ECLI:NL:OGEAA:2024:232

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
AUA202304088
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongerechtvaardigde verrijking tussen vader en zoon met betrekking tot bouwkosten van een appartement

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, vordert een vader van zijn zoon een schadevergoeding van Afl. 50.000,- op basis van ongerechtvaardigde verrijking. De vader stelt dat hij heeft bijgedragen aan de bouw van een tweede appartement op het perceel van de zoon, waarvoor hij materialen heeft betaald en arbeid heeft ingeschakeld. De zoon, eigenaar van de woning en het appartement, betwist de vordering en stelt dat de vader de materialen heeft betaald met huurbetalingen die hij aan de zoon verschuldigd was.

De procedure begon met een inleidend verzoekschrift op 23 november 2023, gevolgd door een conclusie van antwoord op 10 januari 2024. Een comparitie van partijen vond plaats op 16 september 2024, waar beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Het Gerecht heeft vastgesteld dat de vader inderdaad materialen heeft betaald voor de bouw van het appartement, wat leidt tot een verarming van de vader en een verrijking van de zoon.

Het Gerecht oordeelt dat er geen concrete afspraken zijn gemaakt over de bouw van het appartement, waardoor de verrijking van de zoon ongerechtvaardigd is. De vader heeft aannemelijk gemaakt dat hij Afl. 27.693,28 heeft geïnvesteerd in de bouw, en het Gerecht wijst deze vordering toe. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door rechter T.A.M. Tijhuis op 30 oktober 2024.

Uitspraak

Vonnis van 30 oktober 2024
Behorend bij A.R. no. AUA202304088
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiser],
te Aruba,
eiser,
hierna ook te noemen: de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Croes,
tegen
[Gedaagde],
te Aruba,
gedaagde,
hierna te noemen: de zoon,
gemachtigde: de advocaat mr. Z.T.M. Arendsz.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift, met producties, van 23 november 2023;
- de conclusie van antwoord van 10 januari 2024.
1.2
Bij tussenvonnis in deze zaak van 7 februari 2024 is een comparitie van partijen bepaald op 30 april 2024. Nadat de comparitie meermalen op verzoek van partijen was aangehouden, heeft de zitting plaatsgevonden op maandag 16 september 2024. Partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigden voornoemd. Partijen hebben het woord gevoerd, op vragen van het Gerecht geantwoord en op elkaars stellingen gereageerd of kunnen reageren. Voorafgaand aan de comparitie hebben beide partijen nog stukken in het geding gebracht.
1.3
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.DE FEITEN

2.1
Partijen zijn vader en zoon.
2.2
De zoon is eigenaar van een woning gelegen aan de [adres] te Aruba. Bij de woning is een appartement gelegen waarin de vader woonde. Vanaf 2014 is een tweede appartement gebouwd.

3.DE VORDERING

3.1
De vader vordert de zoon bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen aan de vader te betalen een bedrag van Afl. 50.000,-, met veroordeling van de zoon in de kosten van het geding.
3.2
De vader legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij het tweede appartement bij de woning heeft gebouwd en betaald, waardoor hij is verarmd en de zoon ongerechtvaardigd is verrijkt. De zoon is daarom gehouden de door de vader geleden schade te vergoeden.
3.3
De zoon voert verweer en concludeert tot afwijzing van het gevorderde.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
De vader legt aan zijn vordering ten grondslag dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking. Op grond van artikel 6:212 lid 1 BW is degene die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander verplicht, voor zover dit redelijk is, diens schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking. Een verrijking hoeft niet alleen te zijn gelegen in een vermeerdering van een actief, maar kan ook bestaan uit een besparing van kosten.
4.2
De zoon is eigenaar van een perceel met daarop gebouwd de woning en een appartement. De vader woonde in dat appartement. Op enig moment is besloten dat een tweede appartement zou worden gebouwd. Volgens de vader omdat partijen waren overeengekomen dat dit appartement voor hem zou worden gebouwd en dat hij eigenaar zou worden van dit appartement, volgens de zoon omdat hij dit appartement wilde gaan verhuren. In geschil is derhalve of en zo ja, welke afspraken over de bouw van het tweede appartement zijn gemaakt. Gelet hierop en nu partijen beiden hun stellingen niet, althans onvoldoende concreet hebben onderbouwd, kan niet worden gezegd dat aan de bouw van het appartement concrete afspraken ten grondslag liggen.
4.3
Op grond van hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd staat vast dat ook de vader geld in de bouw van het appartement heeft geïnvesteerd, door een helper in te huren en te betalen en door materialen ten behoeve van de bouw te kopen. De zoon heeft gesteld dat de vader de materialen heeft betaald met gelden die hij eigenlijk aan huur aan hem, de zoon, was verschuldigd. Volgens de zoon zijn partijen overeengekomen dat de vader voor de bewoning van het (eerste) appartement aan de zoon huur van Afl. 850,- maand zou betalen. Dit alles is echter door de vader betwist en door de zoon niet met voldoende concrete, voor bewijs vatbare feiten en/of omstandigheden onderbouwd. Zijn stellingen kunnen daarom niet slagen. Als vaststaand moet daarom worden aangenomen dat de vader materialen voor de bouw van de woning heeft betaald. De vader is daarmee verarmd.
4.4
Als gevolg van de investeringen van de vader in de bouw van het appartement is sprake van verrijking van de zoon. Door de investeringen van de vader in de bouw van het appartement waarvan de zoon de eigenaar is, heeft de zoon deze kosten immers bespaard. Tevens is, zoals de vader niet, althans onvoldoende heeft weersproken, de woning van de zoon als gevolg van de bouw van het tweede appartement in waarde gestegen. Tussen de verarming en de verrijking bestaat dan ook voldoende causaal verband. De vraag is dan of deze verrijking ook ongerechtvaardigd is. Zoals hiervoor is overwogen kan niet worden gezegd dat concrete afspraken aan de bouw van het appartement ten grondslag liggen. Gelet hierop en nu ook niet is gesteld of gebleken dat de verrijking anderszins zijn grondslag vindt in een verbintenis of in de wet dan wel in een daarop gerichte wil of bedoeling van de vader, ligt er geen redelijke oorzaak aan de verrijking ten grondslag. De verrijking is daarmee ongerechtvaardigd.
4.5
De ongerechtvaardigde verrijking van de zoon brengt mee dat hij is gehouden tot het betalen van schadevergoeding aan de vader tot het bedrag van zijn verrijking, voor zover dat redelijk is.
4.6
De vader heeft tijdens de comparitie van partijen gesteld dat hij een bedrag van Afl. 47.000,- in het appartement heeft geïnvesteerd. Dit is door de zoon weersproken. Volgens hem heeft de vader (slechts) een bedrag van Afl. 15.676,- in het appartement geïnvesteerd.
4.7
De vader heeft diverse stukken overgelegd ter onderbouwing van de door hem gestelde in het appartement gedane investeringen. Als productie 3 bij inleidend verzoekschrift heeft hij een opsomming overgelegd van de volgens hem door hem betaalde kosten. Ter zitting zijn deze stukken besproken en is het overzicht met de kop ‘Investment Sebastian Israel Falcon Tromp Year 2016-2021’, dat begint met een uitgave op 16 april 2016 en eindigt met een uitgave op 20 februari 2021, doorgenomen.
De zoon heeft van diverse op dit overzicht vermelde uitgaven (bij Kooijman, Thiel Materials N.V., Empressa Italo Arubano, Euroceramica, John Patrick Building Support Services N.V., MARLUP Contractors N.V., WEMA en Italo) erkend dat deze door de vader zijn gedaan. Deze uitgaven zien in totaal op een bedrag van Afl. 19.973,28.
4.8
Voor wat betreft de overige op deze lijst vermelde uitgaven geldt als volgt.
4.8.1
Op het overzicht staan uitgaven ter zake van een auto en ziektekosten. Zoals ter zitting door de vader is erkend, is dat abusievelijk en zien deze uitgaven niet op investeringen in de bouw van het appartement.
4.8.2
Voor wat betreft de posten [betrokkene 1] van 5 juni 2016, 24 juni 2016 en 1 juli 2016, [betrokkene 2] van 17 juni 2016, [betrokkene 3] van 15 en 16 juli 2016, [betrokkene 4] en [betrokkene 5] van beide 22 juli 2016, geldt dat uit de overgelegde onderliggende stukken voldoende blijkt dat deze kosten ten behoeve van de bouw van het appartement zijn gemaakt. Voor wat betreft de kosten van [betrokkene 1] geldt weliswaar dat uit de onderliggende stukken alleen blijkt dat door hem werkzaamheden zijn verricht, maar nu de zoon niet, althans onvoldoende heeft weersproken dat de vader hulp had ingehuurd en de facturen qua data aansluiten bij de tijdens de comparitie door partijen geschetste voortgang van de bouw van het appartement, leidt dat niet tot een ander oordeel. Voornoemde posten zien op een bedrag van in totaal Afl. 6.655,-.
4.8.3
Met betrekking tot de posten ‘S/Data’ van 27 mei 2016, 2 juni 2016, 6 juni 2016 en 27 juni 2016, ten bedrage van respectievelijk Afl. 150, Afl. 250, Afl. 250 en Afl. 240,- blijkt uit de aan die post ten grondslag liggende facturen dat deze zien op de aanschaf van ‘limesand’ en graniet, zodat voldoende aannemelijk is dat ook deze posten van in totaal Afl. 890,- door de vader ten behoeve van de bouw van het appartement zijn betaald. Ditzelfde geldt voor de post ‘Banco di Caribe’ van 17 juni 2016 van Afl. 175,-. Uit de ter onderbouwing van deze post overgelegde factuur blijkt genoegzaam dat deze kosten zien op de vloer van het appartement.
4.8.4
Voor wat betreft de overige posten (‘Yosli’ en ‘Manito’) heeft de zoon gemotiveerd weersproken dat deze kosten door de vader ten behoeve van het appartement zijn gemaakt.
4.9
Voorts geldt dat de vader nog verschillende andere bonnen, facturen en dergelijke heeft overgelegd, maar bij gebrek aan een (voldoende) concrete toelichting daarop, zal aan die stukken worden voorbijgegaan.
4.1
Het voorgaande brengt mee dat de vader voor wat betreft een bedrag van in totaal Afl. 27.693,28 aannemelijk heeft gemaakt dat hij is verarmd. Voor het overige heeft de vader zijn vordering onvoldoende onderbouwd. De zoon is gehouden voornoemd bedrag aan de vader te betalen. Dit is ook redelijk, te meer nu de vader, zoals hij onweersproken heeft gesteld, ten behoeve van de bouw van het appartement een lening bij Island Finance is aangegaan.
Slotsom
4.11
De slotsom van het voorgaande is dat de vordering van de vader tot een bedrag van Afl. 27.693,28 zal worden toegewezen en dat het gevorderde voor het overige wordt afgewezen.
4.12
Deze uitkomst en de relatie van partijen brengt mee dat de proceskosten zullen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
veroordeelt de zoon om aan de vader te betalen het bedrag van Afl. 27.693,28;
5.2
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.3
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 30 oktober 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.