Op 6 november 2024 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in de zaken AUA202402822 en AUA202402823, waarbij het beroep van een Venezolaanse appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning werd behandeld. De appellant had op 7 mei 2024 een aanvraag ingediend voor een vergunning tot verblijf met als doel gezinsvorming, welke door de Minister van Arbeid, Energie en Integratie was afgewezen. Na het indienen van bezwaar op 8 mei 2024, en het uitblijven van een beslissing, heeft de appellant op 6 augustus 2024 beroep ingesteld tegen deze afwijzing en een verzoek om voorlopige voorziening gedaan. De zitting vond plaats op 23 oktober 2024, waar zowel de appellant als zijn gemachtigde aanwezig waren, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
Het gerecht oordeelde dat er geen nader onderzoek nodig was en dat de afwijzing van de vergunning niet in stand kon blijven, omdat de verweerder geen reële beslissing had genomen op het bezwaar van de appellant. De uitspraak verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de fictieve afwijzing en gaf de verweerder de opdracht om binnen drie maanden een reële beslissing te nemen. Tevens werd de verweerder veroordeeld tot betaling van de kosten van de appellant, begroot op Afl. 350,-. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, omdat de appellant geen redenen had aangevoerd voor een snellere beslissing dan de standaard termijn van drie maanden.
De rechter, mr. B.J. van Ettekoven, heeft de uitspraak gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. M.E.C. Bakker. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, met uitzondering van het verzoek om voorlopige voorziening, waartegen geen rechtsmiddel openstaat.