ECLI:NL:OGEAA:2024:162

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
Lar nr. AUA202202466
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openbaarmaking van overheidsinformatie en erfpachtverlening in Aruba

In deze zaak heeft de vennootschap PRIME VIEW EAGLE BEACH RESORT V.B.A. (appellante) beroep ingesteld tegen de Minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening (verweerder) naar aanleiding van een verzoek om openbaarmaking van documenten. Appellante had op 29 juni 2020 verzocht om openbaarmaking van documenten die betrekking hebben op de aan haar verleende optie voor de uitgifte van percelen in erfpacht. Dit verzoek werd op 6 september 2021 door verweerder afgewezen, wat leidde tot bezwaar en een eerdere uitspraak van het gerecht op 6 juli 2022, waarin het beroep gegrond werd verklaard en verweerder werd opgedragen binnen drie maanden een beslissing te nemen op het bezwaar.

Echter, op 23 juni 2022 heeft verweerder opnieuw het verzoek afgewezen, wat resulteerde in een pro-forma beroepschrift van appellante op 1 augustus 2022. De zaak werd behandeld op 22 februari 2023 en opnieuw op 25 oktober 2023, waarbij verweerder werd verzocht om de verzochte stukken onder geheimhouding aan het gerecht te overleggen. Uiteindelijk heeft verweerder op 20 maart 2024 de stukken ingediend.

Het gerecht heeft vastgesteld dat de documenten die appellante verzocht had, reeds in een kortgedingprocedure waren overgelegd en dus bekend waren bij appellante. Het gerecht oordeelde dat openbaarmaking niet kon worden geweigerd op grond van artikel 9 van de Landsverordening openbaarheid van bestuur (Lob). De uitspraak verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de afwijzing van verweerder en droeg verweerder op om binnen twee maanden een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van appellante. Tevens werd verweerder gelast het griffierecht van Afl. 25,- aan appellante te vergoeden.

Uitspraak

Uitspraak van 3 juli 2024
Lar nr. AUA202202466

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PRIME VIEW EAGLE BEACH RESORT V.B.A.,
gevestigd in Aruba,
APPELLANTE,
vertegenwoordigd door haar directeur, de heer J. van Schaijk,
gericht tegen:
DE MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN, INNOVATIE, OVERHEIDSORGANISATIE, INFRASTRUCTUUR EN RUIMTELIJKE ORDENING,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. A.F.J. Caster (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Appellante heeft bij brief van 29 juni 2020 (de ambtsvoorganger van) verweerder verzocht om openbaarmaking krachtens de Lob van alle documenten die betrekking hebben op de aan haar verleende optie ter zake van de uitgifte van percelen in erfpacht, waaronder de adviezen en conceptadviezen, interne memo’s en aantekeningen van de betrokken directies Dow, Dip, DEZHI en DNM.
Bij beschikking van 6 september 2021 heeft verweerder het verzoek afgewezen. Hiertegen heeft appellante bezwaar gemaakt en tegen het uitblijven van een beslissing op het bezwaar beroep ingesteld. Bij uitspraak van dit gerecht van 6 juli 2022 (AUA202200189) heeft het gerecht dat beroep gegrond verklaard en bepaald dat verweerder binnen drie maanden een reële beslissing dient te nemen op het bezwaar van appellante.
Bij beslissing van 23 juni 2022 op het door appellante ingediend bezwaar tegen de afwijzende beschikking van 6 september 2021 heeft verweerder het verzoek van 29 juni 2020 tot het verkrijgen van informatie op grond van de Lob wederom afgewezen.
Hiertegen heeft appellante op 1 augustus 2022 beroep ingesteld door indiening van een pro-forma beroepschrift bij dit gerecht. Op 7 september 2022 heeft appellante de gronden waarop haar beroep berust, aangevuld.
Verweerder heeft op 11 november 2022 een verweerschrift ingediend.
Appellante heeft op 15 februari 2023 stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 februari 2023, waar appellante is verschenen bij haar voornoemde directeur en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde.
Op 3 juli 2023 heeft het gerecht verweerder op de voet van artikel 10 van het Procesreglement (beperkte kennisneming en geheimhouding) gelast de door appellante verzochte stukken aan het gerecht over te leggen. Toen hieraan niet werd voldaan is de zaak wederom behandeld ter zitting op 25 oktober 2023, waar appellante is verschenen bij haar gemachtigde, en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. Verweerder is vervolgens nogmaals en uitdrukkelijk verzocht de stukken onder geheimhouding aan het gerecht te doen toekomen.
Op 20 maart 2024 heeft verweerder de verzochte stukken in een gesloten envelop bij het gerecht ingediend.
De uitspraak is vervolgens nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Standpunten van partijen

1.1
Aan de bestreden beslissing heeft verweerder -samengevat- ten grondslag gelegd, dat de door appellante verzochte interne correspondentie tussen overheidsdiensten betreffende een specifieke erfpachtaanvraag voor commerciële doeleinden een feitelijke handeling betreft en geen onderdeel is van een bestuursaangelegenheid die betrekking heeft op beleid van de regering of de minister, zodat het verzoek op de voet van artikel 9, lid 1 van de Lob wordt afgewezen.
1.2
Appellante is het niet eens met deze beslissing, en heeft zich op het standpunt gesteld, dat verweerder met deze afwijzing volledig voorbij gaat aan het doel van de Lob, zijnde dat een ieder kennis kan nemen van overheidsinformatie die betrekking heeft op het openbaar bestuur in al zijn facetten. In dit geval heeft appellante na vele jaren een optie gekregen op een erfpachtgrond en vervolgens voldaan aan alle in de optie gestelde voorwaarden. De overheid heeft het erfpachtrecht echter niet uitgegeven, om de reden dat het overgelegde bewijs van financiering niet zou voldoen, terwijl in talloze andere gevallen (aan derden) wel erfpachtrechten zijn uitgegeven op basis van identieke financieringsbewijzen. Appellante wenst inzicht te krijgen op deze ‘ommezwaai’ van eerst in goed overleg tot erfpachtverlening overgaan naar abrupte beëindiging van de optie.
De beoordeling
2.1
Het gerecht stelt voorop dat de omvang van dit geding wordt bepaald door de aanvraag van 29 juni 2020. Appellante heeft haar aanvraag beperkt tot afgifte van documenten die betrekking hebben op de aan haar verleende optie op uitgifte in erfpacht van domeingronden. Deze aanvraag ziet dus niet op documenten betreffende de optieverlening aan derden.
2.2
Verweerder heeft stukken overgelegd en onder verwijzing naar artikel 10 van de Procesregeling bestuursrecht 2022 verzocht om beperkte kennisneming en geheimhouding. Het gerecht heeft de documenten betreffende het aan appellante afgegeven optierecht ingezien om te kunnen beoordelen of verweerder deze terecht niet openbaar heeft gemaakt. Het gerecht constateert dat deze documenten reeds in een kortgeding procedure tussen appellante en het Land zijn overgelegd, en dus geacht kunnen worden bekend te zijn bij appellante. Van deze documenten is het gerecht daarom van oordeel dat openbaarmaking niet kan worden geweigerd op grond van artikel 9 van de Lob.
2.3
Het beroep is gelet op het bovenstaande gegrond en de bestreden beslissing dient te worden vernietigd, voor zover verweerder heeft nagelaten de hiervoor genoemde documenten openbaar te maken. Verweerder dient binnen twee maanden na dagtekening van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Het is niet aan het gerecht om bedoelde documenten aan appellante te verstrekken, nu daarmee een eventueel hoger beroep zinloos zou worden gemaakt.
3. Niet is gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen. Het gestorte griffierecht ad Afl. 25,- dient door verweerder aan appellante te worden vergoed.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de beslissing van verweerder van 23 juni 2022, met kenmerk MAZ/2891, Alg-293-2021/DIP/8763;
- draagt verweerder op om binnen twee maanden na dagtekening van deze uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaarschrift te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- gelast teruggave aan appellante van het door haar betaalde bedrag van Afl. 25,-.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juli 2024 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hoger beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hoger beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hoger beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.