ECLI:NL:OGEAA:2024:138

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
EJ AUA202401050
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens grensoverschrijdend gedrag van de werknemer

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 4 juni 2024 uitspraak gedaan over de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de stichting Fundacion Lotto Pa Deporte (FLPD) en de werknemer, aangeduid als [verweerder]. De werknemer was in dienst bij FLPD en had zich herhaaldelijk grensoverschrijdend gedragen, wat leidde tot zijn ontslag op staande voet op 28 februari 2024. FLPD verzocht de ontbinding van de arbeidsovereenkomst, stellende dat de gedragingen van de werknemer op 22, 23 en 25 februari 2024 een dringende reden opleverden voor ontbinding. De werknemer had zich beledigend uitgelaten tegen zijn leidinggevenden en was zelfs naar de woning van een leidinggevende gegaan om deze te beledigen. Het Gerecht oordeelde dat het gedrag van de werknemer onaanvaardbaar was en dat er sprake was van een onherstelbare vertrouwensbreuk. De ontbinding van de arbeidsovereenkomst werd toegewezen met ingang van 5 juni 2024, zonder toekenning van een vergoeding aan de werknemer. Tevens werd de werknemer veroordeeld in de kosten van de procedure, die op Afl. 3.165,- werden begroot. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Beschikking van 4 juni 2024
Behorend bij AUA202401050EJ
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
de stichting,
FUNDACION LOTTO PA DEPORTE,
gevestigd in Aruba,
verzoekster,
hierna aan te duiden als: FLPD,
gemachtigde: de advocaat mr. J.J. Steward,
tegen:
[Verweerder],
wonende te Aruba,
verweerder,
hierna ook te noemen: [verweerder],
gemachtigde: de advocaat mr. C.H. Lejuez.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- de nadere producties van de zijde van FLPD;
- de mondelinge behandeling van het verzoek.
1.2
De mondelinge behandeling heeft op 15 mei 2024 plaatsgevonden nadat deze eerder op verzoek van [verweerder] was aangehouden. Tijdens de mondelinge behandeling is namens FLPD verschenen haar gemachtigde voornoemd, vergezeld door mevrouw [betrokkene 1] en de heer [betrokkene 2], beiden werkzaam bij Canadian Bank Note (Aruba N.V.). [Verweerder] is verschenen, bijgestaan door mr. [betrokkene 3] voornoemd. Mr. [betrokkene 3] had zich daags voor de zitting als advocaat van [verweerder] onttrokken, maar heeft zich bij aanvang van de zitting (volgens haar mededeling ‘op verzoek van de minister’) weer gesteld.
1.3
Bij aanvang van de mondelinge behandeling is namens [verweerder] opnieuw om aanhouding van de zaak verzocht, ditmaal omdat dit ‘door de minister’ werd verzocht. Volgens de minister, zo stelt mr. [betrokkene 3], zijn bij het ontslag fouten gemaakt die eerst moeten worden onderzocht. Nu de minister echter geen partij is in dit geding en ook overigens niet valt in te zien op grond waarvan in deze civielrechtelijke arbeidszaak een aanhoudingsverzoek door de minister zou kunnen en moeten worden gedaan, is het verzoek om aanhouding afgewezen.
1.4
Verder is namens [verweerder] verzocht de behandeling van het verzoek aan te houden omdat mr. Steward niet zou zijn gemachtigd om FLPD te vertegenwoordigen. Ook op deze grond is het aanhoudingsverzoek afgewezen. Mr. Steward heeft desgevraagd verklaard te zijn gemachtigd om in dezen op te treden en andersluidende berichten van FLPD zijn niet ontvangen.
1.5
Partijen hebben het woord gevoerd (mr. Steward mede aan de hand van een aan het Gerecht overgelegde pleitnota), op vragen van het Gerecht geantwoord en op elkaars stellingen gereageerd of kunnen reageren. Voorafgaand aan de zitting zijn door beide partijen nog nadere producties in het geding gebracht. Daarbij is door [verweerder] een voice note aan het Gerecht gemaild. Deze voice note kan (nu dit - ook na herhaald verzoek - niet tevens op de daartoe voorgeschreven wijze (op een gegevensdrager) is aangeleverd) niet aan het dossier worden toegevoegd. Het bericht is ter zitting beluisterd.
1.6
Beschikking is bepaald op vandaag.

2.DE FEITEN

2.1
FLPD houdt zich bezig met het exploiteren van een loterij. Krachtens een met Canadian Bank Note (Aruba) N.V. (hierna: CBNA) gesloten Lotteries Management Services Agreement worden haar personeelszaken uitgevoerd door CBNA.
2.2 [
Verweerder] is op 8 november 1999 in dienst getreden bij FLPD, laatstelijk in de functie van Supervisor Technical Department, op basis van een 40-urige werkweek tegen een bruto salaris van Afl. 4.568,96 per maand, exclusief 8% vakantiegeld en overige emolumenten.
2.3
De afgelopen jaren heeft FLPD [verweerder] verschillende waarschuwingen gegeven omtrent zijn functioneren. Op 19 februari 2024 heeft de heer [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2]) [verweerder] een schriftelijke waarschuwing gegeven, omdat [verweerder] na de lottotrekking van 15 februari 2024 een foutief nummer op Facebook zou hebben ingevoerd. In de waarschuwingsbrief is verder vermeld dat [verweerder] al diverse keren (zowel mondeling als schriftelijk) is gewaarschuwd naar aanleiding van fouten. [Verweerder] is erop gewezen dat deze fouten niet meer mogen voorkomen en dat bij herhaling disciplinaire maatregelen zullen worden getroffen.
2.4
Op 22 februari 2024 heeft tussen FLPD en [verweerder], waarbij [verweerder] was vergezeld van een vakbondsvertegenwoordiger, een gesprek plaatsgevonden over zijn functioneren. In dit gesprek heeft [verweerder] zich beledigend uitgelaten tegen en over onder meer [betrokkene 2]. Vervolgens is [verweerder] een brief overhandigd, waarin staat dat hij met ingang van 23 februari 2024 zonder behoud van loon voor twee dagen wordt geschorst. Als reden voor de schorsing staat vermeld dat [verweerder] op woensdagavond 21 februari 2024 opnieuw een fout had gemaakt bij het invoeren van de trekkingsresultaten. Aangekondigd is dat FLPD, in geval van herhaling, de arbeidsovereenkomst met [verweerder] zal beëindigen.
2.5
Op 23 februari 2024 hebben, zowel via WhatsApp als in persoon, discussies plaatsgevonden tussen [verweerder] en zijn leidinggevenden bij FLPD. [Verweerder] heeft op 23 februari 2024 onder meer als volgt aan [betrokkene 2] geschreven:
“Bo ta un kaka!
Desgraciado
Tonti bo mama
Sarna dad
Mi ta loko pa nbin hinkabo den tonti bo mam
Abo ronald y peluca e marico di Patrick
Boso dia ta conta
No pp cumi nunka mas
Tinto bo mama puta di korsow
Ei sarnaaaa.”
En aan een andere collega, [betrokkene 4] (hierna: [betrokkene 4]):
“Lolo
Bo ta un kk
Dios lo cubri dibo (…).”
2.6
Op 25 februari 2024 is [verwerder] naar de woning van [betrokkene 2] gegaan. Daar heeft hij [betrokkene 2] en zijn echtgenote uitgescholden. [Verweerder] is daarop geschorst tot 28 februari 2024.
2.7
Bij brief van 28 februari 2024 is [verweerder] met onmiddellijke ingang ontslagen. Aan het ontslag ligt ten grondslag het volgens FLPD onvoldoende functioneren van [verweerder], waarbij het laatste jaar een aanzienlijke toename van fouten is geconstateerd en de beledigingen/onheuse bejegening door [verweerder] van zijn werkgever en collega’s op 22, 23 en 25 februari 2024.
De ontslagbrief is ondertekend door:
“Canadian Bank Note (Aruba) N.V.
Attorney-in-fact of Stichting Fundacion Lotto Pa Deporte
By: Ronald van der Berg
Representative of Canadian Bank Note (Aruba) N.V.”
2.8
Namens [verweerder] is bij brief van 28 februari 2024 de nietigheid van het ontslag op staande voet ingeroepen, en doorbetaling van het loon en wedertewerkstelling gevorderd. FLPD heeft niet aan dit verzoek voldaan.
2.9
Bij vonnis in kort geding van dit Gerecht van 8 mei 2024 (met zaaknummer AUA 202401025 KG) zijn de vorderingen van [verweerder] tot - kort gezegd - doorbetaling van loon en hem toe te laten tot het werk, afgewezen. Het Gerecht heeft daartoe als volgt overwogen:
“Gelet op de fouten van [verweerder] en (vooral) de ernst van de beledigingen en bedreigingen, is het Gerecht van oordeel dat niet met een voldoende mate van zekerheid kan worden voorspeld dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat [verweerder] ten onrechte op staande voet is ontslagen. Dat geldt ook als rekening wordt gehouden met het lange dienstverband van [verweerder] met FLpD, zijn leeftijd en de ingrijpende gevolgen van het ontslag op staande voet.”

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
FLPD verzoekt het Gerecht, zoals zij ter zitting heeft toegelicht, de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst, indien en voor zover komt vast te staan dat deze nog bestaat, met onmiddellijke ingang te ontbinden vanwege gewichtige redenen (primair bestaande uit een dringende reden, subsidiair uit gewijzigde omstandigheden) en zonder toekenning van enige vergoeding aan [verweerder]. Tevens verzoekt FLPD [verweerder] te veroordelen in de kosten van het geding, te voldoen binnen veertien dagen na heden en (in geval van niet tijdige betaling) te vermeerderen met de wettelijke rente en tevens te vermeerderen met de na de beschikking te maken kosten van tenuitvoerlegging daarvan.
3.2
Aan haar verzoek legt FLPD ten grondslag dat de gedragingen van [verweerder] op 22, 23 en 25 februari 2025 op zichzelf, maar ook als de druppel die de emmer deden overlopen een dringende reden als bedoeld in artikel 7:677, eerste lid 1 BW opleveren om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Subsidiair is volgens FLPD sprake van veranderingen in de omstandigheden omdat door de gedragingen van [verweerder] op genoemde data sprake is van een onherstelbare vertrouwensbreuk en een vruchtbare werkrelatie tussen partijen niet langer mogelijk is.
3.3 [
Verweerder] heeft verweer gevoerd. Volgens hem bestaat geen grond de arbeidsovereenkomst te ontbinden en dient, indien en voor zover het ontbindingsverzoek wordt toegewezen, een ontbindingsvergoeding van in totaal Afl. 270.000,- aan hem te worden toegekend.
3.4
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de beslissing van belang, worden ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1 [
Verweerder] heeft zich in de eerste plaats op het standpunt gesteld dat CBNA, zo begrijpt het Gerecht, niet bevoegd is om in dezen namens FLPD op te treden en dat het verzochte daarom moet worden afgewezen. Dit betoog faalt. Namens FLPD is aangevoerd dat CBNA als gevolmachtigde van FLPD optreedt en op grond van de Lotteries Management Services Agreement (onder meer) is belast met de personeelsaangelegenheden van FLPD. Ter onderbouwing van deze stelling is overgelegd de tussen FLPD en CBNA gesloten overeenkomst waaruit het namens FLPD gestelde blijkt. Het ter zitting afgeluisterde spraakbericht van de voorzitter van FLPD leidt, anders dan [verweerder] meent, niet tot een ander oordeel. In dit bericht kan bevestiging worden gevonden dat de personeelszaken (en daarmee dus het onderhavige verzoek) zijn ondergebracht bij CBNA die in dezen namens FLPD mag handelen.
4.2
FLPD heeft [verweerder] op 28 februari 2024 op staande voet ontslagen. Zij verzoekt in deze procedure de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden, voor het geval komt vast te staan dat deze niet door dat ontslag op staande voet rechtsgeldig is geëindigd.
4.3
Gesteld noch gebleken is dat het verzoek tot ontbinding verband houdt met de aanwezigheid van een opzegverbod.
4.4
Ieder der partijen is te allen tijde bevoegd zich tot de rechter te wenden met het verzoek de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen te ontbinden (artikel 7:685 BW). Als gewichtige redenen worden beschouwd omstandigheden die een dringende reden als bedoeld in artikel 677, eerste lid, BW zouden hebben opgeleverd indien de arbeidsovereenkomst deswege onverwijld zou zijn opgezegd, alsook veranderingen in de omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.
4.5
De vraag die voorligt is of sprake is van gewichtige redenen bestaande uit een dringende reden of zodanige veranderingen in de omstandigheden, dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen billijkheidshalve dadelijk of op korte termijn behoort te eindigen. Het Gerecht beantwoordt deze vraag op grond van het navolgende bevestigend.
4.6
Vast staat dat [verweerder] zich, tijdens een gesprek op 22 februari 2024 met FLPD waarin hij op het maken van fouten werd aangesproken, beledigend jegens zijn leidinggevenden heeft uitgelaten en hen heeft uitgescholden. Zo heeft hij onder meer de aanwezigen (vrij vertaald) ‘stuk stront, je weet niets, ellendeling’ toegevoegd en hoerenkinderen en ellendeling genoemd. Verder staat vast dat [verweerder] zich de volgende dag (toen hij was geschorst) per WhatsApp-berichten opnieuw op grove en zeer onbehoorlijke wijze heeft uitgelaten tegenover zijn leidinggevende [betrokkene 2] en [betrokkene 4] (een en ander zoals hiervoor in 2.5 is weergegeven en vrij vertaald naar het Nederlands onder meer inhoudt: ‘je bent een stuk stront’, ‘kut van je moeder’, ‘schurft’, ‘ik stop je in de kut van je moeder’, ‘jullie dagen zijn geteld’ en ‘kut van je moeder, hoer van Curaçao’). Op 25 februari 2024 zou [verweerder] weer moeten komen werken, maar toen heeft hij zich ziek gemeld. Die dag is hij, zoals [verweerder] ook heeft erkend, naar de woning van [betrokkene 2] gegaan, alwaar hij [betrokkene 2] en diens echtgenote hevig heeft uitgescholden. Dit is door [betrokkene 2], zo volgt uit zijn (als productie 8 door FLPD overgelegde) verklaring van 23 april 2024, als zeer agressief en bedreigend ervaren.
4.7
Naar het oordeel van het Gerecht heeft [verweerder] zich met zijn hiervoor beschreven gedrag grensoverschrijdend gedragen. Het valt hem zeer aan te rekenen dat hij in de omstandigheid dat hij door zijn werkgever (naar het zich laat aanzien volstrekt terecht) op het maken van fouten werd aangesproken, aanleiding heeft gezien zich over een reeks van dagen beledigend en scheldend uit te laten en zelfs zover is gegaan om zijn leidinggevende in zijn privéomgeving, bij zijn woning, op te zoeken en uit te schelden. Aldus heeft [verweerder] niet alleen iedere fatsoensnorm overschreden, ook heeft hij [betrokkene 2] daarmee in een voor hem (op z’n zachts gezegd) uiterst onprettige situatie geplaatst. Dergelijk gedrag is onaanvaardbaar. FLPD stelt zich dan ook terecht op het standpunt dat het handelen van [verweerder] tot een onherstelbare vertrouwensbreuk heeft geleid en dat een vruchtbare werkrelatie niet langer mogelijk is. Zij hoeft dit gedrag van [verweerder] niet te tolereren. [Verweerder] heeft als verklaring voor zijn gedrag gegeven dat hij stress ervoer en dat hij (daarom) op 25 februari 2023 alcohol had gedronken en dronken was. Het ervaren van stress kan echter geen rechtvaardiging zijn voor dergelijk gedrag (ook niet wanneer [verweerder], zoals hij heeft aangevoerd, vreesde zijn baan na een dienstverband van 20 jaar te verliezen) en het onder invloed zijn van alcohol maakt de verwijtbaarheid van zijn gedragingen niet anders. Door [verweerder] is verder nog een verwijsbrief van zijn huisarts van 28 februari 2024 overgelegd, waarin staat dat [verweerder] wordt verwezen vanwege ‘een overspannen gevoel sinds 1 maand’. Indien en voor zover [verweerder] met het overleggen van deze brief heeft beoogd te stellen dat zijn gedrag was ingegeven door mentale problematiek (overspannenheid), is deze enkele brief daarvoor onvoldoende. De brief is immers slechts gebaseerd op door [verweerder] eerst na zijn ontslag aan zijn huisarts verstrekte informatie. Omstandigheden die meebrengen dat [verweerder] zijn handelen niet of in mindere mate kan worden aangerekend, zijn ook overigens niet gebleken.
4.8
Gelet op het voorgaande is sprake van een zodanig verwijtbaar handelen van [verweerder] dat de arbeidsovereenkomst - indien en voor zover in kracht van gewijsde in rechte komt vast te staan dat deze niet door het ontslag op staande voet op 28 februari 2024 is geëindigd - zal worden ontbonden. Het Gerecht zal de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 5 juni 2024 ontbinden. Hierbij zal aan [verweerder] geen vergoeding worden toegekend, nu in hetgeen hiervoor is overwogen ligt besloten dat de reden voor ontbinding geheel en al aan hem is te wijten. De omstandigheden dat sprake is van een langdurig dienstverband en dat [verweerder] financiële verplichtingen heeft, leidt in het licht van de aard en ernst van zijn verwijtbare handelen niet tot andere oordelen. Daarbij is nog van belang dat [verweerder] 50 jaar oud is en, mede gelet op zijn werkervaring en de huidige arbeidsmarkt en nu hij niets heeft aangevoerd dat tot een ander oordeel leidt, in staat moet worden geacht op korte termijn ander werk te vinden.
Slotsom
4.9
De slotsom van het voorgaande is dat het verzoek van FLPD zal worden toegewezen zoals hierna te vermelden.
4.10 [
Verweerder] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van FLPD gevallen. Deze kosten worden tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 450,- aan griffierechten, Afl. 215,- aan explootkosten en Afl. 2.500,- aan salaris voor de gemachtigde, derhalve in totaal Afl. 3.165,-. De verzochte wettelijke rente over dit bedrag zal overeenkomstig het verzoek worden toegewezen vanaf de vijftiende dag na betekening van deze beschikking aan [verweerder]. Tevens zullen worden toegewezen de nakosten van deze procedure, begroot op Afl. 250,- aan nasalaris, verhoogd met Afl. 150,- in geval van betekening.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
5.1
ontbindt de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst, indien en voor zover krachtens rechterlijk gewijsde komt vast te staan dat deze nog bestaat, met ingang van 5 juni 2024, zonder toekenning aan [verweerder] van een ten laste van FLPD komende vergoeding naar billijkheid;
5.2
veroordeelt [verweerder] in de kosten van het geding aan de zijde van FLPD gevallen en tot op heden begroot op in totaal Afl. 3.165,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na betekening van deze beschikking aan [verweerder] tot de dag van algehele betaling en vermeerderd met de nakosten van deze procedure, begroot op Afl. 250,- aan nasalaris, verhoogd met Afl. 150,- in geval van betekening;
5.3
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
wijst af het meer of anders gevorderde.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op 4 juni 2024 in aanwezigheid van de griffier.