ECLI:NL:OGEAA:2024:167

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
12 augustus 2024
Zaaknummer
Lar nr. AUA202401534
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in verblijfsvergunningzaak

Op 24 juli 2024 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, een Venezolaanse jongere, een verzoek om voorlopige voorziening indiende na de afwijzing van zijn aanvraag voor verlenging van zijn verblijfsvergunning. De aanvraag was op 18 april 2024 afgewezen door de Minister van Arbeid, Energie en Integratie, omdat verzoeker in strijd met de voorwaarden van zijn verblijfsvergunning zou hebben gewerkt. Verzoeker maakte bezwaar tegen deze beslissing en vroeg het gerecht om schorsing van de afwijzing, met het argument dat hij in het kader van zijn opleiding stage had gelopen en daardoor ingeschreven stond bij de SVB. Hij stelde dat de afwijzing in strijd was met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en dat hij door de afwijzing niet meer verzekerd zou zijn bij de Algemene Ziektekosten Verzekering (AZV).

Het gerecht oordeelde dat verzoeker onvoldoende feiten had aangedragen om aan te tonen dat er sprake was van onevenredig nadeel. De enkele omstandigheid dat hij mogelijk niet meer AZV-verzekerd zou zijn, was niet voldoende om het verzoek toe te wijzen. Het gerecht concludeerde dat het verzoek om voorlopige voorziening niet toewijsbaar was en wees het verzoek af. De uitspraak werd gedaan door rechter A.J. Martijn en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Uitspraak van 24 juli 2024
Lar nr. AUA202401534

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

domicilie kiezend in Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN ARBEID, ENERGIE EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: de advocaat mr. L.J. Pieters.

DE PROCEDURE

Op 18 april 2024 heeft verweerder de aanvraag van verzoeker van 5 januari 2024 ter verlenging van zijn verblijfsvergunning met als doel ‘voortgezet verblijf’ afgewezen (bestreden beschikking).
Hiertegen heeft verzoeker op 13 mei 2024 bezwaar gemaakt, door indiening van een bezwaarschrift bij verweerder.
Op 14 mei 2024 heeft verzoeker een verzoekschrift als bedoeld in artikel 54 van de Lar ingediend.
Op 2 juli 2024 heeft verzoeker emailcorrespondenties overgelegd.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 3 juli 2024. Verzoeker is verschenen bijgestaan door de gemachtigde voornoemd. Verweerder is verschenen bij de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
feiten
1.1
Verzoeker is geboren op [geboortedatum] 2006 in Venezuela en heeft de Venezolaanse nationaliteit.
1.2
Verzoeker is in het bezit geweest van een vijftal verblijfsvergunningen met als doel gezinshereniging:
  • de eerste vergunning was geldig vanaf 15 juli 2019 tot 18 april 2020;
  • de tweede vergunning was geldig vanaf 12 mei 2020 tot 12 mei 2021,
  • de derde vergunning was geldig vanaf 12 mei 2021 tot 12 mei 2022,
  • de vierde vergunning was geldig vanaf 15 mei 2022 tot 15 mei 2023; en
  • de vijfde vergunning was geldig vanaf 15 mei 2023 tot 27 januari 2024.
1.3
Verzoeker staat ingeschreven als leerling van EPB-Oranjestad voor het schooljaar 2023/2024 en volgt daar de opleiding tot Kok-niveau ABO 2.
1.4
Bij de bestreden beschikking heeft verweerder de aanvraag van verzoeker van 5 januari 2024 ter verlenging van zijn verblijfsvergunning met als doel ‘voortgezet verblijf’ afgewezen en deze als volgt toegelicht.
“(…)
Beslissing: de aanvraag is afgewezen.
De vergunning wordt verleend met de verblijfsdoel gezinshereniging met voortgezet, onder de voorwaarden dat:
- de aanvrager dient voor eigen rekening of in dienstverband geen werkzaamheden mogen verrichten;
(…)
Uit een ingesteld onderzoek is gebleken dat u vanaf 12-01-2024 tot op heden werkzaam staat ingeschreven in de registers van SVB bij Divisino N.V. (…). Conform het bovengenoemd beleid handelt u vanaf 12-01-2024 in strijd met de openbare orde, algemeen belang en voldoet niet aan de voorwaarden ter verkrijgen van een vergunning tot tijdelijk verblijf zonder toestemming om te werken en uw aanvraag wordt hiermede afgewezen.
(…)”.
1.5
Hiertegen heeft verzoeker bezwaar gemaakt bij verweerder en het gerecht om een voorlopige voorziening verzocht.
verzoek en verweer
2.1
Verzoeker verzoek – naar het gerecht begrijpt – om schorsing van de bestreden beschikking en dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat verzoeker wordt behandeld als ware hij in het bezit van een verblijfsvergunning totdat op het bezwaar is beslist. Daartoe heeft hij aangevoerd dat verweerder ten onrechte geen rekening mee heeft gehouden dat hij in het kader van zijn opleiding bij EPB-Oranjestad stage heeft gelopen bij Divisino N.V. en dat hij daarom ingeschreven staat bij de S.V.B. Aan verzoeker zijn al vijf verblijfsvergunning verleend in het kader van gezinshereniging. De afwijzing is dan ook in strijd met artikel 8 EVRM. Volgens verzoeker kan het resultaat van de bezwaarschriftenprocedure niet worden afgewacht, omdat hij wegens de afwijzing niet meer verzekerd zal zijn bij de Algemene Ziektekosten Verzekering (AZV).
2.2
Verweerder heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
beoordeling
3.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
3.2
In geschil is allereest de vraag of in dit geval sprake is van onevenredig nadeel dat tot het treffen van de verzochte voorlopige voorzieningen noopt.
3.3
Naar het oordeel van het gerecht heeft verzoeker onvoldoende feiten en/of omstandigheden aangedragen op basis waarvan moet worden geoordeeld dat sprake is van onevenredig nadeel als bedoeld in artikel 54 van de Lar. Onvoldoende is gebleken dat concreet zich op legalisering van verzoekers verblijfstatus bestaat. De enkele omstandigheid dat de afwijzing van de vergunningsaanvraag uiteindelijk ertoe zal kunnen leiden dat verzoeker niet meer AZV-verzekerd zal zijn, maakt nog niet dat sprake is van een dreigend onevenredig of onomkeerbaar nadeel. Voor alle vergunningsplichtige vreemdelingen die niet in het bezit zijn van een geldige verblijfstitel geldt immers dat zij niet AZV-verzekerd zijn. Dat verzoeker opgegeven moment uitgesloten zal zijn van de AZV-verzekering, betekent niet dat hij verstoken zal zijn van medische behandeling.
4. Het voorgaande leidt dat de slotsom dat het verzoek niet toewijsbaar is.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.

BESLISSING

Het gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 juli 2024 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.