ECLI:NL:OGEAA:2024:266

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
AUA202201014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige overheidshandeling en schadevergoeding door het Land Aruba aan Aruba Muffler Shop

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 4 december 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Aruba Muffler Shop N.V. en het Land Aruba. De zaak betreft een verklaring voor recht en schadevergoeding naar aanleiding van de aanleg van de Watty Vos Boulevard, die de toegang tot het perceel van Aruba Muffler Shop heeft beïnvloed. Aruba Muffler Shop stelde dat het Land Aruba onrechtmatig handelde door niet te zorgen voor een in- en uitgang van hun perceel, wat hen schade zou berokkenen. Het Gerecht heeft in een eerder tussenvonnis van 24 januari 2024 Aruba Muffler Shop twee bewijsopdrachten gegeven. De eerste bewijsopdracht betrof de vraag of er een concrete toezegging was gedaan door de minister dat het perceel zou blijven ontsloten. Het Gerecht oordeelde dat Aruba Muffler Shop hierin niet is geslaagd, omdat er geen voldoende bewijs was voor een toezegging. De tweede bewijsopdracht ging over de vraag of het voor Aruba Muffler Shop voorzienbaar was dat de Watty Vos Boulevard zou worden aangelegd zonder directe ontsluiting van hun perceel. Het Gerecht oordeelde dat dit niet voorzienbaar was, en dat het Land het égalitébeginsel had geschonden. Het Gerecht heeft vervolgens geoordeeld dat Aruba Muffler Shop recht heeft op schadevergoeding, die nader moet worden vastgesteld in een schadestaatprocedure. De proceskosten zijn gecompenseerd, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad voor de schadevergoeding.

Uitspraak

Vonnis van 4 december 2024
Behorend bij A.R. AUA202201014 AR
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ARUBA MUFFLER SHOP N.V., h.o.d.n.
ARUBA MUFFLER & SERVICE CENTER,
gevestigd in Aruba,
eiseres,
hierna te noemen: Aruba Muffler Shop,
gemachtigde: de advocaat mr. C.B.A. Coffie,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
HET LAND ARUBA,
zetelend in Aruba,
gedaagde,
hierna te noemen: het Land,
gemachtigde: mr. J.J.S. Poeran (DWJZ).

1.DE VERDERE PROCEDURE

1.1.
Dit vonnis is een vervolg op het tussenvonnis van 24 januari 2024 (hierna: het tussenvonnis). In dit tussenvonnis heeft het Gerecht Aruba Muffler Shop twee bewijsopdrachten gegeven. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- een ongenummerde productie van 1 maart 2024 van Aruba Muffler Shop;
- het proces-verbaal van de enquête op 5 maart 2024, waarbij als getuigen zijn gehoord:
- de heer [ondernemer], ondernemer;
- de heer [directeur DOW], directeur van de Directie Openbare Werken (hierna: DOW);
- de heer [voormalig directeur van DOW], gepensioneerd, voormalig directeur van de DOW;
- de akte uitlating voortzetting enquête van 20 maart 2024 van Aruba Muffler Shop;
- het proces-verbaal van de voortzetting enquête zijdens Aruba Muffler Shop op 16 mei 2024, waarbij als (partij)getuige is gehoord:
- de heer [eigenaar van AMS], eigenaar van Aruba Muffler Shop;
- de conclusie na enquête van 20 augustus 2024 van het Land;
- de conclusie na enquête van 18 september 2024 van Aruba Muffler Shop;
- de e-mail van 23 oktober 2024 van mr. Poeran, waarin het Land persisteert bij hetgeen is gesteld in haar conclusie na enquête van 20 augustus 2024;
- de antwoord conclusie na enquête van 23 oktober 2024 van Aruba Muffler Shop.
1.2.
Vervolgens is bepaald dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1.
Het Gerecht blijft bij haar overwegingen en beslissingen in de tussenvonnissen van 5 april 2023 en 24 januari 2024 en neemt die overwegingen en beslissingen hier over.
2.2.
In het tussenvonnis van 24 januari 2024 zijn twee bewijsopdrachten aan Aruba Muffler Shop gegeven. Zij is toegelaten tot het leveren van bewijs van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat:
van de kant van het tot beslissen bevoegde orgaan - in dit geval de minister - een concrete, ondubbelzinnige aan deze toe te rekenen toezegging is gedaan door een daartoe bevoegd persoon, waaraan rechtens te honoreren verwachtingen kunnen worden ontleend (
het vertrouwensbeginsel); en
de aanleg van de Watty Vos Boulevard als overheidshandeling, zonder het perceel (aan het adres [adres] in Aruba) daardoor te doen ontsluiten, niet voorzienbaar was (
het égalitébeginsel).
Bewijswaardering
2.3.
Vooropgesteld wordt dat de waardering van het bewijs aan de rechter wordt overgelaten. Voor het oordeel dat een partij is geslaagd in een op haar rustende bewijsopdracht, moet de rechter een redelijke mate van zekerheid hebben dat het betreffende feit zich heeft voorgedaan. Het feit dient daarom voldoende aannemelijk te zijn. Niet is vereist dat de te bewijzen feiten en omstandigheden onomstotelijk zijn komen vast te staan.
Bewijsopdracht 1
2.4.
Het Gerecht is van oordeel dat Aruba Muffler Shop niet is geslaagd in de eerste bewijsopdracht (genoemd in 2.2. onder 1), namelijk dat namens de minister (in de aanloop naar de grondruil en/of tijdens de aanleg van de Watty Vos Boulevard) een concrete toezegging is gedaan dat het perceel zou worden of blijven ontsloten.
2.5.
Uit geen van de getuigenverklaringen volgt met een redelijke mate van zekerheid dat zo’n toezegging voorafgaand aan de grondruil is gedaan. Alleen in de verklaring van [ondernemer] is daarvoor een aanknopingspunt te vinden. Dit is echter te weinig om aan te kunnen nemen dat inderdaad een toezegging is gedaan, laat staan een harde toezegging door een daartoe bevoegd persoon. Van belang daarvoor is dat uit de verklaringen van [eigenaar van AMS] en [DOW] juist kan worden afgeleid dat geen concrete toezegging is gedaan dat Aruba Muffler Shop vanaf de hoofdweg structureel bereikbaar zou blijven. [Eigenaar van AMS] zegt wel dat de verklaring van [ondernemer] klopt, maar verklaart tegelijkertijd dat de afsluiting van de in- en uitrit van het perceel in de contacten met [DOW] voorafgaand aan de grondruil niet expliciet ter sprake is gekomen.
2.6.
Ook kan uit de getuigenverklaringen niet worden afgeleid dat tijdens de aanleg van de Watty Vos Boulevard is beloofd dat gezorgd zou worden voor een in- en uitrit. Zowel [DOW] als [eigenaar van AMS] heeft verklaard dat [DOW] heeft gezegd dat hij zou kijken of er iets geregeld kon worden. Van een concrete toezegging is dus ook in de aanlegfase geen sprake geweest.
2.7.
De primaire grondslag van de vordering, die is gebaseerd op het vertrouwensbeginsel, faalt daarmee. De gevorderde verklaring voor recht onder ii. wordt afgewezen.
Bewijsopdracht 2
2.8.
Aruba Muffler Shop is wel geslaagd in haar bewijsopdracht onder 2.2. sub 2, namelijk dat het voor haar niet voorzienbaar was dat de Watty Vos Boulevard zou worden aangelegd zonder directe ontsluiting van het perceel.
2.9.
Zowel uit de verklaring van [ondernemer] als die van [eigenaar van AMS] blijkt dat [eigenaar van AMS] in 1998 in beginsel niet wilde meewerken aan de voorgestelde grondruil. Hij was daartoe ook niet verplicht: Aruba Muffler Shop beschikte over een geschikt terrein elders en zou niet worden geraakt door de aanleg van de Watty Vos Boulevard. [Eigenaar van AMS] raakte alleen betrokken, doordat het Land aan [ondernemer] had gevraagd of die zijn terrein wilde verplaatsen, zodat de Watty Vos Boulevard zou kunnen worden aangelegd. Daarvoor was dan de medewerking van [eigenaar van AMS] nodig.
2.10. [
Eigenaar van AMS] en [ondernemer] hebben beiden verklaard dat [eigenaar van AMS] alleen aan de grondruil wilde meewerken, als hij er voor wat betreft de locatie en de bereikbaarheid van het perceel niet op achteruit zou gaan. Ook volgt uit de verklaringen van [ondernemer] en [eigenaar van AMS] dat zij met [DOW] hebben gesproken over het belang dat [eigenaar van AMS] hechtte aan de locatie en de ontsluiting van het perceel. De verklaring van [eigenaar van AMS] als partijgetuige wordt op die punten volledig ondersteund door de verklaring van [ondernemer]. De verklaringen van [ondernemer] en [eigenaar van AMS] zijn consistent, gedetailleerd en overtuigend. Daar staat tegenover de grotendeels bloot ontkennende en soms ook wisselende verklaring van [DOW]. [DOW] heeft bijvoorbeeld aanvankelijk verklaard dat hij van het begin af aan heeft verkondigd dat het, gelet op de plaatselijke situatie en het soort weg dat zou worden aangelegd, pertinent onmogelijk was om een rechtstreekse ontsluiting te maken. Toen daarna aan de orde kwam dat in 1998 nog sprake was van een normale (eenbaans-) hoofdweg (en het plan voor de huidige tweebaans autosnelweg van na die tijd dateert), heeft [DOW] verklaard dat ook bij een hoofdweg ontsluitingen zo veel als mogelijk voorkomen moeten worden. In 1998, zo conludeert het Gerecht, was het dus niet “principieel onmogelijk” om een ontsluiting te creëren, hoogstens onwenselijk. Mede gelet hierop legt de verklaring van [DOW], afgezet tegen de gedetailleerde en consistente verklaringen van [ondernemer] en [eigenaar van AMS], onvoldoende gewicht in de schaal.
2.11.
Los van de vraag of [eigenaar van AMS] de (blijvende) ontsluiting van het perceel als harde voorwaarde voor zijn medewerking aan de grondruil heeft gesteld, staat vast dat met [DOW] is besproken dat [eigenaar van AMS] er door de grondruil niet op achteruit wilde gaan en dat daarbij (onder andere) de ontsluiting naar de Watty Vos Boulevard voor hem van belang was. Ook staat vast dat [DOW] tijdens de gesprekken over de grondruil in ieder geval niet heeft gezegd dat de ten tijde van de grondruil bestaande in- en uitgang van het perceel van en naar de Watty Vos Boulevard bij de aanleg van die weg zou verdwijnen. Aruba Muffler Shop heeft met die mogelijkheid dus geen rekening kunnen houden, toen zij zich bereid verklaarde om aan de grondruil mee te werken.
2.12.
Gelet hierop is het Gerecht van oordeel dat de aanleg van de Watty Vos Boulevard als overheidshandeling, zonder het perceel daardoor te doen ontsluiten, voor Aruba Muffler Shop niet voorzienbaar was. Daarmee heeft het Land het zogenoemde égalitébeginsel geschonden en heeft zij sinds december 2016 (het moment waarop de in- en uitgang van de weg naar het terrein van Aruba Muffler Shop werd gesloten) onrechtmatig jegens Aruba Muffler Shop gehandeld.
2.13.
De subsidiaire grondslag van de vordering slaagt dus, en de onder i. gevorderde verklaring voor recht is toewijsbaar.
Schadevergoeding, nader op te maken bij staat
2.14.
Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of deze onrechtmatige overheidshandeling van het Land voor Aruba Muffler Shop onevenredige nadelige gevolgen heeft (gehad) die tot schadevergoeding nopen.
2.15.
Artikel 612 Rv bepaalt dat de rechter die een veroordeling tot schadevergoeding uitspreekt, de schade in het vonnis begroot, voor zover hem dit mogelijk is. Als begroting in het vonnis niet mogelijk is, spreekt hij een veroordeling uit tot schadevergoeding, op te maken bij staat. Voor een verwijzing naar de schadestaatprocedure is voldoende dat de eiser de mogelijkheid van schade aannemelijk maakt.
2.16.
Dat heeft Aruba Muffler Shop gedaan. Zij stelt immers dat zij (financiële) schade lijdt, doordat haar perceel niet langer rechtstreeks toegankelijk is vanaf de Watty Vos Boulevard. Meer in het bijzonder stelt Aruba Muffler Shop dat zij al langere tijd aanzienlijke omzet derft, waarbij zij de plaatselijke situatie van de naastgelegen ondernemingen heeft betrokken. Daarbij is nog van belang dat in 4.22 van het tussenvonnis van 5 april 2023 is overwogen dat de rechtstreekse in- en uitrit van en naar de Watty Vos Boulevard een gepasseerd station is. Genoegdoening is dan nog enkel beschikbaar in de vorm van schadevergoeding.
2.17.
Omdat de schade in deze procedure op grond van de beschikbare informatie niet (schattenderwijs) kan worden begroot, zal het Gerecht bepalen dat de schade in een schadestaatprocedure moet worden vastgesteld (zoals Aruba Muffler Shop onder iv. ook heeft gevorderd). Bij de onder iii. gevorderde verklaring voor recht heeft Aruba Muffler Shop dan geen belang.
Proceskosten
2.18.
Aangezien partijen beide op belangrijke punten in het ongelijk worden gesteld, worden de proceskosten tussen hen gecompenseerd. Dit betekent dat ieder van hen de eigen kosten moet dragen. Nu de proceskosten worden gecompenseerd bestaat geen aanspraak op vergoeding van nakosten en wettelijke rente.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.19.
De toegewezen verklaring voor recht is een beslissing die niet ten uitvoer kan worden gelegd en dus niet uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Het vonnis wordt wel uitvoerbaar bij voorraad verklaard voor zover het de verwijzing naar de schadestaatprocedure betreft. Daarbij tekent het Gerecht aan dat dit enkel ten doel heeft ervoor te zorgen dat Aruba Muffler Shop de schadestaatprocedure kan beginnen en voortzetten, ook als tegen dit vonnis hoger beroep zou worden ingesteld. Of en in hoeverre de veroordeling in de schadestaatprocedure uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard, is aan de rechter in die procedure.

3.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
3.1.
verklaart voor recht dat het Land sinds december 2016 jegens Aruba Muffler Shop onrechtmatig handelt door niet te zorgen voor een (directe) in- en uitgang van het perceel aan het adres [adres] in Aruba van en naar de Watty Vos Boulevard,
3.2.
veroordeelt het Land tot vergoeding van de schade die Aruba Muffler Shop door dat onrechtmatig handelen heeft geleden en nog zal lijden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
3.3.
verklaart onderdeel 3.2 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Brandt, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 4 december 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.