ECLI:NL:OGEAA:2024:190

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
11 september 2024
Zaaknummer
AUA202204090
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van projectontwikkelaar voor schade door ondeugdelijk beton in condominiumcomplex

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, vorderden de eiseressen, CHB c.s., schadevergoeding van de gedaagde, Atco, wegens tekortkomingen in de levering van beton voor de bouw van het condominiumcomplex Oceania Residences. De procedure begon met een inleidend verzoekschrift op 21 november 2022, gevolgd door verschillende conclusies en pleidooien. Op 8 mei 2024 vond het pleidooi plaats, waarbij beide partijen hun standpunten naar voren brachten. De eiseressen stelden dat het door Atco geleverde beton ondeugdelijk was, wat leidde tot corrosie en scheuren in de gebouwen van fase 2 van het project. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie had eerder al vastgesteld dat Atco tekort was geschoten in haar verplichtingen en aansprakelijk was voor de schade die CHB c.s. hadden geleden. In dit tussenvonnis werd de omvang van de schade en de hoogte van de te betalen schadevergoeding besproken. CHB c.s. vorderden een schadevergoeding van bijna 5 miljoen dollar, inclusief kosten voor herstelwerkzaamheden en onderhoud van een kathodisch beschermingssysteem. Atco betwistte de omvang van de schade en de noodzaak van de herstelwerkzaamheden. Het Gerecht oordeelde dat de aansprakelijkheid van Atco was vastgesteld, maar dat de schadeposten verder moesten worden onderbouwd. De zaak werd aangehouden voor verdere behandeling en beoordeling van de schadeposten.

Uitspraak

Vonnis van 21 augustus 2024
Behorend bij A.R. AUA202204090
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
1. de naamloze vennootschap
21 CARIBBEAN HOMEBUILDERS N.V.,
2. de naamloze vennootschap
KELKY GEEL REALTY N.V.,
beide gevestigd te Aruba,
eiseressen,
hierna te noemen: CHB respectievelijk Kelky en gezamenlijk CHB c.s.,
gemachtigde: voorheen de advocaat mr. R.T.J.M. Oomen, thans de advocaat mr. J.P. Sjiem Fat,
tegen:
de naamloze vennootschap
ATCO CONCRETE PRODUCTS N.V.,
gevestigd te Aruba,
gedaagde,
hierna te noemen: Atco,
gemachtigde: voorheen de advocaat mr. P.R.C. Brown, thans de advocaat mr. W.J. Noordhuizen.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift, met producties, van 21 november 2022;
- de conclusie van antwoord, met producties, van 25 april 2023;
- de conclusie van repliek, met producties, van 24 augustus 2023;
- de conclusie van dupliek, met producties, van 25 oktober 2023;
- de akte uitlating producties tevens verzoek om pleidooi van 22 november 2023.
1.2
Op 8 mei 2024 heeft, na uitstel op verzoek van partijen, pleidooi plaatsgevonden. Beide partijen hebben aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen het woord gevoerd. Voorafgaand aan de zitting hebben beide partijen nog nadere producties in het geding gebracht. Ter zitting is door CHB c.s. tevens een akte eisvermindering genomen.
1.3
Na afloop van de behandeling hebben partijen getracht tot een minnelijke regeling te komen. Bij berichten van 2 juli 2024 hebben partijen aan het Gerecht meegedeeld dat een minnelijke regeling niet is bereikt.
1.4
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.DE FEITEN

2.1
Kelky is een 100%-dochtervennootschap van CHB. [Betrokkene 1] en [betrokkene 2] zijn de bestuurders van zowel CHB als Kelky.
2.2
CHB heeft als erfpachter van de grond en als projectontwikkelaar het condominiumcomplex Oceania Residences in Aruba ontwikkeld. In opdracht van CHB heeft Kelky als hoofdaannemer het complex gebouwd.
2.3
In 2003-2004 is de eerste fase van het project uitgevoerd. Dit betrof de bouw van twee gebouwen (gebouw 1 en 2). Atco heeft beton geleverd voor deze fase van het project.
2.4
In 2007-2009 is de tweede fase van het project uitgevoerd. Dit betrof de bouw van de gebouwen 3, 4 en 5 (hierna: Fase 2). Ook nu heeft Atco beton geleverd.
2.5
Eind 2011 zijn corrosieverschijnselen geconstateerd en begin 2012 begonnen scheuren te ontstaan in het beton van de gebouwen van Fase 2. CHB c.s. hebben Atco hiervoor aansprakelijk gesteld.
2.6
In juli 2012 hebben CHB c.s. opdracht gegeven aan het bedrijf Concorr uit Virginia, Verenigde Staten van Amerika, om reparaties uit te voeren volgens de zogenaamde kathodisch beschermingsmethode met opgedrukte stoom (hierna: de KBM).
2.7
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: het Hof) heeft bij tussenvonnis van 19 december 2017 (met zaaknummers AR 874/14 - H 378/16, AUA202100430 - AUA2016H00080) onder meer overwogen dat CHB c.s. in dat geding hebben gesteld dat het door Atco voor de tweede fase geleverde beton ondeugdelijk is en dat zij hebben gevorderd dat de rechter voor recht verklaart dat Atco daarvoor aansprakelijk is. Het Hof heeft verder (onder meer) overwogen dat het deskundige voorlichting behoeft over de vraag welk chloridegehalte het door Atco geleverde beton had en, indien het chloridegehalte te hoog was, of (en in hoeverre) dit de geconstateerde betonrot (mede) heeft veroorzaakt.
2.8
Het Hof heeft bij eindvonnis van 31 augustus 2021 voor recht verklaard dat Atco tekort is geschoten in haar verplichtingen respectievelijk onrechtmatig heeft gehandeld en dat zij is gehouden de daardoor door CHB c.s. geleden schade - op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet - te vergoeden. Daartoe heeft het Hof onder meer als volgt overwogen:
“2.1 (…) Atco heeft betonmortel geleverd voor de bouw van het complex Oceania Residences. Bij de bouw van fase 2 is schade geconstateerd, bestaande uit corrosie van de wapening en scheuren in het gebouw. De vraag is of Atco tekort is geschoten in haar verplichting (deugdelijk) beton te leveren en of zij aansprakelijk is voor de schade van CHB c.s. (…)
Vervolgens heeft het Hof twee deskundigen benoemd, te weten [betrokkene 3] en [betrokkene 4]. Het Hof heeft bij tussenvonnis van 23 oktober 2018 (…) een derde deskundige, [betrokkene 5], benoemd en de volgende vragen aan de drie deskundigen voorgelegd:
(…)
3. Welk chloridegehalte had het door Atco geleverde beton? (…)
5. Indien het chloridegehalte te hoog was, heeft dit dan (geheel of gedeeltelijk) de geconstateerde betonrot veroorzaakt? Indien de betonrot verschillende oorzaken heeft, waaronder het te hoge chloridegehalte, kunt u dan vermelden wat de andere oorzaken (kunnen) zijn, en een indicatie geven van de mate waarin het te hoge chloridegehalte tot de betonrot heeft bijgedragen, indien mogelijk uitgedrukt in een percentage? (…)
(…)
2.3
De deskundigen hebben op een aantal punten geen overeenstemming kunnen bereiken. [Betrokkene 4] heeft met betrekking tot de eerste vijf vragen een van [betrokkene 3] en [betrokkene 5] afwijkende zienswijze. Om die reden heeft [betrokkene 3] een eigen beschouwing gegeven en zijn antwoorden op de vragen 1 tot en met 5 in een addendum neergelegd, dat is aangehecht aan het deskundigenbericht.
(…)
2.6
Op vraag 3 hebben [betrokkene 5] en [betrokkene 3] samengevat als volgt geantwoord. In alle monsters van de onderzoeken werd een verhoogd chloridegehalte aangetroffen. Rekening houdend met de onnauwkeurigheid van de analyse betekent dit dat alle beton van fase 2 ongeveer 0,6% chloride op cementgewicht bevatte. Bij een betrouwbaarheid van 95% en een maximaal toelaatbare afwijking (tolerantie) van 10% zou een minimale steekproefgrootte van 68 monsters benodigd zijn. In dit geval zijn dus ruim meer (134) dan het benodigde (68) aantal betonmonsters genomen en geanalyseerd. [Betrokkene 4] heeft zijn twijfels bij de rapporten van [betrokkene 6] en [betrokkene 7] geuit omdat in deze rapporten het chloridegehalte als een percentage van het cementgewicht wordt bepaald en niet duidelijk is hoe het cementgewicht is bepaald. Men heeft slechts 24 betonkernen geboord in plekken die betonrot vertoonden, terwijl het project ruim 23.200 m2 vloeroppervlakte in beslag neemt. Met de beperkte monsterneming van 24 boorkernen is het onderzoek niet representatief voor het gehele Oceania fase 2 complex. De onderzoekers hebben nagelaten om monsters te nemen in de ruimtes waar geen betonrot zichtbaar was.
(…)
2.8
Vraag 5 beantwoorden [betrokkene 5] en [betrokkene 3], samengevat, als volgt. Het chloridegehalte is te hoog en ligt boven het kritische niveau dat corrosie kan veroorzaken. Carbonatatie, de geringe dekking en de verwerkingsfouten zijn niet in belangrijke mate de oorzaak van de corrosie en de schade. Het te hoge chloride is de hoofdoorzaak van de corrosie en de schade. De hoge tropische temperaturen hebben het corrosieproces vroegtijdig geïnitieerd en vervolgens met grate snelheid laten verlopen. 90 tot 95% van de schade is veroorzaakt door het te hoge chloridegehalte. (…) [Betrokkene 4] schat de schade door betonrot en chloride aantasting op 55%.
(…)
Het deskundigenbericht
2.12
Atco heeft bezwaren geuit tegen het deskundigenbericht en stelt zich op het standpunt dat aan het deskundigenbericht moet worden voorbijgegaan. (…) De bezwaren van Atco zien concreet op: (…) 3. de deskundigen [betrokkene 6] en Concrete Engineering Consultants hebben een foutieve methodiek gebruikt.
(…)
2.15
Wat betreft het derde bezwaar geldt dat de testen die door de deskundigen [betrokkene 6] en Concrete Engineering Consultants zijn uitgevoerd hebben uitgewezen dat in alle gebouwen van fase 2 op alle diepten teveel chloriden zaten. Dat het onderzoek deskundig en kwalitatief goed is uitgevoerd is niet betwist, ook niet door de door Atco geschakelde deskundige [betrokkene 8]. [Betrokkene 8] mag dan wel van mening zijn geweest dat er te weinig kernboren zijn genomen en met name dat er geen kernboren zijn genomen op plekken die geen betonrot vertoonden, hetgeen ook de visie is van [betrokkene 4], maar deze mening wordt niet gedeeld door [betrokkene 3] en [betrokkene 5]. Zij hebben niet geconcludeerd dat het onderzoek naar de oorzaak van de betonrot niet representatief zou zijn en dat zij daarom niet konden volstaan met een dossieronderzoek. Bovendien hebben CHB c.s. betwist dat er alleen kernboren zijn genomen op plaatsen waar zichtbare schade was. Bezwaar 3 wordt verworpen.
2.16
De stelling van Atco dat onbekend is of het beton dat de schade heeft veroorzaakt geleverd is door Atco of dat dit beton ter plekke door Kelky is gemaakt faalt. [Betrokkene 3] en [betrokkene 5] hebben in hun rapport gereageerd op die suggestie van de zijde van Atco en daarop als volgt gereageerd. Ongeveer 12% van het beton is door Kelky zelf gemaakt. Dat beton is voornamelijk gebruikt in de funderingen en vloerplaten van de begane grond. Daaraan hebben CHB c.s. toegevoegd dat het toeslagmateriaal van het door Kelky zelf gemaakte beton van Atco afkomstig is en dat wanneer het toeslagmateriaal het verhoogde chloridegehalte bevatte, dan zou ook het door Kelky zelf gemaakte beton hetzelfde chloridegehalte hebben als het door Atco geleverde beton. Hierop is door Atco niets dan wel onvoldoende tegenin gebracht. Atco had haar betwisting dat het door haar geleverde beton de schadeveroorzaker is geweest dan ook nader moeten onderbouwen.
(…)
2.18
De aan de door het Hof benoemde deskundigen gestelde vragen zijn zorgvuldig tot stand gekomen, nadat partijen zich hierover hebben kunnen uitlaten. Het Hof zal dan ook binnen het kader van de gestelde vragen die door de deskundigen zijn beantwoord het deskundigenbericht beoordelen. De deskundigen hebben de door het Hof gestelde vragen adequaat beantwoord en hun bevindingen met redenen omkleed. Het Hof acht het deskundigenbericht overtuigend en goed gemotiveerd en maakt de conclusies tot de zijne.
2.19
In de offerte is aangegeven dat bij de betonleveranties de B25-norm wordt gehanteerd, die inhoudt dat het gehalte aan chloride in gewapend beton maximaal 0,4% mag zijn. Kelky mocht er derhalve op vertrouwen dat beton werd geleverd met maximaal 0,4% chloride. Uit het onderzoek is gebleken dat het beton dat gebruikt is voor het Oceania-resort een percentage van 0,6 aan chloride bevat. Dit is 0,2% hoger dan in de offerte van Atco is aangegeven. Het geleverde beton voldoet daarmee niet aan hetgeen partijen zijn overeengekomen en was aldus niet geschikt voor het gebruik dat Kelky mocht verwachten. (…) [Betrokkene 3] en [betrokkene 5] concluderen dat 90 tot 95% van de schade is toe te rekenen aan het te hoge chloridegehalte. [Betrokkene 4] concludeert weliswaar tot een lager percentage (55%), maar [betrokkene 4] heeft niet althans onvoldoende uitgelegd hoe hij tot dit sterk afwijkende percentage heeft kunnen komen. Al met al, is vast komen te staan dat de (hoofd)oorzaak van de schade is dat het beton een te hoog chloridegehalte bevat. (…) De conclusie luidt dat Atco tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen jegens Kelky en dat zij aansprakelijk is voor de schade die CHB c.s. hebben geleden of nog zullen lijden. Het Hof heeft eerder overwogen dat indien Atco toerekenbaar jegens Kelky tekort is geschoten, dat een onrechtmatige daad jegens CHB kan opleveren. De aansprakelijkheid jegens CHB op die grondslag is niet door Atco betwist. (…).”
2.9
Dit vonnis is in kracht van gewijsde gegaan.

3.DE VORDERING

3.1
CHB c.s. vorderen, na wijziging van eis, bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Atco te veroordelen tot het betalen aan CHB c.s. van:
1. een schadevergoeding ten bedrage van US$ 4.978.368,-, althans de tegenwaarde daarvan in Arubaanse florin, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend op de wijze als in de akte eiswijziging weergegeven;
2. US$ 55.000,-, althans de tegenwaarde daarvan in Arubaanse florin, voor de kosten van het aanschaffen en installeren van een monitoringssysteem met afstandsbediening van het kathodische reparatiesysteem, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 maart 2024;
3. jaarlijks gedurende een periode van vijf jaar, ingaande het jaar 2024, het bedrag van US$ 17.500,-, althans de tegenwaarde daarvan in Arubaanse florin, voor de kosten van het periodieke, jaarlijkse onderhoud van het voormelde monitoringssysteem, uiterlijk op 31 januari van elk jaar te voldoen en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 januari van elk jaar, te beginnen in 2024, tot de dag van algehele voldoening;
4. de (na)kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de voldoening.
3.2
Aan hun vordering leggen CHB c.s. ten grondslag dat Atco krachtens het hiervoor in 2.8 weergegeven vonnis van het Hof is gehouden te vergoeden de door CHB c.s. als gevolg van het tekortschieten van Atco respectievelijk haar onrechtmatig handelen geleden en te lijden schade.
3.3
Atco heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van het gevorderde, subsidiair tot afwijzing van de vordering tot uitvoerbaar verklaring bij voorraad, met veroordeling van CHB c.s. in de kosten van het geding.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beslissing van belang,
ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
De onderhavige schadestaatprocedure is het vervolg op de hoofdzaak waarin de aansprakelijkheid van Atco jegens CHB c.s. op grond van een toerekenbare tekortkoming respectievelijk onrechtmatige daad is vastgesteld en een veroordeling tot schadevergoeding is uitgesproken. Hieraan ligt ten grondslag het oordeel van het Hof dat het door Atco geleverde beton een te hoog chloridegehalte bevat en dat dit de (hoofd)oorzaak is van de door CHB c.s. geleden schade. Deze procedure strekt tot het vaststellen van de omvang van de schade als gevolg van het te hoge chloridegehalte in het door Atco geleverde beton en (daarmee) de hoogte van de te betalen schadevergoeding.
4.2
Bij de vaststelling van de inhoud en de omvang van de schade zal rekening moeten worden gehouden met wat in de hoofdprocedure is beslist over de grondslag van de verplichting tot schadevergoeding. Uitgangspunt is immers dat de rechter in de hoofdprocedure de grondslag voor aansprakelijkheid vaststelt en dat de rechter in de schadestaatprocedure is gebonden aan dat oordeel. Daartoe dient in deze procedure de uitspraak in de hoofdzaak te worden uitgelegd. Het dictum van die uitspraak moet worden uitgelegd in het licht en met inachtneming van de overwegingen die tot de beslissing hebben geleid. Het daaraan ten grondslag liggende partijdebat kan daarbij mede van belang zijn.
4.3
Op grond van artikel 6:98 BW komt, kort gezegd, schade voor vergoeding in aanmerking als deze schade aan de veroorzaker kan worden toegerekend. Daarbij dient concrete schadeberekening het uitgangspunt te zijn. In beginsel gelden ten aanzien van het bestaan en de omvang van de schade de gewone regels over stelplicht en bewijslast. Het is dan ook aan CHB c.s. de door hen geleden schade te stellen. Ingevolge artikel 6:97 BW is de rechter bevoegd om de schade te begroten op de wijze die met de aard daarvan in overeenstemming is of de schade te schatten indien deze niet nauwkeurig kan worden vastgesteld. Dit geeft de rechter de vrijheid om van de gewone regels van stelplicht en bewijslast af te wijken.
De omvang van schade
4.4
CHB c.s. stellen zich op het standpunt dat zij als gevolg van het te hoge chloridegehalte in het beton schade hebben geleden en lijden, bestaande uit de door hen gemaakte kosten voor de herstel- en reparatiewerkzaamheden (het aanbrengen van het kathodisch beschermingssysteem en de kosten van het herstel van de scheuren en loslatende betondelen) en de nog te maken kosten voor het monitoren en onderhoud van het kathodisch beschermingssysteem. Uit de stellingen van partijen begrijpt het Gerecht dat deze herstel- en reparatiewerkzaamheden overal in alle gebouwen van Fase 2 hebben plaatsgevonden.
4.5
Atco heeft betwist dat alle herstel- en reparatiewerkzaamheden en het aanbrengen van het kathodische beschermingssysteem van de gestelde omvang noodzakelijk waren en/of zijn, primair omdat niet vaststaat dat overal in alle gebouwen van Fase 2 van een te hoog chloridegehalte sprake is. Zij betwist dat al het door haar geleverde beton een te hoog gehalte had en voert aan dat het goed mogelijk is dat op plekken wel en op andere plekken geen sprake is van een te hoog chloridegehalte. Volgens Atco ligt niet in het Hofvonnis besloten dat al het beton een te hoog chloridegehalte heeft waardoor alle wapening (versneld) zou gaan corroderen zonder aanvullende maatregelen.
4.6
Dit verweer van Atco faalt. Zoals uit de stellingen van partijen en het deskundigenbericht volgt, is nagenoeg al het beton van Fase 2 (op ongeveer 12% door Kelky zelf (met van Atco afkomstige materialen) gemaakt beton na), door Atco geleverd. Door CHB c.s. is in de hoofdprocedure gesteld dat ‘het door Atco voor de tweede fase geleverde beton’ ondeugdelijk is. Zij hebben gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat Atco daarvoor aansprakelijk is. Het Hof heeft vervolgens aan de door hem benoemde deskundigen de vraag voorgelegd welk chloridegehalte ‘het door Atco geleverde beton’ had. Hierop is in het deskundigenbericht, dat het Hof overtuigend acht en goed gemotiveerd en welke conclusies het Hof tot de zijne heeft gemaakt, geantwoord dat
alle beton van fase 2ongeveer 0,6% (en daarmee teveel) chloride op cementgewicht bevatte. Blijkens het deskundigenbericht komen de deskundigen tot deze conclusie op basis van de resultaten van de in 2012 en 2014 verrichte onderzoeken. In alle monsters werd een verhoogd chloridegehalte aangetroffen. Gezien het relatief grote aantal kernen, hun relatief grote afmetingen en hun afkomst van uiteenlopende bouwdelen (vloeren, wanden, kolommen, balken), geven de kernen volgens de deskundigen alles bij elkaar een representatief beeld van het beton van Fase 2 (pagina 8 van het deskundigenbericht). In het deskundigenbericht wordt verder geconcludeerd dat voldoende betonmonsters zijn genomen om tot de conclusie te komen dat de resultaten van de genomen monsters het
gehele betonvertegenwoordigt (pagina 9 van het deskundigenbericht). Gelet hierop ligt in de oordelen van het Hof besloten dat vaststaat dat in al het beton van Fase 2, en dus overal in alle gebouwen, sprake is van een te hoog chloridegehalte. Het Gerecht is aan dit oordeel gebonden.
De kathodische beschermingsmethode
4.7
CHB c.s. hebben naar aanleiding van de geconstateerde schade (de corrosie van de wapening en scheuren in de gebouwen), naast andere herstelwerkzaamheden, de KBM laten toepassen teneinde de corrosie van de wapening aan te pakken. De KBM is een beschermingstechniek, waarbij een netwerk van electroden in het beton en de wapening worden aangebracht die door middel van een continue elektrische lading de gestarte corroderende werking van de chloriden op de wapening zal stoppen.
4.8
CHB c.s. stellen dat zij mede vanwege de gevaren die de geconstateerde betonrot opleverde voor de structuur van de gebouwen (en daarmee de veiligheid van de bewoners), waren gehouden de schade te herstellen en erger te voorkomen. Na diepgaand onderzoek, zo stellen CHB c.s. verder, bleek dat voor het herstel van de als gevolg van het beton met een te hoog chloridegehalte ontstane problemen bij de gebouwen van Fase 2, de KBM de meest geschikte methode was. Atco is meermalen gevraagd mee te zoeken naar eventuele oplossingen voor de problemen. Zij is tevens ingelicht over het voorgenomen reparatieplan (met de KBM), maar ook toen weigerde zij haar medewerking. Vervolgens is opdracht gegeven de betonproblemen met deze reparatiemethode te repareren. Zonder de KBM zou de corrosie in rap tempo zijn voortgegaan en zou de structuur van de gebouwen zijn aangetast, aldus nog steeds CHB c.s. Volgens CHB c.s. is de KBM niet alleen het meest geschikt, maar ook goedkoper en voor de bewoners van de gebouwen minder belastend dan andere methoden. Atco heeft hiertegen aangevoerd dat CHB c.s. voor een te dure oplossing hebben gekozen zonder voldoende alternatieven te onderzoeken. Atco betwist dat de situatie zodanig nijpend was, dat voor een onmiddellijke (dure) oplossing moest worden gekozen en niet eerst nader onderzoek, bijvoorbeeld door een voorlopig deskundigenbericht, had kunnen plaatsvinden. Voor een dergelijk onderzoek was volgens Atco weldegelijk tijd. Verder betoogt Atco dat voor de reparatie-/bescherming van het beton een beter en goedkoper alternatief dan de KBM bestaat; zo zijn volgens haar de kosten voor herstel/bescherming met de galvanisch kathodische reparatie-/beschermingsmethode aanzienlijk lager.
Beide partijen hebben verschillende rapporten en andere stukken overgelegd ter onderbouwing van het eigen gelijk voor wat betreft de keuze van de toe te passen methode.
4.9
Het Gerecht overweegt als volgt. Als niet, althans onvoldoende weersproken staat vast dat CBH c.s., toen zij in 2012 met de betonrot werden geconfronteerd, de situatie door verschillende deskundigen hebben laten onderzoeken en dat zij, toen na onderzoek bleek dat voor het herstel van de schade als gevolg van het te hoge chloridegehalte in het beton de KBM de meest geschikte methode was, opdracht hebben gegeven de schade volgens deze reparatiemethode te repareren. Tevens staat als niet, althans onvoldoende weersproken vast dat CHB c.s. Atco steeds in de gelegenheid hebben gesteld om betrokken te zijn bij de keuze voor de soort reparatiewerkzaamheden, maar dat Atco van die gelegenheid geen gebruik heeft willen maken. Ook wist Atco voordat met de reparatiewerkzaamheden werd aangevangen, dat dit door middel van de KBM zou gebeuren. Dat Atco destijds bezwaren tegen de gekozen methode heeft geuit, is gesteld noch gebleken en evenmin dat zij toen om een ander of nader onderzoek (zoals een voorlopig deskundigenbericht) heeft gevraagd. Gelet op al deze omstandigheden gaat het niet aan CHB c.s. nu tegen te werpen dat een goedkopere reparatiemethode had moeten worden gekozen. Dat de KBM als methode ongeschikt is, is niet gebleken. De schade zal daarom op basis van deze beschermingsmethode worden begroot.
De gestelde schade
4.1
Volgens Atco heeft het Hof alleen met betrekking tot de geconstateerde schade (de toen gebleken corrosie van de wapening en de scheuren in het gebouw) geoordeeld dat daarvan het te hoge chloridegehalte de hoofdoorzaak is en slechts geoordeeld dat Atco aansprakelijk is voor deze geconstateerde schade. Zij is daarom, zo betoogt Atco, niet aansprakelijk voor plekken waar helemaal geen schade is geleden en ook niet voor plekken waar in de toekomst schade wordt geleden die een andere oorzaak heeft of zou hebben gehad dan het geleverde beton met een te hoog chloridegehalte. Niet staat vast, zo betoogt Atco verder, dat alle gebouwen van Fase 2 als gevolg van het te hoge chloridegehalte geheel zijn of zullen worden aangetast door corrosie en betwist wordt dat het te hoge chloridegehalte steeds schade aan de wapening veroorzaakt. Dat ook andere dan de al aangetaste wapening zou zijn gaan corroderen als de KBM niet was toegepast, blijkt niet. Volgens Atco kan daarom niet zonder meer worden aangenomen dat herstelwerkzaamheden aan alle delen van alle gebouwen van Fase 2 noodzakelijk waren en dat de omvang van de door CHB c.s. uitgevoerde kathodische reparatie is gerechtvaardigd. Volgens Atco is nader onderzoek nodig naar de omvang van de tekortkoming. Zij verzoekt daarom een deskundige te benoemen.
4.11
Dienaangaande geldt als volgt.
4.12
Het Hof heeft de deskundigen de vraag gesteld of het te hoge chloridegehalte de geconstateerde betonrot heeft veroorzaakt. Deze vraag is bevestigend beantwoord: het te hoge chloridegehalte van het beton is de hoofdoorzaak van de corrosie en de schade. Met Atco is het Gerecht van oordeel dat daarmee niet is geoordeeld dat door het te hoge chloridegehalte in het beton zonder meer (verdere) schade, overal in alle gebouwen van Fase 2, is ontstaan of (de toepassing van de KBM weggedacht) zal (kunnen) ontstaan. Ook staat niet vast dat vanwege het te hoge chloridegehalte in al het beton, alle gebouwen volledig met de KBM moeten worden behandeld. Het Gerecht ziet daarom aanleiding (te zijner tijd) een deskundige te benoemen teneinde (in elk geval) hierover te worden voorgelicht.
De schadeposten
4.13
CHB c.s. hebben ter onderbouwing van hun schade verwezen naar de inhoud van een door hen (als productie IX bij inleidend verzoek) overgelegd rapport van het accountantskantoor CATC-HCC van 6 september 2022 (en een eveneens overgelegde aanvulling daarop) waarin een berekening is gemaakt van de schade door optelling van de verschillende volgens CHB c.s. gemaakte kosten. Dit rapport is echter als zodanig een onvoldoende onderbouwing van de gestelde schade. Niet alleen heeft Atco de juistheid van de conclusies van CATC-HCC gemotiveerd betwist, ook levert de enkele optellingen van verschillende kostenposten nog geen bewijs op van schade, laat staan van de stelling dat de gestelde schade aan Atco kan worden toegerekend. Het oordeel dat Atco jegens CHB c.s. aansprakelijk is voor de als gevolg van haar toerekenbare tekortkoming, respectievelijk onrechtmatige daad geleden schade, betekent nog niet dat alle door CHB c.s. gemaakte kosten aan Atco toerekenbaar zijn en terecht zijn gemaakt.
4.14
Verder hebben CHB c.s. verwezen naar het bij conclusie van repliek (als producties B, C en D) “ter onderbouwing en specificatie van hun vordering” overgelegde rapport met bijlagen van ing. [betrokkene 9]. CHB c.s. hebben de inhoud van dit rapport echter op geen enkele manier toegelicht en (aldus) niet voldoende kenbaar in hun stellingen uitgewerkt waarom de gestelde schade aan Atco kan worden toegerekend. Het is niet aan het Gerecht om zelfstandig uit dit rapport te destilleren of en in hoeverre welke schade in zodanig verband staat met de toerekenbare tekortkoming respectievelijk onrechtmatige daad van Atco, dat zij is gehouden deze te vergoeden.
4.15
Het Gerecht zal daarom per schadepost beoordelen of het voldoende aanknopingspunten heeft voor het oordeel dat de gestelde schade aan Atco toerekenbaar is en om de hoogte van de schade te begroten (of schatten).
4.16
Volgens CHB c.s. bedragen de kosten van het jaarlijks onderhoud van het kathodische beschermingssysteem US$ 17.500,- per jaar en de kosten van het monitoringssysteem US$ 55.000,-. Uit het door CHB c.s. ter onderbouwing van hun schade overgelegde rapport van het accountantskantoor CATC-HCC van 6 september 2022 blijkt dat CHB c.s. stellen dat verder sprake is van schade bestaande uit:
Assessment/Investigation US$ 151.144,-
Design US$ 497.055,-
Repairs US$ 3.421.523,-
Supervision US$ 321.063,-
Consultants US$ 135.004,-
21 CHB Administration & Supervision (10%)
US$ 452.579,-
Totaal US$ 4.978.368,-
Assessment/Investigation
4.17
Uit het rapport van CATC-HCC blijkt dat deze post betrekking heeft op ‘investigation of damage and repair solution’ en ziet op de door B.A. Suprenant (voor USD 52.067,-), Concrete Engineering Consultants (voor USD 35.613,-) en Rodriquez & Asociados (voor USD 63.465,-) in rekening gebrachte kosten. CHB c.s. hebben deze kosten in hun stellingen niet toegelicht en niet uiteengezet waarvoor deze kosten precies zijn gemaakt. Uit de in de hoofdzaak betrokken stellingen en overgelegde stukken begrijpt het Gerecht vooralsnog dat deze kosten verband houden met de in opdracht van CHB c.s. verrichte onderzoeken en opgestelde rapporten naar de aard en oorzaak van de schade. Dit zijn dan kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. Atco heeft (de hoogte van) deze kosten bestreden. Zij heeft gewezen op een door haar (als productie 12 bij conclusie van antwoord) overgelegd rapport van RCFA van 31 maart 2023, waarin onder meer ten aanzien van verschillende in dit verband overgelegde facturen wordt opgemerkt dat niet blijkt dat de opgevoerde posten verband houden met de in deze procedure aan de orde zijnde schade.
4.18
Het Gerecht zal CHB c.s. in de gelegenheid stellen om bij akte deze schadepost toe te lichten. Zij zullen concreet, met verwijzing naar de verschillende op deze kosten betrekking hebbende (als productie X overgelegde) facturen, moeten uiteenzetten waarvoor de verschillende in deze schadepost begrepen kosten precies zijn gemaakt en waarom dit nodig was. Atco zal daar vervolgens op kunnen reageren.
Design
4.19
Uit de tijdens het pleidooi gegeven toelichting en het rapport van CATC-HCC begrijpt het Gerecht dat deze post betrekking heeft op de kosten verbonden aan het ontwerpen/plannen van het kathodisch beschermingssysteem voor de onderhavige gebouwen van Fase 2. CHB c.s. zullen in de gelegenheid worden gesteld de onder deze post vallende werkzaamheden nader te concretiseren en toe te lichten. Atco zal daar vervolgens op kunnen reageren.
Repairs
4.2
CHB c.s. stellen dat behalve het aanbrengen van de KBM, ook in alle gebouwen de vele scheuren en loslatende betondelen moesten worden gerepareerd. Dit is op zichzelf niet door Atco weersproken. Dat herstelwerkzaamheden zijn verricht, staat dan ook vast. Het is echter aan CHB c.s. om (de hoogte van) deze gestelde schade toe te lichten, te meer nu Atco betwist dat overal waar volgens CHB c.s. herstel- en reparatiewerkzaamheden zijn uitgevoerd, dit noodzakelijk was. Een toelichting op deze schadepost hebben CHB c.s. niet gegeven. Niet is gesteld waar de gestelde kosten van in totaal USD 3.421.523,23 precies op zien en waarom deze kosten zijn gemaakt. Het enkele overleggen van facturen en een door een derde opgesteld overzicht met tekeningen waar reparatiewerkzaamheden zouden zijn uitgevoerd en een opsomming van de daarbij betrokken deskundigen, volstaat daarvoor (mede gelet op de grote omvang van deze stukken waardoor een puzzel ontstaat die niet aan het Gerecht is om te maken) niet. CHB c.s. zullen daarom in de gelegenheid worden gesteld een overzicht te overleggen waarin per als Exhibit 3 bij het rapport van CATC-HCC genoemd stuk (productie X bij inleidend verzoek; Exhibit 3.1 tot en met 3.57) wordt uiteengezet waar deze kosten precies op zien en waarom deze kosten zijn gemaakt. Atco zal daar vervolgens op kunnen reageren.
Supervision
4.21
De post ‘supervision’ is evenmin toegelicht. In het rapport van CATC-HCC staat bij deze post enkel vermeld “
Supervisors present during the installation and repairs. Includes filed engineers”. Dat en waarom dit schade is die aan Atco kan worden toegerekend, is gesteld noch gebleken. Het rapport van CATC-HCC biedt daarvoor onvoldoende aanknopingspunten en uit de stellingen van CHB c.s. blijkt dit niet. Door CHB c.s. is niet uitgelegd waar de gestelde kosten precies op zien en waarom deze kosten moesten worden gemaakt (wanneer en waarom dit toezicht nodig was). Dit had wel op haar weg gelegen (te meer nu blijkens het rapport van CATC-HCC in deze post kosten van CHB (ten bedrage van US$ 76.500,-) zijn begrepen, terwijl ook de in 4.16 laatstgenoemde post blijkens de omschrijving ziet op ‘Supervision’ door CHB). Indien en voor zover in de door CHB c.s. overgelegde producties een toelichting op deze schadepost zou moeten worden gevonden, geldt dat het op de weg van CHB c.s. had gelegen dit in haar stellingen naar voren te brengen. Het staat het Gerecht niet vrij acht te slaan op de inhoud van de producties zonder dat de informatie daaruit voldoende kenbaar voor de wederpartij en de rechter in de processtukken is uitgewerkt. Dit deel van de vordering is daarom niet toewijsbaar. Nu aan de stelplicht niet is voldaan, wordt aan bewijslevering niet toegekomen.
Consultants
4.22
De post ‘Consultants’ is evenmin toewijsbaar. CHB c.s. hebben ook ten aanzien van deze post niets gesteld en de enkele opmerking in het rapport van CATC-HCC “
Various construction consultants used in different stages of repair/ Includes accounting works” is onvoldoende voor het oordeel dat het kosten betreffen waarvoor Atco aansprakelijk is. Hier geldt eveneens dat het niet op de weg van het Gerecht ligt om een toelichting op deze schadepost uit de overgelegde producties te destilleren. Voor bewijslevering is ook nu geen plaats, omdat niet aan de stelplicht is voldaan.
21 CHB Administration & Supervision (10%)
4.23
Voor wat betreft de post ’21 CHB Administration & Supervision (10%)’ geldt als volgt. CHB c.s. hebben geen stellingen betrokken over de aard en inhoud van deze post en evenmin is (voldoende concreet) gesteld of gebleken op grond waarvan CHB aanspraak op een vergoeding ter hoogte van 10% van het totale schadebedrag zou kunnen maken. De enkele stelling dat medewerkers van CHB (werk)tijd hebben besteed aan het toezicht, managen en realiseren van het herstel, is daarvoor, zonder een nadere toelichting, die ontbreekt, onvoldoende. Voor dit oordeel is mede van belang dat de herstelwerkzaamheden blijkens de stellingen van CHB c.s. door derden zijn uitgevoerd en dat, door het ontbreken van een concrete toelichting, niet kan worden beoordeeld welke werkzaamheden daarnaast dan precies door medewerkers van CHB zijn verricht en waarom dat nodig was. Nu CHB c.s. deze post op geen enkele wijze met concrete, voor bewijs vatbare feiten en/of omstandigheden hebben onderbouwd, is ook hier voor bewijslevering, ondanks het aanbod daartoe, geen plaats. Dit deel van de vordering zal daarom eveneens worden afgewezen.
Kosten onderhoud KB en monitoringssysteem
4.24
CHB c.s. hebben onderbouwd met stukken gesteld dat noodzakelijk is dat het systeem van de KBM wordt gemonitord en onderhouden. De kosten voor het nog aan te leggen monitoringssysteem bedragen volgens CHB c.s. US$ 55.000,- en de onderhoudskosten US$ 17.500,- per jaar. CHB c.s. vorderen dat Atco op de voet van artikel 6:105 BWA wordt veroordeeld deze kosten aan hen te betalen, waarbij zij de vergoeding van de onderhoudskosten voor nu, bij wijze van voorschot, vorderen voor de komende vijf jaar.
4.25
Atco heeft de hoogte van deze kosten betwist en daarnaast met betrekking tot de jaarlijkse onderhoudskosten aangevoerd dat, nu alle appartementen van Fase II, zoals CHB c.s. zelf stellen, inmiddels zijn verkocht aan individuele appartementseigenaren, zonder nadere, niet duidelijk gemaakte omstandigheden niet valt in te zien waarom CHB c.s. schade lijden die verband houdt met het jaarlijks onderhoud van het systeem van de KBM. Volgens Atco is deze vordering daarom onvoldoende toegelicht.
4.26
Het Gerecht ziet aanleiding de beoordeling van deze posten vooralsnog aan te houden.
Voordeelstoerekening
4.27
Tussen partijen is in geschil of door toepassing van de KBM sprake is van een langere levensduur van de gebouwen van Fase 2 en of daarom op grond van voordeelstoerekening ex artikel 6:100 BWA op de te betalen schade moet worden gekort. Tijdens het pleidooi heeft Atco dit verweer laten varen. De in dit verband betrokken stellingen behoeven daarom geen bespreking meer.
Rolverwijzing
4.28
Het Gerecht zal de zaak naar de rol verwijzen voor het nemen van een akte door CHB c.s. zoals hiervoor in 4.18, 4.19 en 4.20 is overwogen. Atco zal vervolgens bij akte op deze stellingen kunnen reageren.
4.29
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
verwijst de zaak naar de rol van
woensdag 18 september 2024voor akte van de zijde van CHB c.s., met het doel zoals hiervoor in 4.18, 4.19 en 4.20 is overwogen, waarna Atco op de rol van vier weken nadat de akte door CHB c.s. is genomen, bij antwoordakte kan reageren;
5.2
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 21 augustus 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.
Zaaknummer: AUA202204090 AR
Inhoudsindicatie: Tussenvonnis, projectontwikkelaar, aansprakelijk, schadevergoeding.
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: Civiel
Rechter: mr. T.A.M. Tijhuis
Bijzondere kenmerken: Enkelvoudig