ECLI:NL:OGEAA:2024:144

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
AUA202401312
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Blokkaderecht in kort geding betreffende verblijfplaats van minderjarige

In deze zaak, die op 5 juni 2024 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, gaat het om een kort geding waarin de oma van een minderjarige, hierna aangeduid als [dochter van gedaagde], vordert dat haar kleinkind bij haar blijft wonen. De moeder van [dochter van gedaagde] heeft het gezag over het kind, maar de oma heeft al geruime tijd voor [dochter van gedaagde] gezorgd. De moeder heeft op 23 april 2024 met behulp van de politie [dochter van gedaagde] opgehaald bij de oma, wat aanleiding gaf tot deze procedure. De oma beroept zich op het blokkaderecht, zoals vastgelegd in artikel 1:253s BW, dat haar het recht geeft om de verblijfplaats van [dochter van gedaagde] te beschermen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 24 mei 2024 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De oma stelt dat [dochter van gedaagde] al meer dan tien jaar bij haar woont en dat de moeder niet in staat is om de juiste zorg te bieden. De moeder daarentegen betoogt dat zij een nieuw, groter huis heeft gevonden en dat [dochter van gedaagde] daar kan verblijven. Het Gerecht heeft vastgesteld dat [dochter van gedaagde] in een kwetsbare situatie verkeert en dat er zorgen zijn over haar welzijn, waaronder psychologische problemen en schoolverzuim.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat het in het belang van [dochter van gedaagde] is dat zij voorlopig bij de oma blijft wonen, totdat er meer duidelijkheid is over haar situatie in een bodemprocedure. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 5 juni 2024
Behorend bij AUA202401312 KG
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[Eiseres]
te Aruba,
eiseres, hierna ook te noemen: de oma,
gemachtigde: de advocaat mr. D.M. Canwood,
tegen:
[Gedaagde],
te Aruba,
gedaage, hierna ook te noemen: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. E.M.J. Cafarzuza.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen op 24 april 2024;
- he toegewezen verzoek tot het geven van een ordemaatregel op 24 april 2024;
- de producties van de moeder, ingekomen op 23 mei 2024;
- de producties van de oma, ingekomen op 23 mei 2024;
- de pleitnota van de oma;
- de pleitnota van de moeder;
- de mondelinge behandeling op 24 mei 2024, waarbij zijn verschenen: de oma, bijgestaan door haar gemachtigde, de moeder, bijgestaan door haar gemachtigde en vergezeld door de heer [echtgenoot van gedaagde], biologische vader van [dochter van gedaagde], en namens de Voogdijraad de heer [betrokkene].
1.2
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag vonnis zal worden gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
De moeder is op 25 september 2010 bevallen van [dochter van gedaagde] (hierna: [dochter van gedaagde]). [Dochter van gedaagde] is niet erkend en alleen de moeder oefent het gezag over [dochter van gedaagde] uit.
2.2
Met instemming van de moeder verblijft [dochter van gedaagde] al geruime tijd bij de oma. Ook de jongere broer en zus van [dochter van gedaagde] zijn regelmatig bij de oma. De broers en zussen van [dochter van gedaagde] brengen wel de nachten en de weekenden door bij de ouders, terwijl [dochter van gedaagde] nachts en in de weekenden bij de oma is.
2.3
Op 23 april 2024 heeft de moeder, met behulp van de politie, [dochter van gedaagde] opgehaald bij de oma.
2.4
Het Gerecht heeft bij wijze van ordemaatregel op 24 april 2024 bepaald dat de oma een beroep kan doen op het blokkaderecht als bedoeld in artikel 1:253s BW en dat [dochter van gedaagde] daarom, in afwachting van de beslissing in kort geding, bij de oma zal verblijven.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
De oma vordert dat het Gerecht
i. zal bepalen dat [dochter van gedaagde], mede gelet op het blokkaderecht van de oma, haar vaste woon- en verblijfplaats zal hebben bij de oma;
ii. de moeder zal verbieden een wijziging aan te brengen in de hoofverblijfplaats, dan wel de gewone woon- of verblijfplaats van [dochter van gedaagde],
iii met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en veroordeling van de moeder in de proceskosten.
3.2
De moeder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.3
Het Gerecht voor zover nodig hierna ingaan op de standpunten van partijen.

4.DE BEOORDELING

4.1
De moeder en de oma zijn het over veel feitelijke dingen niet eens. Zo vertelt oma dat zij al meer dan 10 jaar voor [dochter van gedaagde] en haar broers en zussen zorgt, terwijl dat volgens de moeder veel korter is. Volgens oma zorgt zij veel voor de kinderen omdat de moeder en de vader het druk hebben met andere dingen, volgens de moeder heeft dat te maken met de afstand tussen hun woning (in [adres 1]) en de school van de kinderen (in [adres 2]). Volgens de oma slaapt [dochter van gedaagde] bij haar omdat zij zich niet veilig voelt in het huis van de ouders, volgens de moeder komt dat doordat de oma een groter huis heeft en [dochter van gedaagde] daar een eigen slaapkamer heeft. Het Gerecht kan in deze procedure (die is gericht op snelheid) de waarheid niet achterhalen.
4.2
Over één ding zijn partijen het wel eens: het gaat niet goed met [dochter van gedaagde]. Of zij worstelt met haar geaardheid of haar gender is het Gerecht niet helemaal duidelijk geworden, maar vast staat wel dat [dochter van gedaagde] het moeilijk heeft en de behoefte voelt om zich mannelijk te kleden. Ook staat vast dat [dochter van gedaagde], als uiting van haar interne worsteling, zichzelf snijdt en psychologische hulp nodig heeft.
4.3
De vraag die nu voorligt is waar [dochter van gedaagde] voorlopig (in afwachting van een beslissing in een bodemprocedure) het beste kan verblijven. De oma wil dat [dochter van gedaagde] bij haar blijft. De moeder betoogt dat [dochter van gedaagde] weer terug kan naar huis, omdat de ouders in San Nicolas een huis hebben gevonden dat groot genoeg is voor het hele gezin. Omdat de moeder is belast met het gezag over [dochter van gedaagde], kan de moeder bepalen waar de hoofverblijfplaats van [dochter van gedaagde] is.
4.4
Omdat vast staat dat [dochter van gedaagde] in ieder geval drie jaar bij de oma heeft verbleven, heeft de oma echter een zogenoemd blokkaderecht (artikel 1:253s lid 1 BW). Dit betekent dat de moeder de verblijfplaats van [dochter van gedaagde] alleen kan wijzigen als de oma daarmee instemt. Dat doet de oma niet. Dit betekent dat de moeder de hoofdverblijfplaats van [dochter van gedaagde] alleen kan wijzigen, als het Gerecht daarvoor toestemming verleent (artikel 1:253s lid 2 BW). Die toestemming heeft de moeder niet gevraagd, en kan in beginsel ook niet in een kort geding procedure (waarin alleen ordemaatregelen worden getroffen) worden gegeven.
4.5
Gelet op de problemen waarmee [dochter van gedaagde] kampt, heeft het Gerecht zich wel afgevraagd welke verblijfplaats het meest in het belang van [dochter van gedaagde] is. Het Gerecht is van oordeel dat het in het belang van [dochter van gedaagde] is dat zij voorlopig (in afwachting van een beslissing in een bodemprocedure) bij de oma verblijft. Daarbij speelt het volgende een rol. Hoewel de moeder dat wel heeft gesuggereerd, is niet aannemelijk geworden dat de oma [dochter van gedaagde] opzettelijk weghoudt van de ouders. Gelet op alles wat ter sprake is gekomen, heeft het Gerecht eerder de indruk dat [dochter van gedaagde] meer toenadering zoekt tot de oma, omdat zij van de oma meer vrijheid krijgt haar “mannelijke kant” te ontdekken dan van haar ouders. Gebleken is immers dat de vader moeite heeft met de kledingkeuze van [dochter van gedaagde] en dat hij deze ook niet accepteert. Ook blijkt uit het whatsapp-verkeer tussen de moeder en [dochter van gedaagde], dat de oma in het geding heeft gebracht, dat de moeder [dochter van gedaagde] op een onvriendelijke manier aanspreekt op de keuzes die zij maakt. Daar staat tegenover dat het Gerecht zich zorgen maakt over het hoge schoolverzuim van [dochter van gedaagde] en over het feit dat [dochter van gedaagde] haar ouders al een tijdje niet meer heeft bezocht.
4.6
Gelet op de kwetsbare situatie van [dochter van gedaagde] en de problemen waarmee zij kampt, is het Gerecht (zoals ook de Voogdijraad heeft geadviseerd) van oordeel dat goed onderzocht moet worden waar [dochter van gedaagde] uiteindelijk het beste af is, voordat haar verblijfplaats wordt gewijzigd. Voor zo’n onderzoek is in deze procedure geen plaats. Dit betekent dat het Gerecht zal beslissen dat [dochter van gedaagde] vooralsnog bij de oma zal blijven wonen. Het Gerecht gaat er daarbij wel van uit dat de oma ervoor zorgt dat [dochter van gedaagde] zo min mogelijk school mist en dat zij een regelmatig contact onderhoudt met haar ouders en haar broertje en zusje. Van de ouders mag worden verwacht dat zij [dochter van gedaagde] positief benaderen, dat zij proberen aan te sluiten bij haar belevingswereld en dat zij haar zo min mogelijk belasten met hun eigen verdriet en frustratie over de situatie.
4.7
Omdat partijen familie van elkaar zijn, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd. Dit betekent dat iedere partij de eigen kosten betaalt.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
bepaalt dat [dochter van gedaagde] voorlopig (totdat in een bodemprocedure anders zal zijn beslist) haar gewone woon- en verblijfplaats zal hebben bij de oma, en verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
compenseert de proceskosten, in die zin dat ieder van hen de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Brandt, rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 5 juni 2024 in aanwezigheid van de griffier.