ECLI:NL:OGEAA:2024:224

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
23 oktober 2024
Zaaknummer
AUA202301529 AR
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot overhandiging van jaarrekeningen en dwangsom in aandeelhoudersgeschil

In deze zaak vordert eiser, vertegenwoordigd door mr. D.G. Kock, dat gedaagden, vertegenwoordigd door mr. M.B. Boyce, worden veroordeeld om de jaarrekeningen van de naamloze vennootschap Safecom Safety & Communication Services N.V. over de jaren 2009 tot en met 2022 aan hem te overhandigen. Eiser stelt dat gedaagden, als bestuurders van de vennootschap, hun wettelijke verplichtingen niet nakomen. De procedure is gestart met een inleidend verzoek op 8 mei 2023, gevolgd door verschillende conclusies en een pleidooi op 20 augustus 2024. Het Gerecht heeft vastgesteld dat eiser nog steeds aandeelhouder is, ondanks de beweringen van gedaagden dat hij zijn aandelen heeft verkocht. Het Gerecht oordeelt dat gedaagde 2, als bestuurder, verplicht is om de jaarrekeningen te verstrekken, voor zover deze zijn opgesteld. De vordering van eiser om de jaarrekeningen over de jaren 2009-2014 wordt afgewezen, omdat hij deze al heeft ingezien. Gedaagde 1 wordt in het ongelijk gesteld, terwijl de proceskosten tussen eiser en gedaagde 2 worden gecompenseerd. Het vonnis is uitgesproken op 2 oktober 2024.

Uitspraak

Vonnis van 2 oktober 2024
Behorend bij A.R. no. AUA202301529
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te Aruba,
eiser,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:

1.[Gedaagde 1],

2.
[Gedaagde 2],
beiden wonende te Aruba,
gedaagden,
hierna te noemen: [gedaagde 1] respectievelijk [gedaagde 2] en gezamenlijk [gedaagden],
gemachtigde: de advocaat mr. M.B. Boyce.

1.DE VERDERE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het inleidend verzoek, met producties, van 8 mei 2023;
- de conclusie van antwoord, met producties, van 25 oktober 2023;
- de conclusie van repliek van 7 februari 2024;
- de conclusie van dupliek, met producties, van 3 april 2024;
- de akte niet dienen van 8 mei 2024.
1.2
Van de zijde van [gedaagden] is pleidooi gevraagd. Het pleidooi heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2024. Namens [eiser] is verschenen mr. Kock voornoemd. [Gedaagde 1] is verschenen, bijgestaan door mr. Boyce voornoemd, die tevens namens [gedaagde 2] is verschenen. Partijen hebben het woord gevoerd (mr. Boyce mede aan de hand van aan het Gerecht overgelegde pleitnota), vragen van het Gerecht beantwoord en op elkaars stellingen gereageerd of kunnen reageren. Voorafgaand aan de zitting zijn van de zijde van [gedaagde 1] nog nadere producties in het geding gebracht.
1.3
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.DE FEITEN

2.1
Op 12 september 2000 is opgericht de naamloze vennootschap Safecom Safety & Communication Services N.V. (hierna: Safecom Safety). [Eiser], [gedaagde 1], [gedaagde 2] en [betrokkene] (hierna: [betrokkene]) hielden bij oprichting elk 25% van de aandelen (aandelen 1 tot en met 100). [Gedaagde 2], [gedaagde 1] en [eiser] waren bestuurders van de vennootschap.
2.2
Bij brief van 24 november 2000 heeft [eiser] zijn ontslag ingediend als bestuurder van Safecom Safety en (een deel van) de door hem gehouden aandelen in het kapitaal van de vennootschap, met name de aandelen nrs. 16 tot en met 20, tegen de nominale waarde van Afl. 500,- conform de statuten van de vennootschap te koop aangeboden.
2.3 [
Eiser] is vervolgens met ingang van 1 februari 2000 uitgeschreven als bestuurder van Safecom Safety.
2.4
Bij brief van 29 augustus 2008 heeft [eiser] aan [gedaagden] bericht:
“I would like to inform you that I am resigning, effective September 29th 2008.
(…) I also wish to offer my shares to you as stated in the terms stipulated by the articles of the company.”
2.4
Bij vonnis van dit Gerecht van 23 maart 2011 in de zaak A.R. no. 2597 van 2009, tussen [betrokkene] en [eiser] enerzijds en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] anderzijds gewezen, is onder meer als volgt overwogen en beslist:
“ 2.2 De statuten van Safecom Safety luiden, voor zover hier relevant, als volgt:
Algemene vergaderingen van aandeelhouders
Artikel 10 lid 2
‘De jaarlijkse algemene vergadering van aandeelhouders moet worden gehouden binnen negen maanden na afloop van het boekjaar der vennootschap. In deze laatstgenoemd vergadering wordt onder meer:
a. door de directie verslag uitgebracht omtrent de gang van zaken in de vennootschap en het gevoerde beheer gedurende het afgelopen boekjaar;
b. de balans en de winst en verliesrekening vastgesteld.
c. (…)’
Balans en winst- en verliesrekening
Artikel 16 lid 1:
‘ Binnen acht maanden na afloop van het boekjaar, doch minstens een maand voor de datum van de jaarlijkse algemene vergadering, zal de directie de balans en winst- en verliesrekening over het afgelopen boekjaar aan de algemene vergadering van aandeelhouders aanbieden, vergezeld van een toelichting welke vermeldt naar welke maatstaf de onroerende en roerende zaken der vennootschap zijn gewaardeerd. (…)’
(…)
4.4 [
Gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren nog aan dat [eiser] geen recht heeft op de aandelen die hij houdt en dat hij verplicht is deze in te leveren. Aan deze stellingen verbinden zij echter geen (juridische) consequenties, zodat deze stelling wordt gepasseerd.
(…)
5. DE BESLISSING
(…)
- beveelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de jaarrekeningen van Safecom Safety over de boekjaren 2001 en 2004 tot en met 2008 aan [betrokkene] en [eiser] te overhandigen, op straffe van een dwangsom van Afl. 1.000,00 voor iedere dag, een deel daarvan daaronder begrepen en met een maximum van Afl. 50.000,00, dat aan dit bevel niet wordt voldaan;
- verklaart voor recht dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] jegens [betrokkene] en [eiser] onrechtmatig hebben gehandeld, en dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gedurende hun bestuursperiode hun bestuurstaken onbehoorlijk hebben vervuld;
- veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op grond van onbehoorlijke taakvervulling en onrechtmatige daad om aan [betrokkene] en [eiser] schadevergoeding te betalen, op te maken bij staat (…).”
2.5
Dit vonnis is bij vonnis van het Hof van 19 juni 2012 (zaaknummer 52244-H 19/12) bevestigd. Het hof heeft in dit vonnis onder meer als volgt overwogen:
“(…)
4.6
In hun conclusie van antwoord (..) hebben [gedaagden] gesteld dat partijen hebben afgesproken dat [eiser] zijn aandelen moest inleveren omdat hij zich heeft teruggetrokken en taxi is gaan rijden. In hun dupliek (…) hebben zij gesteld dat [eiser] zijn aandelen zou inleveren.
Uitgaande van het bestaan van die door [betrokkene]. ontkende afspraak oordeelt het Hof als volgt. Gesteld noch gebleken is dat [eiser] zijn aandelen inderdaad heeft "ingeleverd". Nu niet anders is gesteld of gebleken gaat het Hof er verder vanuit, mede gelet op de woorden "zou inleveren", dat die beweerdelijke afspraak slechts een obligatoire strekking heeft en levering door [eiser] niet heeft plaatsgevonden. Zolang die levering niet heeft plaatsgevonden, is [eiser] nog steeds rechthebbende van die aandelen (…)
(…)
4.10.1
In de tiende grief wordt geklaagd over het feit dat het GEA [gedaagden] heeft veroordeeld om aan [betrokkene] de jaarrekeningen te overhandigen terwijl een dergelijke overhandiging slechts een verplichting is jegens de vennootschap. (…) Het Hof stelt voorop dat het in beginsel juist is dat de jaarrekeningen aan de vennootschap moeten worden “overhandigd” en/of ter beschikking van de aandeelhoudersvergadering moeten worden gesteld. Het onderhavige geval is echter zo bijzonder, mede omdat elke procespartij 25% van de aandelen bezit en er dus geen andere aandeelhouders zijn dan deze vier procespartijen terwijl het bestuur, dat 50% van de aandelen bezit, niet aan die betreffende statutaire verplichting voldoet, dat het GEA terecht [gedaagden] heeft veroordeeld tot overhandiging van de betreffende jaarstukken aan [betrokkene] (…).”
2.6
Vanaf 30 oktober 2013 tot en met 8 december 2015 hebben verschillende betalingen, van in totaal een bedrag van Afl. 105.000,-, plaatsgevonden aan [eiser].
2.7 [
Gedaagde 1] is met ingang van 1 april 2016 niet langer bestuurder van Safecom Safety.
2.8
Bij brief van 20 juni 2016 is [eiser] opgeroepen voor de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (hierna: AvA) van Safecom Safety van 7 juli 2016. Op de agenda staat onder meer:
“7. Verslag Directie inzake gang van zaken 2000 tot en met 2014, alsmede samenvatting van de jaarcijfers;
(…)
11. Verkoop aandelen (…) nrs. 16 tot en met 20 van [eiser] conform aanbieding van 23 september 2015 conform artikel 7 van de statuten van de Vennootschap – herhaling van aanbod; (…)”
Tevens is meegedeeld dat de jaarstukken ter inzage liggen ten kantore van Safecom Safety.
2.9 [
Eiser] heeft de jaarrekeningen tot en met 2024 ingezien. Tevens was hij op de AvA van 7 juli 2016 aanwezig.
2.1
Bij vonnis van dit Gerecht van 30 mei 2018 (AR no. 1166 van 2017/ AUA201701065) is geoordeeld dat bij voormeld vonnis van 23 maart 2011 [gedaagde 1] en [gedaagde 2] is bevolen om de jaarrekeningen van Safecom Safety over de boekjaren 2001 en 2004 tot en met 2008 aan (onder meer) [eiser] te overhandigen en dat tussen partijen niet in geschil is dat dit bevel naar behoren is opgevolgd of uitgevoerd. Tevens is geoordeeld dat zonder nadere uitleg – die ontbreekt – niet valt in te zien dat [gedaagde 2] gehouden is om andere dan de hiervoor vermelde jaarrekeningen van Safecom Safety aan [eiser] te overleggen en dat de vordering van [eiser] op dit onderdeel zal worden afgewezen.

3.DE VORDERING

3.1 [
Eiser] vordert dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, worden veroordeeld om:
a. binnen 30 dagen na betekening van deze uitspraak alsnog gevolg te geven aan de beslissing van dit Gerecht van 23 maart 2011 (AR 2597 van 2009) tussen partijen gewezen;
b. binnen 90 dagen na betekening van deze uitspraak de jaarrekeningen van Safecom Safety over de jaren 2009 tot en met 2022 aan [eiser] te overhandigen;
alles op straffe van een dwangsom van Afl. 25.000,- per dag of gedeelte van een dag dat [gedaagden] nalaten aan deze bevelen te voldoen, tot een maximum van Afl. 2.500.000,-, met veroordeling van gedaagden in de kosten van het geding, alles uitvoerbaar bij voorraad.
3.2 [
Eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagden] nalaten de jaarrekeningen aan hem te verschaffen en aldus niet voldoen aan de op hen als bestuurders rustende wettelijke plicht. De financiële schade die hij over al deze jaren heeft geleden is enorm, maar voor hem niet te kwantificeren omdat hij niet over de jaarrekeningen beschikt of enige deugdelijke financiële rapportage van [gedaagden] krijgt, aldus [eiser].
3.3 [
Gedaagden] voeren verweer en concluderen tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beslissing van belang, ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1 [
Eiser] heeft tijdens pleidooi zijn hiervoor in 3.1 onder a weergegeven vordering ingetrokken. Zoals ook in het (hiervoor in 2.9 aangehaalde) vonnis van 30 mei 2018 is overwogen, hebben [gedaagden] reeds aan de veroordeling in het (hiervoor in 2.4 aangehaalde) vonnis van 23 maart 2011 voldaan.
4.2
Aan de orde is derhalve enkel nog de onder b. weergegeven vordering om de jaarrekeningen van Safecom Safety over de jaren 2009 tot en met 2022 aan [eiser] te overhandigen.
4.3
Het Gerecht begrijpt uit al hetgeen is aangevoerd dat [eiser] zijn vordering heeft ingesteld tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in hun hoedanigheid van bestuurder van Safecom Safety. [Gedaagden] worden daardoor niet in hun belangen geschaad, nu zij - gelet op het door hen gevoerde verweer – dit ook als zodanig hebben begrepen. Als niet weersproken staat vast dat [gedaagde 1] al geruime tijd, sinds 2016, geen aandeelhouder en bestuurder meer is van Safecom Safety. De tegen hem ingestelde vordering zal daarom worden afgewezen.
4.4
Uit het vonnis van 23 maart 2011 blijkt dat de statuten van Safecom Safety de verplichting voor het bestuur inhouden de jaarstukken aan de algemene vergadering van aandeelhouders aan te bieden. Zoals hiervoor in 2.5 is weergegeven, heeft het Hof in 2012 overwogen dat in dit geval, waarin het tweekoppig bestuur, dat de helft van de aandelen in de vennootschap houdt, niet jegens de andere twee aandeelhouders aan voornoemde verplichting voldoet, terecht is geoordeeld dat de jaarstukken aan (onder meer) [eiser] moeten worden overhandigd. Nu is gesteld noch gebleken dat aanvankelijk [Gedaagden] en vanaf 2016 [gedaagde 2] sindsdien wel aan die statutaire verplichting hebben/heeft voldaan en nu ook overigens geen, althans onvoldoende feiten en/of omstandigheden zijn gesteld of gebleken die meebrengen dat nu tot een ander oordeel moet worden gekomen, is [gedaagde 2] als bestuurder van Safecom Safety in beginsel gehouden de jaarrekeningen aan [eiser] te overhandigen.
4.5 [
Gedaagden] hebben hiertegen als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat [eiser] sinds 2000 geen aandeelhouder meer is. Volgens hen is het aanbod van [eiser] van 24 november 2000 om zijn aandelen tegen de nominale waarde van Afl. 500,- per aandeel te verkopen, door [gedaagde 2] aanvaard en is daarom over de jaren 2013 tot en met 2015 in totaal Afl. 105.000,- aan [eiser] is betaald. Dit verweer faalt. Er zijn geen concrete, voor bewijs vatbare feiten en/of omstandigheden gesteld of gebleken die (een begin van bewijs) inhouden dat [eiser] zijn aandelen inderdaad aan [gedaagde 2] heeft overgedragen. Dat aandeelbewijzen zijn uitgegeven is gesteld noch gebleken. De overdracht van de aandelen geschiedt dan (ook naar het voor 1 september 2021 geldende recht) door een akte van overdracht en hetzij betekening van die akte aan de vennootschap, hetzij erkenning van de overdracht door de vennootschap. Dergelijke stukken zijn niet overgelegd. Tijdens pleidooi hebben [gedaagden] weliswaar aangevoerd dat er een akte van erkenning van de overdracht door de vennootschap is en dat zij deze kunnen overleggen, maar dit eerst tijdens pleidooi gedane aanbod wordt als zijnde tardief gepasseerd. Daarenboven geldt dat daarmee nog niet is gesteld dat er (ook) een akte van overdacht is. Verder heeft [eiser] betwist dat de aan hem gedane betalingen voor de overdracht van de aandelen zijn gedaan. Dit blijkt ook niet, althans onvoldoende uit de overgelegde stukken. De enkele (onder een kopie van een aan [eiser] uitgeschreven cheque) handgeschreven tekst van kennelijk [gedaagde 2] dat die betaling vanwege de overdracht van aandelen is gedaan, is daarvoor geen (begin van) bewijs. Ook valt niet in te zien waarom Afl. 105.000,- is betaald indien de 25 aandelen van [eiser], zoals [gedaagden] stellen, tegen de nominale waarde van Afl. 500,- (en derhalve voor in totaal Afl. 12.500,-) zijn gekocht. Dat de aandelen van [eiser] in 2000 zijn verkocht en dat hij sindsdien geen aandeelhouder meer is, wordt verder weersproken door het hiervoor in 2.5 weergegeven vonnis van het Hof (waarin is geoordeeld dat [eiser] op dat moment nog rechthebbende op de aandelen was) en door de agenda voor de AvA van 7 juli 2016 (waarop als agendapunt is opgenomen de verkoop van (een deel van) de aandelen van [eiser] overeenkomstig zijn aanbieding van 23 september 2015). Ook als juist is dat [eiser], zoals [gedaagden] nog hebben betoogd, de AvA van 7 juli 2016 heeft moeten verlaten omdat hij niet kon aantonen nog aandeelhouder te zijn, maakt dat niet anders. Uit die enkele omstandigheid volgt immers nog geen (begin van) bewijs van de juistheid van de stelling dat [eiser] zijn aandelen (in 2000) aan [gedaagde 2] heeft verkocht. Aan het aanbod van [gedaagden] om de notulen van de AvA van 7 juli 2016 zal vanwege het voorgaande als niet ter zake dienende worden voorbijgegaan. Het Gerecht gaat ervan uit dat [eiser] (nog) aandeelhouder is.
4.6
Vast staat dat [eiser] in 2016 inzage heeft gehad in de jaarrekeningen van Safecom Safety over de boekjaren tot en met 2014. Nu [eiser] zijn vordering niet concreet heeft toegelicht en niet heeft gesteld waarom hij, desondanks, (nog) belang heeft bij de jaarrekeningen over de jaren 2009-2014, zal dit deel van zijn vordering worden afgewezen. Ditzelfde geldt indien en voor zover [eiser] heeft bedoeld te betogen dat hij deze jaarrekeningen nodig heeft om vast te stellen of, en zo ja, welke financiële aanspraken hij op Safecom Safety heeft. Zoals [eiser] zelf stelt, zijn de betalingen in 2013-2015 aan hem als aandeelhouder gedaan. Daarom had het te meer op zijn weg gelegen om zijn belang bij overhandiging van de jaarrekeningen tot en met 2014, die hij al heeft ingezien, te concretiseren.
4.7
Voor wat betreft de jaarrekeningen over de jaren 2015 tot en met 2022 geldt dat in beginsel een afschrift daarvan aan [eiser] als aandeelhouder moet worden verstrekt. Gesteld noch gebleken is echter dat deze jaarrekeningen ook zijn opgesteld, zodat onzeker is of [gedaagde 2], in zijn hoedanigheid van bestuurder van Safecom Safety, aan een veroordeling om de jaarrekeningen aan [eiser] te verstrekken zal kunnen voldoen. Om deze reden zal het gevorderde worden toegewezen zoals hierna te vermelden en zal geen dwangsom aan deze veroordeling worden verbonden.
4.8
Nu [eiser] ten aanzien van [gedaagde 1] in het ongelijk wordt gesteld, zal hij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde 1] gevallen. Deze kosten worden tot op heden begroot op Afl. 1.875,- (de helft van 3 punten tarief 5) aan gemachtigdensalaris. Ten aanzien van [gedaagde 2] geldt dat partijen allebei op onderdelen in het ongelijk zijn gesteld. Gelet hierop en nu [eiser] het onder a gevorderde eerst tijdens pleidooi heeft ingetrokken terwijl al in 2018 door [gedaagden] aan het gevorderde was voldaan, zullen de proceskosten tussen [eiser] en [gedaagde 2] worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
veroordeelt [Gedaagde 2] in zijn hoedanigheid van bestuurder van Safecom Safety om afschriften van de jaarrekeningen van Safecom Safety over de boekjaren 2015 tot en met 2022, voor zover deze zijn opgesteld, aan [eiser] te verstrekken;
5.2
veroordeelt [eiser] in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde 1] gevallen en tot op heden begroot op Afl. 1.850,- aan gemachtigdensalaris;
5.3
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
compenseert de proceskosten tussen [eiser] en [gedaagde 2], in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 2 oktober 2024 in aanwezigheid van de griffier.