ECLI:NL:OGEAA:2024:264
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Verbod wijziging verblijfplaats minderjarige
In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 5 december 2024 een vonnis uitgesproken in een kort geding tussen een vader en een moeder over de verblijfplaats van hun minderjarige dochter, hierna te noemen [belanghebbende]. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. N.S. Gravenstijn, heeft een verzoek ingediend om de moeder te verbieden de verblijfplaats van [belanghebbende] te wijzigen, terwijl er een bodemprocedure aanhangig is waarin de vader vraagt om het hoofdverblijf van [belanghebbende] bij hem te bepalen. De moeder, die in persoon procedeert, heeft gereageerd op de vordering van de vader.
Tijdens de mondelinge behandeling op 21 november 2024 hebben partijen afgesproken dat [belanghebbende] voorlopig bij de vader blijft wonen, in afwachting van de uitkomst van de bodemprocedure. Het Gerecht heeft de vordering van de vader om een dwangsom op te leggen aan de moeder afgewezen, omdat het Gerecht geen aanleiding ziet om te twijfelen aan de afspraken die zijn gemaakt. Ook de gevorderde machtiging tot het inroepen van de sterke arm is afgewezen, aangezien deze bevoegdheid reeds voortvloeit uit de wet.
Het Gerecht heeft verder vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders over [belanghebbende] voor verbetering vatbaar is en heeft hen aangeraden zich aan te melden bij Plan di Mayor voor begeleiding. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis verbiedt de moeder om de verblijfplaats van [belanghebbende] te wijzigen en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.