In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 23 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek van een vrouw om een buitenlandse echtscheidingsbeschikking niet te erkennen. De vrouw, die de Venezolaanse nationaliteit heeft, was getrouwd met een man met de Arubaanse nationaliteit. Het huwelijk werd op 27 oktober 2017 in Venezuela gesloten en op 16 juli 2018 ingeschreven in het bevolkingsregister van Aruba. De echtscheiding werd op 25 november 2021 uitgesproken door een Venezolaanse rechtbank en op 12 augustus 2022 ingeschreven in Aruba. De vrouw verzocht om een verklaring voor recht dat deze echtscheidingsbeschikking in strijd is met de openbare orde en goede zeden in Aruba, en dat deze niet in het bevolkingsregister mocht worden ingeschreven.
Het Gerecht oordeelde dat de verzoeken van de vrouw niet konden worden toegewezen. De Ambtenaar van de Burgerlijke Stand had terecht opgemerkt dat de echtscheidingsbeschikking niet in het Register van Huwelijken en Echtscheidingen was ingeschreven, maar alleen in het bevolkingsregister. Het Gerecht stelde vast dat het niet bevoegd was om te oordelen over feiten die in het bevolkingsregister zijn ingeschreven. De vrouw had onvoldoende onderbouwd dat de Venezolaanse echtscheidingsbeschikking niet volgens de plaatselijke voorschriften tot stand was gekomen of in strijd was met de Arubaanse openbare orde.
De vrouw had ook aangevoerd dat zij niet op de hoogte was van de echtscheidingsprocedure, maar het Gerecht concludeerde dat zij vertegenwoordigd was door een advocaat in Venezuela en dat de procedure volgens de Venezolaanse regels correct was verlopen. Het Gerecht besloot dat de verzoeken van de vrouw werden afgewezen en dat iedere partij zijn eigen proceskosten moest dragen. De beschikking werd openbaar uitgesproken door rechter J. Brandt.