ECLI:NL:OGEAA:2024:25

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
27 februari 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
AUA202400075
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en beoordeling van dringende redenen in arbeidsconflict

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 27 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de naamloze vennootschap WATER- EN ENERGIEBEDRIJF ARUBA (W.E.B.) N.V. en een werknemer, hierna aangeduid als [verweerster]. W.E.B. verzocht de ontbinding op grond van dringende redenen, naar aanleiding van een e-mail die [verweerster] op 21 november 2023 had verzonden aan de CEO van W.E.B., waarin zij kritiek uitte op de CEO en interne zaken aan derden bekendmaakte. W.E.B. stelde dat deze handelingen in strijd waren met de Code of Conduct en dat er een onherstelbare vertrouwensbreuk was ontstaan.

Tijdens de mondelinge behandeling op 9 februari 2024 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. W.E.B. voerde aan dat de e-mail van [verweerster] onprofessioneel was en dat haar gedrag niet getolereerd kon worden. [verweerster] daarentegen betwistte de beschuldigingen en stelde dat zij haar geheimhoudingsplicht niet had geschonden, en dat haar e-mail in de juiste context moest worden geplaatst. Ze voerde aan dat Berenschot, het adviesbureau dat in de e-mail werd genoemd, geen willekeurige derde was, maar een partij met een contractuele relatie met W.E.B.

Het Gerecht oordeelde dat de e-mail van [verweerster] niet voldoende zwaarwegend was om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Het Gerecht concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de arbeidsrelatie dusdanig verstoord was dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet mogelijk was. Het verzoek van W.E.B. tot ontbinding werd afgewezen, en W.E.B. werd veroordeeld in de proceskosten van [verweerster].

Uitspraak

Beschikking van 27 februari 2024
Behorend bij AUA202400075 EJ
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
WATER- EN ENERGIEBEDRIJF ARUBA (W.E.B.) N.V.,
te Aruba,
verzoekster, hierna ook te noemen: WEB,
gemachtigden: de advocaten mrs. A.A. Ruiz en M.R.M. Reinkemeyer,
tegen:
[Naam verweerster],
te Aruba,
verweerster, hierna ook te noemen: [verweerster],
gemachtigde: de advocaat mr. D.M. Canwood.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties 1 t/m 9 van WEB, ingediend ter griffie op 12 januari 2023;
- het verweerschrift van [verweerster], met een productie;
- de aanvullende producties 10 t/m 18 van WEB;
- de mondelinge behandeling van de zaak op 9 februari 2024.
1.2
Tijdens de mondelinge behandeling van de zaak zijn namens WEB verschenen haar gemachtigden voornoemd. [verweerster] is eveneens verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd. Partijen hebben het woord gevoerd, beiden mede aan de hand van een overgelegde en voorgedragen pleitnota. Partijen hebben op elkaars stellingen gereageerd of kunnen reageren en hebben vragen van het Gerecht beantwoord.
1.3
Hierna is beschikking bepaald.

2.DE FEITEN

2.1 [
verweerster] is sinds 1 augustus 2003 voor onbepaalde tijd in dienst van WEB, en is per 1 januari 2017 werkzaam in haar huidige functie van [functie] tegen een salaris van Afl. 14.076,35 bruto per maand.
2.2
Bij e-mail van 20 november 2023 heeft [Naam CEO], CEO van WEB (hierna: [CEO]), met als onderwerp Salarishuis WEB Aruba N.V., onder meer het volgende geschreven aan [A] en [B], beiden werkzaam bij het Nederlandse adviesbureau Berenschot Groep B.V. (hierna: Berenschot):
“Een belangrijk gegeven is dat de medewerkers die ressorteren onder de CAO-sfeer al 20 jaar niet meer zijn opgenomen in het beoordelingssysteem. 10 jaar geleden is met de vakbond afgesproken om dit terug te draaien maar heeft niet plaats gevonden.
1 jaar geleden is voor de CAO2023-2027 afgesproken dat de Algemene Loonsverhogingen vervangen zullen worden met beoordelingen als die wederom worden ingevoerd, het nieuwe beoordelingsysteem is ook onderwerp voor een met de vakbond afgesproken werkgroep (“CAO van de Toekomst” vorm geven middels paritaire werkgroepen).
Dus mijn voorstel voor indexering heeft wel als voorwaarde de herinvoering van het beoordelingssysteem voor de medewerkers ressorterend onder de CAO-sfeer.”
Deze e-mail heeft [CEO] op 21 november 2023 doorgezonden aan [verweerster] en [Naam medewerkster], medewerkster van WEB (hierna: [medewerkster]).
2.3
Bij e-mail van 21 november 2023 heeft [verweerster] in reactie op voornoemde e-mail van [CEO] onder meer het volgende geschreven aan [CEO], [medewerkster], [A] en [B]:

Bon dia collega’s,
In de eerste email van de Algemeen Directeur heb ik bepaalde niet correcte en zeer teleurstellende manier om de rol van [FUNCTIE] `onder de bus te halen’ of beweringen te maken naar externen zonder over de relevante feiten en/of achtergrond informatie te beschikken.
De afdeling [FUNCTIE] ondersteunt de organisatie in alle vormen mogelijk met beste eer en geweten en dient toch wel met enig respect hierin behandeld te worden. [FUNCTIE] beweert nimmer dat er geen ruimte is voor groei zowel salarieel als in professionele ontwikkeling en wil dit hierbij vastgelegd hebben en adviseert hierin o.b.v. organisatie- en personele ontwikkelingen, en voert uiteindelijk de beslissing van de Directie uit.
(…)”.
2.4
In een verslag van hoor en wederhoor van [verweerster] van 22 november 2023 met [Naam plaatsvervangend CEO], plaatsvervangend CEO, [medewerkster], mr. Canwood, de gemachtigde van [verweerster] voornoemd, en [Naam voorzitter VWI], voorzitter van de Vereniging van Werknemers met een Individuele Arbeidsovereenkomst (VWI) als toehoorder aanwezig op verzoek van [verweerster], is het volgende opgenomen:

De heer [plaatsvervangend CEO] start het gesprek met de mededeling dat de CEO, de heer [CEO], betrokken partij is en dat hij daarom waarneemt als CEO.
De heer [voorzitter VWI] stelt dat dit hoor en wederhoor plaatsvindt naar aanleiding van een schadelijk mailbericht dat is verstuurd door mw . [verweerster] aan Berenschot, een Nederlandse onderneming waarbij mw. [verweerster] bepaalde uitspraken doet over de CEO die niet acceptabel zijn en in strijd zijn met de code of conduct. Haar reactie wordt gevraagd.
Mw. [verweerster] stelt (met harde toon) niet te willen reageren op de uitspraken en wil weten welke artikelen van de code of conduct zij heeft geschonden. Mw. [verweerster] zegt dat ze geen weet heeft van uitspraken die niet acceptabel zouden zijn. Mw. D. Canwood merkt tevens op dat ze moet weten waar mw. [verweerster] precies van wordt beschuldigd. Herhaald wordt door dhr. [plaatsvervangend CEO] dat de mail aantijgingen bevat aan de persoon van de CEO dhr. [CEO]; de CEO wordt persoonlijk aangevallen. Dhr. [plaatsvervangend CEO] vraagt opnieuw of mw. [verweerster] daarop wil reageren. (…)
Mw. [medewerkster] herinnert mw. [verweerster] aan haar gekozen woordgebruik en leest voor uit de mail die mw. [verweerster] heeft verstuurd:
“In de eerst email van de Algemeen Directeur heb ik bepaalde niet correcte en zeer teleurstellende manier om de rol van [FUNCTIE] `onder de bus te halen’ of beweringen te maken naar externen zonder de relevante feiten en/of achtergrond informatie te beschikken.”
“Niet op waarheid gebaseerd.”
“Directie WEB heeft in 2016 de schalen geïndexeerd en is dit commentaar niet op feiten gebaseerd en is m.i. meer een uiting van frustratie, welke bij mij niet-collegiaal en zeker niet transparant vanuit de Algemeen Directeur komt.”
Mw. [medewerkster] stelt dat mw. [verweerster] als hoofd [FUNCTIE] zelf ook wel weet dat de Code of conduct een algemene gedragscode is waaraan de werknemers zich dienen te houden zowel binnen de onderneming – onder de werknemers – als buiten de onderneming naar derden toe. De code bevat duidelijke regels van ethiek die gelden voor elke werknemer. De voormelde uitspraken in de mail zijn in strijd met de gedragsregels vastgelegd in de code die zij als hoofd [FUNCTIE] beslist kent.
Mw. [medewerkster] vraagt een reactie van mw. [verweerster] hierop. Mw. [verweerster] vraagt (zichtbaar geïrriteerd) of de CEO ook gehouden is aan die code? Mw. [medewerkster] wijst mw. [verweerster] erop dat zij in casu wordt gehoord over háár mail die zij aan derden heeft verstuurd.
Mw. Canwood stelt vervolgens dat er niet gehandeld is tegen de code of conduct; als algemeen directeur zaken zegt die niet gebaseerd op de feiten zijn dan mag mw. [verweerster] daarop reageren. (…)
De heer [plaatsvervangend CEO] deelt mw. [verweerster] mee dat ze op non actief wordt gesteld totdat deze zaak is onderzocht en wordt uitgeklaard. (…)
Mw. D. Canwood vraagt vervolgens of de op non actief stelling voor onbepaalde tijd is. De heer [plaatsvervangend CEO] antwoordt van wel tot het onderzoek is afgerond. Het gesprek wordt vervolgens beëindigd.”
2.5
Bij brief van 22 november 2023 heeft [CEO] het volgende geschreven aan [verweerster]:

Heden, 22 november 2023, heeft u deelgenomen aan een gesprek met de heer [plaatsvervangend CEO] en mevrouw [medewerkster], in verband met het feitenonderzoek naar de door u gedane uitlatingen in uw e-mail bericht d.d. 21 november 2023 aan Berenschot Nederland.
Wij hebben besloten nader onderzoek te doen naar bovengenoemde uitlatingen. Teneinde dit onderzoek ongestoord plaats te laten vinden wordt u vooralsnog voor de duur van het onderzoek op non-actief gesteld en de toegang tot het WEB-terrein ontzegd. Deze non-actiefstelling is met behoud van salaris en is dus uitdrukkelijk geen disciplinaire maatregel. U dient zich voor mogelijke vervolggesprekken in het kader van het onderzoek beschikbaar te houden.
2.6
Bij brief van 27 november 2023 heeft [CEO] het volgende geschreven aan [verweerster]:

Op 21 november 2023 om 9.47 a.m. heeft u gemeend op e-mail correspondentie die door de directeur van WEB met Berenschot is gevoerd met betrekking tot het salarishuis van WEB en die naar u ter informatie is doorgestuurd inhoudelijk te moeten reageren met cc. aan Berenschot. U heeft zonder enige noodzaak een interne kwestie van WEB aan derden geopenbaard en door dit te doen heeft u de directeur van WEB tegenover derden op onbehoorlijke wijze aangesproken c.q. op de vingers getikt. Het maakt daarbij niet uit of hetgeen u in uw e-mail aankaart al dan niet juist is. U weet zeer wel als Hoofd [FUNCTIE] dat uw handelen in strijd is met in ieder geval de bepaling “Forwarding of e-mails without prior consent of the originator from WEB’s network to the internet, WEB- or to a third party network” onder het kopje “General Employee Conduct” van de Code of Conduct van WEB. Erger nog, u wist dat u geen gesprekspartner was in de gevoerde e-mail correspondentie die naar u ter informatie was doorgestuurd. Het had aldus voor u duidelijk moeten zijn dat deze informatie niet bedoeld was om door u op te reageren met cc aan Berenschot. Gelet op de wijze waarop u heeft gemeend te moeten reageren en uw kennelijke beweegreden, namelijk dat u zich aangevallen voelde, kan uw handelen niet anders worden uitgelegd dan als een (persoonlijke) wraakactie tegen de directeur gericht. Uw handelen is gelet op het voorgaande evident in strijd met uw individuele arbeidsovereenkomst (IAO) en wel artikel 4 leden 1 en 2 in samenhang met artikel 7:678 lid 2 sub i van het Burgerlijk wetboek van Aruba en wordt als een dringende reden om de arbeidsovereenkomst met u te beëindigen beschouwd.
U bent op 22 november 2023 uitgenodigd voor een hoor en wederhoor gesprek (…) U verscheen bij het gesprek vergezeld van maar liefst twee vertegenwoordigers (…) Door dit te doen heeft u de situatie verder op de spits gedreven. Daarbij komt nog, dat u en uw vertegenwoordigers duidelijk een aanvalshouding hadden aangenomen. (…) Het is voor WEB onbegrijpelijk dat u, bijgestaan door uw vertegenwoordigers, voor de aanval heeft gekozen terwijl u als Hoofd [FUNCTIE] weet althans behoort te weten dat u niet correct heeft gehandeld. (…)
Na zorgvuldige afweging van alle relevante feiten en omstandigheden en in het bijzonder gelet op uw vertrouwensfunctie naar de directie van WEB toe, heeft WEB besloten de arbeidsovereenkomst gerechtelijk te laten ontbinden op grond van een dringende reden c.q. onherstelbare vertrouwensbreuk met uw onmiddellijke non-actiefstelling met behoud van salaris in afwachting van de ontbindingsuitspraak. Immers, uw zeer onverantwoorde en zeer onprofessionele handelswijze alsook de schending door u van uw geheimhoudingsplicht zoals hierboven omschreven wordt door WEB niet getolereerd.”

3.HET GESCHIL

3.1
WEB verzoekt het Gerecht bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de arbeids-overeenkomst tussen partijen wegens gewichtige redenen, op grond van (een) dringende reden(en) dan wel een verandering van omstandigheden, te ontbinden, met veroordeling van [verweerster] in de kosten van de procedure.
3.2
WEB heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat [CEO] met betrekking tot het salarishuis van WEB in het weekend van 18 en 19 november 2023 per e-mail heeft gecorrespondeerd met de door WEB ingeschakelde (externe) adviseurs van Berenschot. Deze correspondentie heeft [CEO] ter informatie gedeeld met [verweerster]. Voor [verweerster] had het duidelijk moeten zijn dat deze informatie niet bedoeld was om door haar op te reageren, en zeker niet om derden daarbij te betrekken. Toch heeft [verweerster] dat op 21 november 2023 gedaan en Berenschot in de cc opgenomen. Hiermee heeft zij zonder noodzaak een interne kwestie van WEB aan derden geopenbaard en heeft zij [CEO] op onbehoorlijke wijze aangesproken. Deze handelwijze is in strijd met de Code of Conduct van WEB
.Daarnaast is deze handelwijze in strijd met de Wegwijzer, de Policies and Procedures van de IT, de arbeidsovereenkomst van [verweerster] en artikel 7:678 lid 2 sub i van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BWA). Doordat [verweerster] tijdens het gesprek op 22 november 2023 in het kader van hoor en wederhoor met maar liefst twee vertegenwoordigers verscheen is de situatie verder op de spits gedreven. [verweerster] en haar vertegenwoordigers hadden duidelijk een aanvalshouding aangenomen. De onverantwoorde en onprofessionele handelwijze van [verweerster], alsook de schending van haar geheimhoudingsplicht wordt niet getolereerd. De arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden aangezien WEB geen enkel vertrouwen meer heeft en kan hebben in (het functioneren van) [verweerster] door haar handelwijze op 21 november 2023.
3.3 [
verweerster] heeft verweer gevoerd en primair geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek. Subsidiair heeft [verweerster] verzocht, bij toewijzing van het verzoek, om aan haar een vergoeding ten laste van WEB toe te kennen.
3.4
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de uitspraak van belang, nader worden ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Beoordeeld dient te worden of de arbeidsovereenkomst tussen partijen dient te worden ontbonden. In artikel 7:685 BWA is bepaald dat ieder van de partijen te allen tijde bevoegd is zich tot de rechter in eerste aanleg te wenden met het verzoek de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen te ontbinden. Als gewichtige redenen worden beschouwd omstandigheden die een dringende reden als bedoeld in artikel 7:677, eerste lid BWA, zouden hebben opgeleverd indien de arbeidsovereenkomst daarom onverwijld opgezegd zou zijn, alsook veranderingen in de omstandigheden, welke van dien aard zijn, dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.
4.2
WEB meent dat sprake is van een dringende reden om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, gelegen in de e-mail van 21 november 2023 van [verweerster] aan [CEO] met cc aan Berenschot. Daarmee heeft [verweerster] volgens WEB gehandeld in strijd met de interne regels van WEB en artikel 7:678 lid 2 sub i BWA. Hierdoor heeft WEB, zo stelt zij, geen enkel vertrouwen meer in [verweerster], zodat, indien geoordeeld wordt dat geen sprake is van een dringende reden, in ieder geval sprake is van zodanige veranderingen in de omstandigheden dat de arbeidsovereenkomst dadelijk behoort te eindigen. [verweerster] heeft hiertegen aangevoerd dat Berenschot geen willekeurige derde is aan wie geen informatie dient te worden verschaft. De e-mail van [verweerster] dient in de juiste context te worden geplaatst. Berenschot heeft als ingehuurde derde een contractuele relatie met WEB en is daarom gehouden aan een geheimhoudingsplicht. [verweerster] stelt dat zij haar geheimhoudings-plicht niet heeft geschonden, dat zij de directeur niet tegenover derden op onbehoorlijke wijze heeft aangesproken en dat juist van haar mag worden verwacht dat zij zich niet als meeloper opstelt en voor de belangen van WEB en de werknemers opkomt.
4.3
Overwogen wordt als volgt.
4.4
Van [verweerster] mocht, gelet op haar functie en het ontbreken van de noodzaak daartoe, worden verwacht dat zij haar e-mail van 21 november 2023 met als onderwerp Salarishuis WEB Aruba N.V. niet in cc aan Berenschot had toegezonden. Dat zij dit wel heeft gedaan is op z’n zachtst gezegd niet handig geweest en ook niet nodig. Kort na het verzenden zou, zoals [verweerster] wist, een gesprek plaatsvinden over het betreffende onderwerp met onder meer [CEO] en [verweerster]. Tijdens dat gesprek had [verweerster] haar boodschap naar voren kunnen brengen en haar reactie kunnen geven op de inhoud van de eerdere e-mail van [CEO] van 21 november 2023. Het enkele toezenden van deze e-mail aan Berenschot is echter, in de gegeven omstandigheden en in het licht van het langdurige en goede functioneren van [verweerster] binnen WEB, onvoldoende zwaarwegend om tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst te kunnen leiden.
4.5
Daarbij wordt in aanmerking genomen dat WEB weliswaar heeft gesteld dat de mededelingen van [verweerster] in haar e-mail van 21 november 2023 in strijd zijn met onder meer de Code of Conduct van WEB en artikel 7:678 lid 2 sub 1 BWA, maar dat daarvan in dit geval geen sprake is. Berenschot kan niet worden aangemerkt als een willekeurige externe derde. Zij was al langere tijd als adviespartij bij organisatieveranderingen binnen WEB betrokken en in het licht daarvan dient het delen van informatie met Berenschot en de aldus gedeelde informatie te worden bezien. In artikel 7:678 lid 2 sub 1 BWA is bepaald dat een dringende reden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst aanwezig kan worden geacht wanneer de werknemer bijzonderheden aangaande de huishouding of het bedrijf van de werkgever die hij behoorde geheim te houden, bekendmaakt. Gelet op de inhoud van de betreffende e-mail is van bijzonderheden zoals bedoeld in dat wetsartikel geen sprake.
4.6
Verder kan [verweerster] niet worden verweten dat zij zich tijdens het gesprek van hoor en wederhoor op 22 november 2023 (zie hiervoor onder 2.4) heeft laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en [voorzitter VWI]. Begrijpelijk is dat [verweerster] zich tijdens dat gesprek wilde laten bijstaan, gezien de verwijten die haar werden gemaakt en nu de wijze waarop zij daarover in een eerder gesprek was aangesproken door [verweerster] als zeer heftig en aanvallend was ervaren. Gelet hierop kan haar ook niet worden aangerekend dat zij tijdens het gesprek een volgens WEB aanvallende houding aannam. Bovendien had WEB aan [verweerster] meegedeeld een advocaat te zullen gaan benaderen, zoals onweersproken is gesteld. Niet kan aan [verweerster] worden tegengeworpen dat zij zich tijdens het gesprek heeft laten bijstaan door twee vertegenwoordigers. Dat is haar goed recht en dat betekent niet, zoals WEB meent, dat [verweerster] de zaak daarmee op de spits heeft gedreven.
4.7
Ook is onvoldoende gebleken dat de arbeidsverhouding tussen partijen dusdanig verstoord is geraakt dat de arbeidsovereenkomst niet kan worden voortgezet. Het valt te begrijpen dat [CEO] zich enigszins in diskrediet gebracht voelde, gelet op de tekst in de e-mail van [verweerster]. Daar staat tegenover dat, gelet op de functies van [CEO] en [verweerster], van hen had mogen worden verwacht dat zij op een rustiger moment het gesprek met elkaar zouden zijn aangegaan, zodat de lucht had kunnen worden geklaard. Naar het oordeel van het Gerecht mag dit nog steeds van hen worden verwacht. Niet is gebleken dat de geschonden arbeidsrelatie niet kan worden hersteld. [verweerster] heeft zich bereid verklaard het gesprek aan te gaan. Van [CEO] mag, mede gelet op zijn positie binnen WEB, worden verwacht dat hij zich op professionele wijze inzet voor herstel van de arbeidsrelatie met [verweerster].
4.8
Het voorgaande brengt mee dat het ontbindingsverzoek zal worden afgewezen.
4.9
WEB zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van [verweerster] gevallen, begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris van de gemachtigde.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
5.1
wijst het verzoek af;
5.2
veroordeelt WEB in de kosten van de procedure aan de zijde van [verweerster] gevallen, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris van de gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 februari 2024 in aanwezigheid van de griffier.