door mevrouw [gebruiker], de eerste echtgenote van [kind 1]. Verzoeker is haar zoon en heeft het beheer van het perceel van zijn moeder overgenomen. Dit betekent volgens het verzoek dat het perceel in gebruik is bij verzoeker. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft [verzoeker] een verklaring van zijn moeder in het geding gebracht, waarin zij schrijft dat zij het pand jarenlang op verzoek van haar ex-man onder haar hoede heeft gehad maar het beheer (gelet op haar leeftijd) per direct overdraagt aan [verzoeker]. Ook heeft [verzoeker] foto’s overgelegd, waarop te zien is dat er (naar het Gerecht aanneemt) in het huis op het perceel wordt gewerkt.
2.11
Uit de verklaring van mevrouw [gebruiker], in combinatie met de bijgevoegde foto’s, kan wellicht worden afgeleid dat mevrouw [gebruiker] het pand inderdaad heeft beheerd. Dat betekent echter niet zonder meer dat een toekenning van het perceel op de voet van artikel 3:200a BW voor de hand ligt. In dit verband overweegt het Gerecht het volgende.
2.12
Een procedure op de voet van artikel 3:200a BW is aangewezen, als aannemelijk is dat (een deel van) de deelgenoten niet meer kan worden opgespoord of dat de waarde van de aandelen van de verschillende deelgenoten in het perceel heel klein is. Daarover heeft [verzoeker] zich echter niet uitgelaten. Zo heeft hij geen informatie verstrekt over de vragen:
a. waarom volgens hem [gebruiker], [belanghebbende 1], [kind 1], [betrokkene 5] en [betrokkene 6] geen belanghebbenden zijn (althans, waarom hij hen in het verzoekschrift niet heeft aangemerkt als belanghebbenden);
b. welke inspanningen hij heeft verricht om de hiervoor genoemde (mogelijke) deelgenoten van het aandeel van [betrokkene 1] in het perceel te contacteren, dan wel om hun contactgegevens te achterhalen;
c. welke inspanningen hij heeft verricht om te achterhalen wie de afstammelingen zijn van (de kinderen van) [betrokkene 2], dan wel welke inspanningen daarvoor nodig zouden zijn en wat de kosten daarvan zouden zijn.
2.13 [
Verzoeker] wordt verzocht zich daarover uit te laten. Vervolgens kan worden bepaald of inderdaad een toekenning op de voet van artikel 3:200a BW voor de hand ligt, of dat toch een normale verdeling mogelijk is.
Het vervolg van de procedure
2.14
Het Gerecht zal de zaak verwijzen naar de rolzitting van
15 januari 2025voor het nemen van een akte door [verzoeker] over de vragen die hiervoor in 2.12 zijn gesteld.
2.15
Op dezelfde rolzitting zullen het Land en de overige in het verzoekschrift genoemde belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld een verweerschrift in te dienen.
2.16
Daarna zal het Gerecht een mondelinge behandeling bepalen waarvoor alle belanghebbenden zullen worden opgeroepen. Indien niet van alle belanghebbenden de namen en contactgegevens kunnen worden achterhaald, zullen zij openbaar worden opgeroepen door middel van een advertentie, een bericht op de website van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie en een bericht op de Facebookpagina van het Gerecht.
2.17
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit Gerecht:
3.1
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 15 januari 2025 voor het nemen van een akte door [verzoeker] met daarbij de informatie als genoemd in 2.12 van deze rolbeschikking;
3.2
draagt de griffier op een kopie van het verzoekschrift en van deze beschikking te zenden aan het Land en de overige belanghebbenden met het bericht dat zij desgewenst op de rolzitting van 15 januari 2025 een conclusie van antwoord mogen indienen en dat zij te zijner tijd een oproep zullen ontvangen voor een mondelinge behandeling in deze zaak;
3.3
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Brandt, rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 november 2024, in aanwezigheid van de griffier.