ECLI:NL:OGEAA:2024:269

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
AUA202302838
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een mondelinge koopovereenkomst en schadevergoeding tussen bloedverwanten

In deze zaak vorderen de eisers, bestaande uit twee eiseressen en een eiser, dat het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba de gedaagde, hun oom, veroordeelt om een mondelinge koopovereenkomst na te komen die in 2019 zou zijn gesloten. De eisers stellen dat de gedaagde hen de woning, die hij in 2018 heeft gekocht, voor een bedrag van Afl. 208.000,-- heeft verkocht. De gedaagde ontkent echter dat er een dergelijke overeenkomst tot stand is gekomen en voert verweer. De procedure omvat verschillende schriftelijke stukken, waaronder verzoekschriften en conclusies van antwoord, repliek en dupliek.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de gedaagde is de oom van de eisers en heeft de woning in Aruba gekocht. De moeder van de eisers, die ook de zus van de gedaagde is, heeft in de woning gewoond en er zijn afspraken gemaakt over de verkoop van de woning aan haar. De eisers hebben verschillende aanbiedingen gedaan aan de gedaagde om de woning te kopen, maar deze zijn niet aanvaard. De gedaagde heeft steeds een hogere prijs voor de woning gevraagd dan de eisers bereid waren te betalen.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat de eisers niet voldoende bewijs hebben geleverd voor hun stelling dat er in 2019 een mondelinge koopovereenkomst is gesloten. De gedaagde heeft zijn verweer goed onderbouwd en de eisers hebben geen overtuigende argumenten gepresenteerd die hun vordering ondersteunen. Het Gerecht heeft daarom de vorderingen van de eisers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Vonnis van 27 november 2024
Behorend bij A.R. nr. AUA202302838
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:

1.[Eiseres 1],

hierna ook te noemen: [eiseres 1],

2.[Eiseres 2], en

3.[Eiser],

allen voor deze zaak gedomicilieerd ten kantore van hun hierna genoemde in Aruba gevestigde advocaat,
eisers,
hierna gezamenlijk ook te noemen: [eisers],
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn,
tegen:
[Gedaagde],
te Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. R.J. Cera.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-de conclusie van antwoord, met producties;
-de conclusie van repliek tevens houdende een (voorwaardelijke) vermeerdering van eis, met producties;
-de conclusie van dupliek, met producties,
-de door [eisers] genomen akte uitlating producties.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2 [
Eisers] en [gedaagde] zijn bloedverwanten. [Gedaagde] is de oom van [eisers].. [moeder van eisers en zus van gedaagde] (hierna: [moeder van eisers en zus van gedaagde]) is de moeder van [eisers] en zij is de zus van [gedaagde].
2.3 [
Gedaagde] is vanaf 27 juni 2018 eigenaar van de in Aruba te [adres] gelegen woning (hierna: de woning). Nadat [gedaagde] de woning in eigendom had verkregen heeft hij daarin geïnvesteerd in de zin van (1) het laten verrichten van renovaties aan de woning, (2) het laten aanvullen van de tuin bij de woning, (3) het laten plaatsen van een gazebo in die tuin, en (4) het laten bouwen van een appartement bij de woning.
2.4 [
Moeder van eisers en zus van gedaagde] woonde in de woning toen [gedaagde] die in eigendom verkreeg. [Gedaagde] heeft met [moeder van eisers en zus van gedaagde] afgesproken dat zodra zij de financiële middelen bij elkaar kon krijgen, zij de woning van [gedaagde] kon kopen en dat zij in de tussentijd de woning om niet mocht gebruiken en bewonen. [Gedaagde] heeft in elk geval tot de dag dat het laatste processtuk in deze procedure werd gediend [moeder van eisers en zus van gedaagde] om niet in de woning laten wonen.
2.5
De waarde van de woning is in 2018 getaxeerd op Afl. 555.000,--.
2.6
Bij brief van 2 december 2022 geeft advocaat mr. N.S. Gravenstijn namens [moeder van eisers en zus van gedaagde] onder meer het volgende te kennen aan [gedaagde]:

(…).
Namens cliënte is, o.m. door haar kinderen, verschillende malen tevergeefs aan u verzocht om de woning, zoals het aanvankelijk in de bedoeling lag, in juridische eigendom van u over te nemen en op naam van cliënte te stellen, zodat zij tot aan haar dood een dak boven haar hoofd zal hebben.
(…).”.
2.7
Bij brief van 7 december 2022 heeft [gedaagde] aan [moeder van eisers en zus van gedaagde] te kennen gegeven dat zij de woning kan kopen voor een koopsom van Afl. 475.000,--, en dat dit aanbod zou komen te vervallen na juni 2023. [Moeder van eisers en zus van gedaagde] heeft dit aanbod niet aanvaard.
2.8
Bij brief van 16 mei 2023 geeft advocaat mr. N.S. Gravenstijn namens [moeder van eisers en zus van gedaagde] onder meer te kennen aan [gedaagde] dat [moeder van eisers en zus van gedaagde] de woning voor een koopsom van Afl. 303.051,16 wil kopen van [gedaagde]. Dat aanbod heeft [gedaagde] niet aanvaard.
2.9
Bij brief van 23 mei 2023 geeft advocaat mr. N.S. Gravenstijn namens [moeder van eisers en zus van gedaagde] onder meer te kennen aan [gedaagde] dat [moeder van eisers en zus van gedaagde] de woning voor een koopsom van Afl. 330.400,-- wil kopen van [gedaagde]. Ook dat aanbod heeft [gedaagde] niet aanvaard.
2.1
In een Whatsapp-contact in december 2022 tussen [eiseres 1] en [zoon van gedaagde], zijnde de zoon van [gedaagde], bericht [eiseres 1] onder meer het volgende aan [zoon van gedaagde]:

Hee schat … nou je vader heeft mijn moeder gisteren boos opgebeld …(Althans dat zegt mijn moeder) omdat ik jou gebeld heb en dat ik gedreigd heb om een advocaat in te schakelen. Jammer dat hij het zo opvat want ik ga helemaal geen advocaat op oom [gedaagde] afsturen … ik heb alleen iemand gevraagd om er naar te kijken zodat ik weet wat een goed bod is.
(…).”.

3.HET GESCHIL

3.1 [
Eisers] vorderen dat het Gerecht bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primair
a. [Gedaagde] veroordeelt om binnen 2 weken na de betekening van dit vonnis de tussen partijen in 2019 gesloten mondelinge koopovereenkomst met betrekking tot de woning na te komen, in die zin dat [gedaagde] in zijn hoedanigheid als eigenaar daarvan de woning aan [eiseres 1] moet leveren ten overstaan van een door het Gerecht te benoemen notaris, tegen betaling van Afl. 208.000,-- door [eisers] aan [gedaagde] aan overeengekomen koopsom;
b. bepaalt dat indien [gedaagde] na betekening van dit vonnis zijn medewerking weigert de woning te leveren aan [eiseres 1] dit vonnis op de voet van artikel 3:300 BW in de plaats treedt van alle rechtshandelingen die [gedaagde] moet verrichten om die levering te realiseren, althans aan [eisers] vervangende toestemming verleent om de koop van de woning af te kunnen wikkelen en aldus namens [gedaagde] de koopovereenkomst te mogen ondertekenen; althans
c. ten opzichte van vorenstaande enige andere juist voorkomende beslissing neemt;
subsidiair (voorwaardelijk voor het geval het hiervoor gevorderde wordt afgewezen)
d. [Gedaagde] veroordeelt om aan [eisers] te betalen Afl. 481.000,-- ten titel van schadevergoeding, althans [gedaagde] veroordeelt om aan [eisers] te betalen een schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
zowel primair als voorwaardelijk subsidiair
e. [Gedaagde] veroordeelt in de proceskosten.
3.2 [
Gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door De [eisers] verzochte, en tot hoofdelijke veroordeling van hen in de kosten en nakosten van deze procedure, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na de uitspraak van dit vonnis.
3.3
Voorzover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
Voorop wordt gesteld dat partijen in deze procedure een niet geringe hoeveelheid niet ter zake doende ruis hebben opgeworpen. Het Gerecht gaat voorbij aan die ruis.
4.2
Waar het in deze procedure om gaat is de vraag of er tussen partijen - zoals gesteld door [eisers] - in 2019 een mondelinge koopovereenkomst tot stand is gekomen krachtens welke [gedaagde] de woning moet leveren aan [eisers] tegen betaling van een koopsom van Afl. 208.051,26. Die stelling van [eisers] mist in het licht van het gemotiveerde verweer van [gedaagde] voldoende feitelijke grondslag, en wordt daarom gepasseerd. Het Gerecht komt op grond van het navolgende tot dat oordeel.
4.3 [
Eisers] stellen dat uit het door hen als productie 7B overgelegde transcript van een telefoongesprek tussen [eiseres 1] en [gedaagde] blijkt dat de door hen gestelde koopovereenkomst met betrekking tot de woning tot stand is gekomen tussen partijen. Zonder nadere doch niet gegeven uitleg valt de juistheid van die door [gedaagde] bestreden stelling niet in te zien. Dit temeer omdat aan het slot van dat transcript uit de eigen woorden van [eiseres 1] blijkt dat er ter zake van woning nog geen (ver)koopovereenkomst tot stand was gekomen krachtens welke [gedaagde] de woning voor een koopsom van Afl. 208.000,-- zou verkopen aan [eisers]. [Eiseres 1] zegt immers: “
Ok, anto si Oom [zoon van gedaagde] ta bisa ta willing, otro mañan ya caba Oom [zoon van gedaagde] por tin e placa dus no worry cu esey.”. Uit de omstandigheid dat [gedaagde] volgens [eisers] heeft ingestemd met hun voorstel dat zij de woning voor hun moeder, [moeder van eisers en zus van gedaagde] dus, wilde behouden volgt niet zonder meer dat [gedaagde] daarmee heeft toegezegd dat de woning zou worden verkocht aan [eisers] voor Afl. 208.000,--. Dat temeer omdat uit het transcript blijkt dat [gedaagde] voor ogen had de woning aan zijn zus [moeder van eisers en zus van gedaagde] te leveren.
4.4
Dat geen sprake is van een in 2019 tussen partijen overeengekomen koopovereenkomst met betrekking tot de woning blijkt verder uit de hiervoor onder 2.8 en 2.9 omschreven berichten van 16 en 23 mei 2022 van nota bene advocaat mr. Gravenstijn als gemachtigde van [moeder van eisers en zus van gedaagde] gericht aan (de gemachtigde van) [gedaagde], waarbij namens [moeder van eisers en zus van gedaagde] telkens een niet aanvaard aanbod wordt gedaan aan [gedaagde] tot koop van de woning voor de in die berichten vermelde veel hogere bedragen, te weten Afl. 303.051,16 en vervolgens Afl. 330.400,--, dan het bedrag dat [eisers] voor ogen hebben aan volgens hen overeengekomen koopsom voor de woning. Zonder heldere overtuigende uitleg, die ontbreekt, valt niet in te zien dat mr. Gravenstijn in mei 2022 namens [moeder van eisers en zus van gedaagde] onderhandelt met [gedaagde] ter zake van de koop van de woning voor een veel hoger bedrag dan Afl. 208.000,--, terwijl dezelfde advocaat mr. Gravenstijn in deze procedure namens [eisers] stelt dat zij de woning in 2019 hebben gekocht voor dat veel lagere bedrag.
4.5
Nog onbegrijpelijker wordt de stelling van [eisers], dat de door hen gestelde koopovereenkomst voor de door hen gestelde koopsom in 2019 tussen partijen tot stand is gekomen, als [eisers] in deze procedure er met hun advocaat mr. Gravenstijn vanuit gaan dat mr. Gravenstijn met de hiervoor onder 2.8 en 2.9 omschreven berichten heeft gehandeld namens [eisers] [1] . Ook hier valt zonder heldere overtuigende uitleg, die wederom ontbreekt, niet in te zien waarom er namens [eisers] ter zake van de koop van de woning wat koopsom betreft in mei 2022 telkens een heel veel hoger bod wordt gedaan aan [gedaagde] dan de koopsom waarvan [eisers] stellen dat [gedaagde] daarvoor de woning aan hen in 2019 heeft verkocht. Dat die woning niet in 2019 voor die koopsom is verkocht door [gedaagde] aan [eisers] blijkt naar het oordeel van het Gerecht verder uit de omstandigheid dat [eiseres 1] in of rond december 2022 bezig was te onderzoeken wat een goed bod voor de woning zou zijn. Zie in dit verband het hiervoor onder 2.10 vermelde Whatsappbericht of -contact.
4.6.1
Uit vorenstaande volgt verder dat de stelling van [eiseres], dat zij er gerechtvaardigd op mochten vertrouwen dat in 2019 de door hen gestelde mondelinge koopovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen, eveneens feitelijke grondslag mist. Die stelling wordt daarom ook gepasseerd.
4.6.2
Al het vorenstaande brengt verder mee dat de door [eisers] overgelegde (partij)getuigenverklaringen naar het oordeel van het Gerecht volstrekt onbetrouwbaar zijn, en als zodanig niet kunnen dienen ter onderbouwing van de stelling van [eisers] dat ter zake van de woning in 2019 een mondelinge koopovereenkomst tot stand is gekomen krachtens welke [gedaagde] de woning voor Afl. 208.051,26 aan hen heeft verkocht.
4.7
De slotsom luidt dat de primaire vorderingen van [eisers] zullen worden afgewezen. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die een ander oordeel kunnen dragen.
4.8
Vorenstaande brengt mee dat de voorwaarde voor het instellen van de subsidiaire vordering en meer subsidiaire vordering van [eisers] in vervulling is gegaan. Ter zake van die vorderingen wordt het volgende overwogen.
4.9
Uit het hiervoor onder 4.5 overwogene volgt dat [eisers] in mei 2022 nog onderhandelden met [gedaagde] over de hoogte van de koopsom voor de woning, en dat hun aanbod dienaangaande van Afl. 303.051,16 en vervolgens Afl. 330.400,-- telkens door [gedaagde] niet is aanvaard. [Gedaagde] hield telkens vast aan een koopsom van Afl. 475.000,--, welk aanbod van [gedaagde] niet is aanvaard door [eisers]. Aldus kan geen sprake zijn van in 2019 door [gedaagde] op onrechtmatige wijze afgebroken onderhandelingen, op grond waarvan hij schadeplichtig zou zijn jegens [eisers]. Ook die stelling mist feitelijke grondslag en wordt daarom gepasseerd.
4.1
Vorenstaande betekent dat ook de subsidiaire vordering en de meer subsidiaire vordering van [eisers] zullen worden afgewezen. Er zijn ook in dit verband geen feiten of omstandigheden gesteld die een ander oordeel kunnen dragen.
4.11 [
Eisers] zullen hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten en nakosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [gedaagde], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 6.000,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten, tarief 8), in elk geval te vermeerderen met Afl. 250,-- aan nakosten en verder te vermeerderen met Afl. 150,-- in geval van betekening van dit vonnis aan [eisers] indien en voorzover zij na aanschrijving veertien kalenderdagen de tijd hebben gehad om vrijwillig aan dit vonnis te voldoen, dit alles te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf de 14de dag na de uitspraak van dit vonnis.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-wijst af het door [eisers] verzochte;
-veroordeelt [eisers] hoofdelijk, des dat hetgeen de één heeft betaald de anderen ten belope daarvan zijn bevrijd, in de kosten en nakosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [gedaagde], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 6.250,--, te vermeerderen met Afl. 150,-- in geval van betekening van dit vonnis aan [eisers] indien en voorzover zij na aanschrijving veertien kalenderdagen de tijd hebben gehad om vrijwillig aan deze proceskostenveroordeling te voldoen, dit alles te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf de 14de dag na de uitspraak van dit vonnis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 27 november 2024 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Zie in dit verband onder meer de laatste zin van pagina 10 van de conclusie van repliek van De [eisers] en de daarop volgende alinea op bladzijde 11 van die conclusie.