ECLI:NL:OGEAA:2024:156

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
AUA202401760 KG
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over vrijgave van sigaren door de Douane en naheffingsaanslagen

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, vorderde Olmaq Trading N.V. de vrijgave van sigaren die door de Douane waren aangehouden vanwege een te lage opgegeven waarde en opgelegde naheffingsaanslagen. De Douane had de goederen niet vrijgegeven, omdat Olmaq een 'verantwoordelijkheidsbrief' moest ondertekenen, wat Olmaq weigerde. De procedure begon met een verzoekschrift van Olmaq op 30 mei 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 13 juni 2024. Het Gerecht oordeelde dat Olmaq voldoende spoedeisend belang had bij de vrijgave van de sigaren, aangezien deze bederfelijk waren. Het Gerecht concludeerde dat Olmaq niet verplicht was de naheffingsaanslagen te betalen voordat de sigaren werden vrijgegeven, en dat er geen rechtsgrond was voor de eis van de Douane om een 'verantwoordelijkheidsbrief' te ondertekenen. Uiteindelijk werd de vordering van Olmaq toegewezen, waarbij het Land Aruba werd veroordeeld om de sigaren vrij te geven onder betaling van de naheffingsaanslagen.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 26 juni 2024
Behorend bij AUA202401760 KG
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
OLMAQ TRADING N.V.,
te Aruba,
eiseres, hierna ook te noemen: Olmaq,
gemachtigde: de advocaat mr. G. de Hoogd,
tegen:
HET LAND ARUBA,
te Aruba,
gedaagde, hierna ook te noemen: het Land,
gemachtigden: mrs. Y.F.M. Kaarsbaan en C.L. Geerman.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend ter griffie op 30 mei 2024;
- de brief van 4 juni 2024 met producties van het Land;
- de e-mail van 11 juni 2024 met producties van het Land;
- de e-mail van 11 juni 2024 met een productie van Olmaq;
- de akte wijziging eis van Olmaq;
- de mondelinge behandeling van de zaak ter zitting van 13 juni 2024.
1.2
Tijdens de mondelinge behandeling is voor Olmaq verschenen haar directeur [directeur], bijgestaan door de gemachtigde. Voor het Land zijn zijn gemachtigden verschenen. Partijen hebben het woord gevoerd, mede aan de hand van overgelegde pleitnotities, op elkaars stellingen gereageerd of kunnen reageren en vragen van het Gerecht beantwoord.
1.3
Hierna is vonnis bepaald.

2.UITGANGSPUNTEN

2.1
Olmaq is een onderneming die zich onder meer bezig houdt met de import van sigaren.
2.2
In februari en in mei wilde Olmaq (via haar expediteur Master Cargo) een partij sigaren importeren. Zij heeft daarbij aan het Departamento di Aduana (hierna: de Douane) opgave gedaan van de waarde van de sigaren, op basis waarvan het verschuldigde bedrag aan invoerrechten (en BBO/BAVP en BAZV) wordt vastgesteld. Het op basis van die aangifte berekende bedrag aan belastingen heeft Olmaq ook voldaan.
2.3
De Douane heeft vastgesteld dat Olmaq voor beide partijen sigaren een te lage waarde heeft opgegeven. De sigaren, in totaal 5.025 stuks, zijn daarop door de Douane aangehouden en opgeslagen in een bergplaats van Master Cargo.
2.4
Aan Olmaq zijn naheffingen opgelegd van Afl. 3.946,90 en Afl. 6.740,50. Tegen die beide beslissingen heeft Olmaq bezwaar gemaakt. Als afsluiting van de aan de Inspecteur van de Douane gerichte bezwaarschriften (gedateerd 22 maart 2024 en 10 mei 2024) heeft Olmaq geschreven:
“Namens cliente verzoek ik U het bezwaar gegrond te verklaren, de gecorrigeerde aangifte te vernietigen, hangende de bezwaarfase cliente (onder protest) een aanvullend bedrag van Afl. 3.946,90 [respectievelijk Afl. 6.740,50] te laten betalen, en haar producten onverwijld vrij te geven.”
2.5
De Douane heeft in een fiscale strafbeschikking van 6 mei 2024 aan Olmaq een transactievoorstel gedaan van Afl. 3.947,- in verband met overtreding van artikel 53 jo. 244 van de Landsverordening in-, uit- en doorvoer (LIUD). Olmaq is met dit voorstel niet akkoord gegaan.
2.6
Bij brief van 22 mei 2024 heeft Olmaq aan Master Cargo geschreven:
“Namens cliente is de Inspecteur verzocht het bezwaar ongegrond te verklaren, de gecorrigeerde aangifte te vernietigen, hangende de bezwaarfase cliente (onder protest en tot zekerheid) een aanvullend bedrag van resp. 3.946,90 Afl. 6.740,50 te laten betalen, en haar producten onverwijld vrij te geven. Via deze weg verzoek ik U mij namens cliente aan te geven hoe en waar cliente voormelde bedragen in zekerheid kan storten, zulks onder onverwijlde vrijgave van beide partijen sigaren.”
Olmaq heeft vervolgens een bedrag van Afl. 10.687,40 (de optelsom van de twee naheffingsaanslagen) gestort op de rekening van Master Cargo met de omschrijving “zekerheidstelling”.
2.7
Master Cargo heeft op 22 mei 2024 per e-mail aan de Douane bericht dat Olmaq bereid is de naheffingsaanslagen te betalen:
“Olmaq wil de Derving betalen om [de goederen] te krijgen.
In dit geval, wat we moeten doen om te betalen en [beide] zending[en] te kunnen krijgen”.
2.8
Master Cargo heeft daarop, na overleg met de Douane, aan Olmaq bericht dat de sigaren pas vrijgegeven kunnen worden, als Olmaq de naheffingsaanslagen betaalt en voor de beide partijen een “verantwoordelijkheidsbrief” tekent met de volgende inhoud:

Hereby we notity you, that our company Olmaq Tradingwarrants to be responsiblefor PV NR. (….) for any import duties/taxes ad fines that may result from the case filed by DRI in February & March for ….. invoice”.
2.9
Bij brief van 27 mei 2024 heeft Olmaq aan de Douane bericht dat zij de bedragen van Afl. 3.946,90 en Afl. 6.740,50 in zekerheid heeft gestort bij Master Cargo en dat de Douane de sigaren daarom onmiddellijk moet vrijgeven.
2.1
Omdat Olmaq weigerde de door de Douane verlangde “verantwoordelijkheidsbrief” te tekenen, heeft Master Cargo het onder haar gestorte bedrag van Afl. 10.687,40 op 3 juni 2024 aan Olmaq terugbetaald. Vervolgens heeft Olmaq dit bedrag gestort op de derdengeldrekening van haar gemachtigde. Zij heeft het Land daarvan bij e-mail van 11 juni 2024 op de hoogte gesteld, met daarbij het volgende verzoek:
“Dat bedrag heeft cliente in eerste instantie naar Mastercargo gestort, met het verzoek dit tot zekerheidsstelling naar de douane door te storten.
Mastercargo heeft dit echter naar cliente teruggestort, omdat cliente geen (niet op de wet gebaseerde) “verantwoordelijkheidsbrief” wenst te tekenen.
Reeds nu wijs ik op het toepasselijke artikel 67 lid 1 van de Landsverordening in-, uit- en doorvoer (LIUD), waaraan mijn cliente zichstipt wenst te houden:(...)
@mevrouw Geerman: wilt U mijuiterlijk morgendoorgeven op welk rekeningnummer van de Inspecteur het bedrag van Afl. 10.687,40 (tot zekerheid) vanaf mijn derdenrekening kan worden voldaan?”
2.11
Het Land heeft op dit verzoek niet gereageerd.

3.HET GESCHIL

3.1
Olmaq vordert - na wijziging van eis - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. voor zover nodig de beslissingen van het Land van 11 maart 2024 en 22 mei 2024 te schorsen;
b. het Land te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, onder
zekerheidsstelling van Afl. 10.687,40 de twee partijen sigaren aan Olmaq af te (doen) geven, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom;
c. het Land te veroordelen in de kosten van het geding.
3.2
Olmaq heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd, kort samengevat, dat zij heeft voldaan aan alle in de LUID genoemde voorwaarden, zodat het Land de sigaren moet vrijgeven. Voor ondertekening van de “verantwoordelijkheidsbrief”, zoals de Douane eist, is geen wettelijke basis. Olmaq wil die brief niet tekenen, omdat dat een onvoorwaardelijke erkenning van schuld inhoudt, terwijl zij niets verkeerd heeft gedaan.
3.3
Het Land heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. Daartoe heeft zij allereerst aangevoerd dat Olmaq geen spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Daarnaast is het aan Olmaq zelf te wijten dat de sigaren nog niet zijn vrijgegeven. Olmaq weigert immers de “verantwoordelijkheidsbrief”, voor eventueel nog verschuldigde invoerrechten en/of bijkomende kosten, te ondertekenen.
3.4
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de uitspraak van belang, nader worden ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Allereerst moet worden beoordeeld of Olmaq een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening. Het Gerecht beantwoordt die vraag bevestigend. Tussen partijen is niet in geschil dat sigaren bederfelijke producten zijn en dat deze onder speciale condities moeten worden bewaard. Daarvan is op dit moment geen sprake. Olmaq heeft voldoende onderbouwd gesteld dat het voor haar daarom van groot belang is dat zij zo snel mogelijk over de sigaren kan beschikken, om te voorkomen dat de sigaren allemaal bederven (voor zover dat niet al is gebeurd). Daarom heeft Olmaq voldoende spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening.
4.2
In deze procedure moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, de vraag worden beantwoord of de vordering van Olmaq in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat vooruitlopend daarop toewijzing van de gevraagde voorziening gerechtvaardigd is.
4.3
Tussen partijen staan twee zaken ter discussie:
i. verlangt het Land terecht van Olmaq dat zij de naheffingsaanslagen daadwerkelijk betaalt, of is voldoende dat Olmaq zekerheid stelt?
ii. kan Olmaq door het Land verplicht worden een “verantwoordelijkheidsbrief” te tekenen?
Het Gerecht zal deze vragen hierna beantwoorden.
Ad i: betalen of zekerheid stellen?
4.4
De eerste vraag die partijen verdeeld houdt, is of van Olmaq verlangd kan worden dat zij de naheffingsaanslagen betaalt. Volgens Olmaq hoeft zij alleen zekerheid te stellen. Olmaq verwijst in dit verband naar artikel 67 van de LUID. In dit artikel staat het volgende:

Artikel 67
1. De goederen kunnen desverlangd dadelijk aan de aangever worden afgegeven, tegen zekerheidstelling ten genoegen van de Inspecteur voor hetgeen later blijken zal verschuldigd te zijn wegens invoerrecht, verhoging en kosten, mits (...)
4.5
Het is het Gerecht niet duidelijk geworden of het Land nu betwist dat artikel 67 van de LIUD in dit geval van toepassing is. Als het Land dit niet heeft betwist – en het Gerecht er dus van uit moet gaan dat artikel 67 van de LIUD van toepassing is – geldt dat Olmaq op grond van de wet alleen zekerheid hoeft te stellen voor de opgelegde naheffingsaanslagen. In dat geval kan het Land dus niet van Olmaq verlangen dat zij de aanslagen betaalt, zolang niet vaststaat dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd.
4.6
Als het verweer van het Land zo moet worden begrepen dat het wel betwist dat artikel 67 van de LIUD van toepassing is, maakt dat het eindoordeel van het Gerecht niet anders. Ook in dat geval moeten de sigaren aan Olmaq worden afgegeven, en wel om de volgende reden.
4.7
Het Gerecht begrijpt uit de stukken dat de Douane nog voorafgaand aan de vrijmaking van de sigaren heeft geconstateerd dat de opgegeven waarde te laag was. In het Relaas van Bevindingen, dat naar aanleiding van de eerste zending is opgesteld, staat namelijk het volgende:

Op donderdag 15 februari 2024, omstreeks 8.00 uur werd ik, opgedragen (...) om een lading goederen (...) vrij te maken. (...) De goederen (...) werden ter invoer aangegeven door het expediteursbedrijf Mastercargo N.V., namens het bedrijf Olmaq Trading N.V. (...)
Alvorens over te gaan tot het vrijmaken van vermelde goederen had ik gemerkt dat de waarde van de aangegeven goederen aan de lage kant waren. Vervolgens besloot ik de aangegeven goederen online te gaan vergelijken met die welke aangeboden werden. (...) Naar aanleiding hiervan rees bij mij het vermoeden dat een vervalste of vals opgemaakte stuk werd overgelegd met het oogmerk om invloed uit te oefenen op de waarde van de aangegeven goederen.”
4.8
In dit geval was dus geen sprake van een situatie waarin de ambtenaren
bij visitatie van de goederenvaststelden dat de aangegeven waarde van de goederen te laag was, zoals bedoeld in artikel 60 van de LIUD. Alleen in die situatie volgt een zogenoemde “nederleggingsprocedure”, zoals is omschreven in de artikelen 60 en verder van de LIUD. Geen van partijen heeft iets gesteld waaruit kan blijken dat in dit geval een nederleggingsprocedure is gevolgd. Ervan uitgaande dat dat niet het geval is, is artikel 67 van de LIUD niet van toepassing. Hier lijkt sprake te zijn van een situatie waarin de Douane bij verificatie van de aangifte vaststelt dat de goederen een hogere waarde hebben, en daarom afwijkt van de aangifte. In zo’n geval moet de aanslag onmiddellijk worden betaald (artikel 123 lid 1 LIUD), ook als bezwaar en/of beroep wordt ingesteld (artikel 128b LUID).
4.9
Het Gerecht gaat er dus van uit dat Olmaq de naheffingsaanslagen moet betalen, voordat de sigaren kunnen worden vrijgegeven. Dat heeft zij nog niet gedaan. Wel heeft Olmaq tot drie maal toe aangeboden om de naheffingsaanslagen te betalen, namelijk in haar bezwaarschriften (zie 2.4), in de e-mail van Master Cargo aan de Douane van 22 mei 2024 (zie 2.7) en in haar e-mail aan de gemachtigde van het Land van 11 juni 2024, waarin Olmaq vraagt het rekeningnummer op te geven waarop zij het verschuldigde bedrag kan betalen (zie 2.10). Dat Olmaq daarbij een aantal keer heeft gerefereerd aan een betaling “tot zekerheid” doet daaraan niet af: zij heeft immers aangeboden het geld te betalen, tot het moment waarop naar aanleiding van het ingestelde bezwaar eventueel anders zou worden beslist. Nu de Douane steeds heeft geweigerd de bedragen in ontvangst te nemen, kan zij Olmaq niet tegenwerpen dat zij de naheffingsaanslagen nog niet heeft betaald.
Ad ii. De “verantwoordelijkheidsbrief”
4.1
De volgende vraag is dan of de Douane van Olmaq kan verlangen dat zij een zogenoemde “verantwoordelijkheidsbrief” tekent. Naar het voorlopig oordeel van het Gerecht is dat niet het geval. In de LIUD is de “verantwoordelijkheidsbrief” niet opgenomen of geregeld, terwijl is gesteld noch gebleken dat er aanvullende uitvoeringsregelingen of richtlijnen zijn waarin een “verantwoordelijkheidsbrief” wel als vereiste wordt genoemd. Het Land heeft tijdens de zitting gesuggereerd dat de “verantwoordelijkheidsbrief” wellicht een uitwerking is van de in artikel 67 lid 1 LUID genoemde zekerheidstelling voor “verhoging en kosten”. Nog afgezien van het feit dat artikel 67 LUID (zoals het Gerecht eerder overwoog) in dit geval niet van toepassing is, heeft het Land niet uitgelegd op welke verhoging en kosten de Douane in dit geval (waarin enkel discussie bestaat over de aangegeven waarde van de goederen) het oog heeft. Ook overigens valt niet in te zien waarom van Olmaq kan worden verlangd dat zij op voorhand akkoord gaat met de betaling van een boete, die zij betwist verschuldigd te zijn. Of Olmaq uiteindelijk een boete verschuldigd is, moet bij eventuele strafrechtelijke vervolging worden uitgemaakt. Doordat Olmaq niet akkoord is gegaan met de fiscale strafbeschikking, staat immers de weg van strafrechtelijke vervolging door het Openbaar Ministerie nog open (artikel 75 lid 4 Algemene landsverordening belastingen).
4.11
Voor de verlangde “verantwoordelijkheidsbrief” bestaat dan ook geen rechtsgrond, zodat de Douane niet van Olmaq kan verlangen dat zij die tekent.
Slotsom
4.12
Dit betekent dat het door Olmaq onder 3.1 sub b gevorderde zal worden toegewezen, zij het dat zal worden bepaald dat het Land de sigaren moet afgeven, onder betaling door Olmaq van de opgelegde naheffingsaanslagen van Afl. 10.687,40.
Overige beslissingen
4.13
De gevorderde schorsing van de beslissingen van 11 maart 2024 en 22 mei 2024 is niet toewijsbaar, nu dit kort geding zich daar niet voor leent. Bovendien ontbreekt het belang bij een beslissing, omdat de sigaren al moeten worden vrijgegeven
4.14
Het Land heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde dwangsom. Deze kan dan ook worden toegewezen. Wel zal de dwangsom worden gemaximeerd op de manier die in de beslissing wordt weergegeven.
4.15
Het Land zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van Olmaq.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
5.1
veroordeelt het Land om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, onder betaling door Olmaq van de opgelegde naheffingsaanslagen van Afl. 10.687,40, de twee partijen sigaren aan Olmaq af te (doen) geven, zulks op verbeurte van een dwangsom van Afl. 500,-‑ voor iedere dag dat het Land in gebreke blijft hieraan te voldoen, tot een maximum van Afl. 40.000,--;
5.2
veroordeelt het Land in de proceskosten van Olmaq, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 450,-- aan griffierecht, Afl. 235,-- aan explootkosten en Afl. 1.500,-- aan salaris van de gemachtigde;
5.3
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Brandt, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 juni 2024 in aanwezigheid van de griffier.