Op 24 juli 2024 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, een Venezolaanse jongere, een verzoek om voorlopige voorziening indiende na de afwijzing van zijn aanvraag voor verlenging van zijn verblijfsvergunning. De aanvraag was op 18 april 2024 afgewezen door de Minister van Arbeid, Energie en Integratie, omdat verzoeker in strijd met de voorwaarden van zijn verblijfsvergunning zou hebben gewerkt. Verzoeker maakte bezwaar tegen deze beslissing en vroeg het gerecht om schorsing van de afwijzing, met het argument dat hij in het kader van zijn opleiding stage had gelopen en daardoor ingeschreven stond bij de SVB. Hij stelde dat de afwijzing in strijd was met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en dat hij door de afwijzing niet meer verzekerd zou zijn bij de Algemene Ziektekosten Verzekering (AZV).
Het gerecht oordeelde dat verzoeker onvoldoende feiten had aangedragen om aan te tonen dat er sprake was van onevenredig nadeel. De enkele omstandigheid dat hij mogelijk niet meer AZV-verzekerd zou zijn, was niet voldoende om het verzoek toe te wijzen. Het gerecht concludeerde dat het verzoek om voorlopige voorziening niet toewijsbaar was en wees het verzoek af. De uitspraak werd gedaan door rechter A.J. Martijn en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.