ECLI:NL:OGEAA:2024:135

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 april 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
AUA202304127
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van executeurs testamentair in verband met belangenverstrengeling en benoeming vervangend executeur

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 16 april 2024 uitspraak gedaan over het verzoek tot ontslag van de executeurs in de nalatenschap van de heer [erflater], die op 11 november 2016 is overleden. De verzoekers, mrs. [verzoeker 1] en [verzoeker 2], hebben verzocht om ontslag van zowel henzelf als mr. [verweerster] als executeurs, omdat de samenwerking tussen hen onmogelijk is geworden door belangenverstrengeling. De erfgenamen zijn verdeeld over de afwikkeling van de nalatenschap, wat heeft geleid tot conflicten tussen de executeurs.

Tijdens de mondelinge behandeling op 13 februari 2024 hebben de partijen hun standpunten toegelicht. Het gerecht heeft vastgesteld dat er een ongewenste belangenverstrengeling bestaat, aangezien zowel mr. [verweerster] als mr. [verzoeker 2] optreden als executeur en als advocaat van verschillende erfgenamen. Het gerecht heeft besloten om alle drie de executeurs met onmiddellijke ingang te ontslaan, en heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om een vervangend executeur te benoemen.

Het gerecht heeft mr. Jean M. de Cuba bereid gevonden om als vervangend executeur op te treden, mits alle erfgenamen hiermee instemmen. De beslissing over de benoeming van een vervangend executeur zal in een eindvonnis worden genomen, waarbij ook rekening en verantwoording door de ontslagen executeurs aan de erfgenamen moet worden afgelegd. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Beschikking van 16 april 2024
behorend bij EJ AUA202304127
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak tussen:
mr. [verzoeker 1] en mr. [verzoeker 2],
in hun hoedanigheid van (mede-)executeurs in de nalatenschap van [erflater] ,
beiden gevestigd te Aruba,
verzoekers,
hierna te noemen: mrs. [verzoeker 1] en [verzoeker 2],
procederend in persoon,
tegen:
mr. [verweerster],
in haar hoedanigheid van (mede-)executeur in de nalatenschap van [erflater] ,
gevestigd te Aruba,
verweerster,
hierna te noemen: mr. [verweerster,
procederend in persoon.

1.HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 28 november 2023 ontvangen verzoekschrift,
- het verweerschrift, ontvangen op 9 februari 2024, tevens houdende zelfstandig verzoek;
- de mondelinge behandeling ter zitting van 13 februari 2024, waar zijn verschenen mr. [verzoeker 2] in persoon en mr. [verweerster] in persoon.
1.2
De zaak is na de mondelinge behandeling aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen zich bij nadere akte uit te laten over de eventuele benoeming van een vervangend executeur voor het geval het gerecht alle executeurs van de nalatenschap ontslag zou verlenen. Beide partijen hebben zich op de rolzitting van 27 februari 2024 bij akte uitgelaten.
1.3
De datum van de uitspraak is bepaald op vandaag.

2.DE FEITEN

2.1
Op 11 november 2016 is in Aruba overleden de heer [erflater] (hierna: erflater).
2.2
Erflater heeft bij testament over zijn nalatenschap beschikt en heeft zijn dochters [dochter van erflater 1] en [dochter van erflater 2] benoemd tot executeurs.
2.3
Tussen de erfgenamen zijn diverse geschillen ontstaan over de afwikkeling van de nalatenschap van erflater. Daarbij wordt [betrokkene 1] bijgestaan door mr. [verzoeker 2], [dochter van erflater 1], [dochter van erflater 2], [betrokkene 2] en [betrokkene 3] worden bijgestaan door mr. [verweerster] en [betrokkene 4], [betrokkene 5] en [betrokkene 6] worden bijgestaan door mr. [verzoeker 1].
2.4
Bij vonnis van 13 oktober 2021 (AUA201801580) zijn [dochter van erflater 1] en [dochter van erflater 2] als executeurs ontslagen en zijn mrs. [verzoeker 2], [verzoeker 1] en [verweerster] op verzoek van de erfgenamen gezamenlijk benoemd tot executeurs van de nalatenschap van erflater.

3.HET VERZOEK

3.1
Het verzoek strekt ertoe dat het gerecht zowel mr. [verzoeker 1] als mr. [verweerster] met onmiddellijke ingang zal ontslaan als executeurs in de nalatenschap van erflater.
3.2
Mrs. [verzoeker 1] en [verzoeker 2] stellen daartoe dat samenwerking tussen de drie executeurs onmogelijk is geworden. Uit onderzoek is hen gebleken dat de nalatenschap een vordering heeft op de erfgenamen die door mr. [verweerster] worden vertegenwoordigd. Er is volgens mrs. [verzoeker 1] en [verzoeker 2] daarom aan de kant van mr. [verweerster] sprake van een belangenverstrengeling. Daarbij komt dat reacties van de zijde van mr. [verweerster] te lang op zich laten wachten, waardoor overleg wordt belemmerd.
Mr. [verzoeker 1] wil zelf ook ontslagen worden van haar taken als executeur. Haar cliënten willen dat mr. [verzoeker 2] hen vertegenwoordigt en dat hij als enige executeur de nalatenschap verder afwikkelt.
3.3
Mr. [verweerster] heeft geen verweer gevoerd tegen haar ontslag en heeft bij wijze van zelfstandig verzoek ook zelf gevraagd haar als vervangend executeur ontslag te verlenen. Daarnaast heeft zij verzocht ook mr. [verzoeker 2] te ontslaan als executeur en om een neutrale, onafhankelijke executeur te benoemen om de nalatenschap af te wikkelen.
3.4
Op de standpunten van partijen zal het gerecht hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader ingaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Ingevolge artikel 4:149, lid 1 en sub f van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BW) en voor zover hier van belang eindigt de taak van een executeur door ontslag dat de rechter in eerste aanleg hem met ingang van een bepaalde dag verleent. Dit ontslag wordt de executeur op grond van artikel 4:149, lid 2 BW verleend hetzij op eigen verzoek, hetzij om gewichtige redenen, zulks op verzoek van een mede-executeur, een erfgenaam of het openbaar ministerie, dan wel ambtshalve.
4.2
Uit hetgeen partijen in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling hebben aangevoerd, blijkt dat partijen het er over eens zijn dat aan zowel mr. [verzoeker 1] als mr. [verweerster] als executeurs ontslag moet worden verleend. Nu partijen hierover overeenstemming hebben, zal het gerecht beide executeurs ontslag verlenen.
4.3
Mr. [verweerster] verzoekt daarnaast ook het ontslag van mr. [verzoeker 2] als executeur. Mr. [verzoeker 2] verzet zich daartegen. Over dit verzoek overweegt het gerecht het volgende.
4.4
Erflater heeft in totaal acht erfgenamen achtergelaten, die gerechtigd zijn tot (een deel van) zijn nalatenschap. Gebleken is dat de erfgenamen het niet eens zijn over de vraag of de nalatenschap een vordering heeft op de erfgenamen die mr. [verweerster] vertegenwoordigt. De erfgenamen die worden vertegenwoordigd door mrs. [verzoeker 2] en [verzoeker 1] menen dat de nalatenschap zo’n vordering heeft, de erfgenamen die worden vertegenwoordigd door mr. [verweerster] betwisten dat. Over deze vraag staan de diverse groepen erfgenamen dus lijnrecht tegenover elkaar. Denkbaar is dat dit geschil tussen de erfgenamen uiteindelijk in een bodemprocedure door de civiele rechter zal worden beslecht. Niet in geschil is dat de erfgenamen in die procedure zullen worden vertegenwoordigd door (in ieder geval) mrs. [verzoeker 2] en [verweerster] als advocaten.
4.5
Mede als gevolg van dit geschil tussen de erfgenamen is er ook onenigheid ontstaan tussen de drie executeurs. Het gerecht is het met mrs. [verzoeker 2] en [verzoeker 1] eens dat er een ongewenste belangenverstrengeling bestaat als mr. [verweerster] optreedt als executeur in de nalatenschap én als advocaat namens een aantal erfgenamen. Dat onderkent mr. [verweerster] zelf ook. Hetzelfde geldt echter voor mr. [verzoeker 2]: ook hij handelt in deze nalatenschap immers als executeur en als advocaat van een aantal erfgenamen. Dat is in beginsel ongewenst: bij de afwikkeling van deze nalatenschap, waarbij tussen partijen veel discussies spelen, moet immers iedere schijn van belangenverstrengeling worden voorkomen. Dat mr. [verzoeker 2] als advocaat het standpunt inneemt dat de nalatenschap nog geld tegoed heeft (wat dus in het voordeel van de boedel is), doet daaraan niet af.
4.6
Ook ten tijde van hun benoeming als executeur op 13 oktober 2021 traden de executeurs op als advocaten van de verschillende groepen erfgenamen. Dat was toen niet bezwaarlijk, omdat de drie executeurs elkaar “in evenwicht” konden konden houden. Dat is na het verzochte ontslag van mrs. [verzoeker 1] en [verweerster] echter anders.
4.7
Gelet op het voorgaande zal het gerecht op grond van gewichtige redenen als bedoeld in artikel 4:149 lid 2 BW ook mr. [verzoeker 2] ontslag verlenen als executeur.
4.8
Ten overvloede overweegt het gerecht nog het volgende.
Nu alle executeurs ontslag zal worden verleend, is er geen executeur meer die de nalatenschap van erflater kan afwikkelen. Dit betekent dat de erfgenamen deze taak gezamenlijk op zich moeten nemen. Gelet op de discussies die tussen hen spelen, heeft het gerecht er weinig vertrouwen in dat de erfgenamen daarin zullen slagen. Dit maakt dat het de voorkeur verdient dat een neutrale vervangend executeur die taak op zich zal nemen. Zoals het gerecht echter in zijn vonnis van 19 februari 2020 overwoog, voorziet het testament niet in de benoeming van een vervangend executeur en heeft erflater ook niet bepaald dat het gerecht bevoegd is een vervangende executeur te benoemen. Dit betekent dat alleen een vervangend executeur kan worden benoemd, als alle erfgenamen daarmee instemmen. Om die reden heeft het gerecht tijdens de mondelinge behandeling op 13 februari 2024 partijen verzocht zich uit te laten over de benoeming van een vervangende executeur, voor het geval het gerecht tot het oordeel zou komen dat ook mr. [verzoeker 2] niet kan aanblijven als executeur. Uit hun aktes van 27 februari 2024 leidt het gerecht af dat partijen niet met elkaar hebben overgelegd over de persoon van een mogelijke vervangende executeur.
4.9
Het gerecht heeft ambtshalve mr. Jean M. de Cuba bereid gevonden op te treden als vervangend executeur. Dat kan echter alleen, als alle erfgenamen daarmee instemmen. De keuze is dan ook aan partijen: ofwel zij staan voor de taak de nalatenschap gezamenlijk af te wikkelen, of zij besteden die taak uit aan een onafhankelijke derde. Om te voorkomen dat de afwikkeling van de nalatenschap nog vele jaren voortsleept, stelt het gerecht partijen dan ook in de gelegenheid om zich bij akte uit te laten over de mogelijke benoeming van mr. Jean M. de Cuba als vervangend executeur. Als alle erfgenamen daarmee instemmen, zal het gerecht hem bij eindvonnis als zodanig benoemen. Doen zij dat niet, dan zal het gerecht het verzoek van mr. [verweerster] tot benoeming van een vervangend executeur bij gebrek aan wettelijke grondslag afwijzen en ligt de bal bij de erfgenamen.
4.1
Nu de executeurs alle worden ontslagen, moeten zij op grond van artikel 1:151 BW rekening en verantwoording afleggen over de periode waarin zij het beheer hebben gevoerd over de nalatenschap. Die rekening en verantwoording moet echter plaatsvinden aan degene(n) die na hen tot het beheer bevoegd zijn. Vooralsnog is onduidelijk of dat een vervangend executeur zal zijn, of de gezamenlijke erfgenamen. In het eindvonnis zal dan ook worden bepaald dat (en aan wie) de executeurs rekening en verantwoording moeten afleggen.
4.11
Gelet op de aard van de zaak, zal bij eindvonnis worden beslist dat de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat ieder van hen de eigen kosten draagt.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
ontslaat mrs. [verzoeker 1], [verzoeker 2] en [verweerster] met onmiddellijke ingang als executeurs in de nalatenschap van wijlen [erflater],
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
stelt partijen in de gelegenheid om zich (namens hun cliënten) op de rolzitting van 30 april 2024 uit te laten over de benoeming van een vervangend executeur, overeenkomstig het bepaalde in 4.9,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Brandt, rechter in dit gerecht, ter zitting van 16 april 2024, in tegenwoordigheid van de griffier.