ECLI:NL:OGEAA:2024:265

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
AUA202304178
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurovereenkomst en schadevergoeding bij bedorven en verdwenen goederen

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, heeft eiser [eiser] een vordering ingesteld tegen gedaagde [gedaagde] met betrekking tot een huurovereenkomst en de schade die hij heeft geleden door bedorven en verdwenen goederen. Eiser heeft in februari 2023 een appartement gehuurd van gedaagde, maar tijdens zijn vakantie van 2 maart tot 17 maart 2023 heeft hij gemeld dat er geen elektriciteit en water in het appartement was. Eiser heeft zijn spullen uit het appartement gehaald en gedaagde aangemaand om een schadevergoeding van Afl. 18.600,- te betalen, omdat hij meent dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door de voorzieningen in het appartement af te sluiten en zijn eigendommen te laten verdwijnen.

Gedaagde heeft echter betwist dat er een huurovereenkomst was en heeft gesteld dat eiser slechts tijdelijk spullen in het appartement had opgeslagen als een vriendendienst. Het Gerecht heeft de feiten en standpunten van beide partijen beoordeeld. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd dat de bedorven vis en garnalen daadwerkelijk zijn eigendom waren en dat deze door gedaagde's toedoen zijn bedorven. Ook de vordering met betrekking tot de verdwenen gereedschappen en luchtkoelinstallatie is afgewezen, omdat eiser niet heeft aangetoond dat deze eigendommen in het appartement aanwezig waren en dat gedaagde verantwoordelijk was voor hun verdwijning.

Het Gerecht heeft eiser opgedragen te bewijzen dat hij op 25 februari 2023 een bedrag van Afl. 1.400,- aan gedaagde heeft betaald voor de borg en de eerste maand huur. De zaak is verwezen naar de rolzitting van 8 januari 2025 voor verdere bewijslevering. Het vonnis is uitgesproken op 4 december 2024 door mr. J. Brandt.

Uitspraak

Vonnis van 4 december 2024
Behorend bij A.R. AUA202304178 AR
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiser],
te Aruba,
eiser, hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. R.L.F. Dijkhoff,
tegen:
[Gedaagde],
te Aruba,
gedaagde, hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Croes.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingekomen op 30 november 2023;
- de conclusie van antwoord van 14 februari 2024;
- de conclusie van repliek met een productie van 24 april 2024;
- de conclusie van dupliek van 26 juni 2024 met producties;
- de akte uitlating producties van 4 september 2024.
1.2
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
Gedaagde] is eigenaresse van een appartement aan de [adres] in San Nicolas.
2.2 [
Eiser] heeft zich op enig moment bij [gedaagde] gemeld omdat hij het appartement wilde huren.
2.3 [
Gedaagde] heeft [eiser] eind februari 2023 de sleutels van het appartement gegeven. Daarop heeft [eiser] een aantal eigendommen naar het appartement verhuisd.
2.4
Vanaf 2 maart 2023 was [eiser] op vakantie. Hij heeft toen een vriend, de heer [betrokkene 1], toegang gegeven tot het appartement.
2.5
Op 12 maart 2023 heeft [betrokkene 1] aan [eiser] laten weten dat er geen stroom was in het appartement en dat er in het appartement ook geen watermeter (meer) aanwezig was.
2.6
Na terugkeer van zijn vakantie (op 17 maart 2023) heeft [eiser] op 19 maart 2023 zijn spullen uit het appartement gehaald.
2.7
Bij brief van 22 juni 2023 heeft [eiser[gedaagde] aangemaand om aan hem een bedrag van Afl. 18.600,- te betalen, omdat [gedaagde] volgens [eiser] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld en daarom de schade die hij daardoor heeft geleden moet vergoeden. [gedaagde] heeft aan dit verzoek niet voldaan.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
Eiser] vordert, voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om de volgende bedragen aan hem te betalen:
a. Afl. 12.000,- in verband met de bedorven vis en garnalen, vermeerderd met Afl. 1.800,- aan buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente vanaf 20 november 2022;
b. Afl. 4.000,- in verband met de verdwenen gereedschappen, vermeerderd met Afl. 600,- aan buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente;
c. Afl. 1.200,- in verband met de verdwenen luchtkoelinstallatie, vermeerderd met Afl. 180,- aan buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente;
d. Afl. 4.000,- in verband met de verdwenen gereedschappen, vermeerderd met Afl. 600,- aan buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente;
e. Afl. 1.440,- in verband met de betaalde borgsom;
f. de proceskosten.
3.2 [
Eiser] legt aan zijn vorderingen de stelling ten grondslag dat hij een huurovereenkomst met [gedaagde] had gesloten en dat [gedaagde] haar verplichtingen uit de huurovereenkomst niet is nagekomen, door de electriciteit en het water te laten afsluiten. Doordat er geen stroom was in het appartement, zijn de vis en garnalen die in de koelkast lagen bedorven. Ook zijn tijdens zijn afwezigheid gereedschappen en een lunchtkoelinstallatie verdwenen. Dit moet zijn gebeurd toen [gedaagde] derden het appartement heeft laten betreden. [Gedaagde] moet de schade van [eiser] vergoeden.
3.3 [
Gedaagde] heeft zich op het standpunt gesteld dat zij nooit een huurovereenkomst met [eiser] heeft gesloten. Partijen hadden wel afgesproken dat [eiser] het appartement na zijn vakantie zou gaan huren, en [gedaagde] heeft het goedgevonden dat [eiser] voorafgaand daaraan wat spullen in het appartement zou opslaan. Dat was slechts een vriendendienst, en als er iets is bedorven of verdwenen kan [gedaagde] daar niet op worden aangesproken.
3.4
Hierna zal het Gerecht ingaan op de standpunten van partijen, voor zover dat nodig is voor de beoordeling van het geschil.

4.DE BEOORDELING

4.1
Partijen zijn het er niet over eens of [eiser] en [gedaagde] niet, met ingang van eind februari, begin maart 2023 of per 1 april 2023 een huurovereenkomst hebben gesloten, op basis waarvan [eiser] in het appartement mocht verblijven en [gedaagde] ervoor moest zorgen dat het appartement voor bewoning geschikt was.
4.2
Naar het oordeel van het Gerecht kan het antwoord op de vraag per wanneer de huurovereenkomst al dan niet is ingegaan in het midden blijven, en wel om de volgende reden.
De bedorven en verdwenen goederen
4.3 [
Eiser] stelt dat tijdens zijn vakantie:
a. vis en garnalen die hij in de koelkast had gelegd, zijn bedorven doordat de electriciteit door toedoen van [gedaagde] was afgesloten, en
b. gereedschappen en een luchtkoelinstallatie zijn verdwenen doordat [gedaagde] werkmensen in het appartement heeft toegelaten.
[Eiser] wil vergoeding van de schade die hij daardoor heeft geleden.
4.4
Omdat [eiser] zich beroept op het rechtsgevolg van zijn (door [gedaagde] betwiste) stellingen, is het aan hem om te stellen en te bewijzen dat de vis en garnalen zijn bedorven doordat de electriciteit was afgesloten, en dat zijn eigendommen door toedoen van [gedaagde] zijn verdwenen. Ook moet hij de hoogte van de gestelde schade bewijzen, of op zijn minst voldoende aannemelijk maken. Naar het oordeel van het Gerecht is [eiser] in dat alles niet geslaagd.
4.5
Voor wat betreft de vis en garnalen komen de stellingen van [eiser] erop neer dat hij eind februari 2023 voor Afl. 12.000,- aan vis en garnalen heeft gekocht, dat hij die in de koelkast in het appartement heeft opgeborgen, dat hij op 2 maart 2023 op vakantie is gegaan en dat bij terugkomst van zijn vakantie, rond 17 maart 2023, bleek dat de vis en garnalen bedorven waren. Ten bewijze van zijn stellingen heeft [eiser] foto’s overgelegd van een aantal vissen, op één foto in een zwarte plastic zak verpakt, en van een koelkast vol plastic zakken.
4.6
Al met al is het Gerecht van oordeel dat [eiser] zijn stellingen onvoldoende heeft onderbouwd. Niet alleen blijkt uit de foto’s niet dat de koelkast vol lag met vis en garnalen (op de foto’s zijn alleen plastic zakken te zien), ook is niet duidelijk wanneer en waar de foto’s zijn gemaakt. Daarbij komt dat uit niets blijkt dat de vis en de garnalen (als het dat waren) eigendom waren van [eiser] en dat die vis en garnalen Afl. 12.000,- waard waren. Het lijkt het Gerecht ook onwaarschijnlijk dat [eiser] voor een klein fortuin aan vis en garnalen zou aanschaffen om die vervolgens in de koelkast te leggen en voor meer dan twee weken op vakantie te gaan. Voor zover er in de koelkast vis en garnalen lagen die eigendom waren van [betrokkene 1] (de persoon die [eiser] in het appartement had toegelaten), kan [eiser] die schade niet vorderen. Het gaat dan immers om schade van [betrokkene 1], terwijl het bovendien de vraag is of [gedaagde] eventuele schade van [betrokkene 1] zou moeten vergoeden, nu is gesteld noch gebleken dat [betrokkene 1] met instemming van [gedaagde] in het appartement verbleef of dat [eiser] volgens de – gestelde – huurovereenkomst het appartement in gebruik mocht geven aan een ander.
4.7
Kortom: de vordering ten aanzien van de vis en garnalen (en de over die schade gevorderde buitengerechtelijke kosten) zal bij eindvonnis worden afgewezen.
4.8
Hetzelfde geldt voor de vordering met betrekking tot de verdwenen gereedschappen en luchtkoelinstallatie (en de daarover gevorderde buitengerechtelijke kosten). Nog afgezien van het feit dat [eiser] op geen enkele manier heeft onderbouwd dat er in het appartement eigendommen van hem aanwezig waren die zijn verdwenen (en wat de waarde daarvan was), blijkt uit niets dat die spullen zijn weggenomen door personen die door [gedaagde] tot het appartement zijn toegelaten.
4.9
De vorderingen genoemd in 3.1 onder a, b, c en d (waarbij overigens b en d lijken te zien op dezelfde schade) zullen dus worden afgewezen.
De waarborgsom en eerste maand huur
4.1
De volgende vraag is of [gedaagde] gehouden is een bedrag van Afl. 1.440,- aan [eiser] te betalen. Dit is het bedrag dat [eiser] volgens zijn stellingen eind februari 2023 aan [gedaagde] zou hebben betaald voor de borg en eerste maand huur van het appartement. [gedaagde] heeft weersproken dat [eiser] haar iets heeft betaald.
4.11 [
Eiser] stelt (onderbouwd met een verklaring van de heer [betrokkene 2]) dat hij [gedaagde] op 25 februari 2023 Afl. 1.400,- heeft betaald, maar [gedaagde] betwist dat. Naar het oordeel van het Gerecht kan nog niet worden vastgesteld dat [eiser] gelijk heeft, maar bestaat wel aanleiding om [eiser] in de gelegenheid te stellen bewijs te leveren van zijn stelling.
4.12
In verband met die bewijslevering merkt het Gerecht vast op dat [eiser] weliswaar Afl. 1.440,- van [gedaagde] vordert, maar volgens zijn eigen stellingen maar Afl. 1.400,- aan haar heeft betaald. Zijn vordering kan dan ook tot maximaal dit bedrag worden toegewezen.
4.13 [
Eiser] zal zich bij akte kunnen uitlaten over de manier waarop hij bewijs wil leveren. Voor het geval hij getuigen wil doen horen, zal hij de namen van de te horen getuigen moeten vermelden en moeten partijen hun verhinderdata opgeven. Daarbij merkt het Gerecht alvast op dat aan de bewijslevering de nodige kosten zijn verbonden. Niet alleen zullen nieuwe processtukken moeten worden geschreven en/of zal een zitting moeten plaatsvinden waarop getuigen worden gehoord, maar als ook getuigen uit het buitenland moeten overkomen, kost dat geld. Die kosten komen uiteindelijk voor rekening van degene die de procedure verliest. Omdat geen van partijen kosteloos procedeert en zij hun advocaten dus moeten betalen en het geschil inmiddels betrekkelijk beperkt is (het gaat nog om Afl. 1.400,-), ligt het voor de hand dat zij proberen bewijslevering en de daarmee bemoeide kosten te voorkomen, en met elkaar tot overeenstemming te komen.
4.14
Voor het geval het partijen niet lukt een oplossing te vinden, zal de zaak worden verwezen naar de rolzitting van 8 januari 2025 voor het nemen van een akte door [eiser] als bedoeld in 4.13.
4.15
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5. DE UITSPRAAK
Het Gerecht:
draagt [eiser] op te bewijzen dat hij op 25 februari 2023 een bedrag van Afl. 1.400,- aan [gedaagde] heeft betaald voor de eerste maand huur en de borg van het appartement;
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 8 januari 2025 voor akte uitlating
door [eiser] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel;
bepaalt dat [eiser] – als hij bewijsstukken wil overleggen – die stukken direct in het geding moet brengen en dat hij – als hij getuigen wil horen – de namen van de getuigen en de verhinderdata van partijen moet opgeven;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Brandt, rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 4 december 2024 in aanwezigheid van de griffier.