Uitspraak
1.PROCESVERLOOP
2.OVERWEGINGEN
3.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT
4.BESLISSING
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak heeft belanghebbende, de directeur van [X], op 2 februari 2023 aangifte ten invoer gedaan voor een partij goederen. Bij het vrijmaken van de goederen constateerde de Douane dat deze onder een verkeerde benaming waren aangegeven. Op 10 november 2023 ontving belanghebbende een fiscale strafbeschikking met een schikkingsvoorstel van Afl. 8.232, met de waarschuwing dat bij niet-betaling het recht op strafvervolging herleefde. Belanghebbende kwam op 4 december 2023 in verzet tegen deze strafbeschikking, maar het Gerecht oordeelde dat er geen wettelijke basis voor dit verzet bestond. Het Gerecht stelde vast dat ingevolge artikel 128b, lid 3 LIUD in samenhang met artikel 19, lid 1 ALB, belanghebbende in beroep kon komen bij de belastingrechter, maar dat de schrijven van de Inspecteur geen uitspraken op bezwaar waren. Hierdoor was beroep niet mogelijk en verklaarde het Gerecht het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan door mr. D.J. Jansen op 26 juni 2024, waarbij het Gerecht ook opmerkte dat verzoeken om schadevergoeding wegens het tenietgaan van goederen aan de civiele rechter moesten worden gericht. De proceskosten en griffierecht werden niet vergoed.