ECLI:NL:OGEAA:2024:128

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
4 juni 2024
Zaaknummer
EJ AUA202304340
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens belediging en bedreiging van een bestuurslid

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 28 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn werkgever, de stichting Fundacion Facilidadnan Deportivo (FFD). De werknemer was op 4 januari 2017 in dienst getreden bij FFD en werd op 5 oktober 2023 op staande voet ontslagen na een incident waarbij hij een bestuurslid van de stichting beledigde en bedreigde in een bar. De werknemer betwistte de rechtmatigheid van het ontslag en verzocht het Gerecht om te verklaren dat het ontslag nietig was en om doorbetaling van zijn loon.

Het Gerecht oordeelde dat het gedrag van de werknemer, waaronder het spugen in het gezicht van het bestuurslid, een dringende reden voor ontslag opleverde. Het Gerecht overwoog dat de gedragingen van de werknemer, die plaatsvonden in de context van een werkgerelateerde discussie, niet konden worden getolereerd. De werknemer had ook aangevoerd dat het ontslag niet rechtsgeldig was omdat de dringende reden niet onverwijld was medegedeeld, maar het Gerecht verwierp deze stelling. Het Gerecht concludeerde dat FFD voldoende voortvarend had gehandeld en dat de dringende reden tijdig was gecommuniceerd.

Uiteindelijk wees het Gerecht het verzoek van de werknemer af en veroordeelde hem in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de ernst van het gedrag van de werknemer en de gevolgen daarvan voor de arbeidsrelatie.

Uitspraak

Beschikking van 28 mei 2024
Behorend bij E.J. nr. AUA202304340
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Verzoeker].,
wonende in Aruba,
verzoeker,
hierna te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: voorheen de advocaat mr. A.E.A. Hernandez,
thans de advocaat mr. G. De Hoogd,
tegen
de stichting
FUNDACION FACILIDADNAN DEPORTIVO,
gevestigd en kantoorhoudende in Aruba,
verweerder,
hierna te noemen: FFD,
gemachtigde: de advocaat mr. M.A. Ellis-Schipper.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- het verweerschrift met producties;
- de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van dinsdag 16 april 2024.
1.2
Ter zitting zijn verschenen: [Verzoeker] bijgestaan door zijn gemachtigde en FFD bij haar gemachtigde, die werd vergezeld door de heer [bestuurslid] (bestuurslid van FFD, hierna: [bestuurslid]). Partijen hebben bij wijze re- en dupliek het woord gevoerd - beide mede aan de hand van de door hen overgelegde en voorgedragen pleitaantekeningen - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
De datum van beschikking is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2 [
Verzoeker] is op 4 januari 2017 in dienst getreden van FFD, in de functie van “
maintenance”, tegen een loon van Afl. 2.460,- per maand.
2.3
Bij brief van 5 oktober 2023 (hierna: de ontslagbrief) is [verzoeker] op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief staat onder meer het volgende:

Op 1 oktober, omstreeks 24:00 uur, bent u de heer [bestuurslid] tegengekomen bij Dreamhouse Bar and Restaurant. De heer [bestuurslid] bekleedt de positie van bestuurslid bij Stichting Fundacion Facilidadnan Deportivo waarin u werkzaam bent als medewerker.
U heeft de heer [bestuurslid], zonder uitnodiging hiertoe, benaderd en begon hem uit te schelden en maakte provocerende gebaren. Vervolgens heeft u de heer [bestuurslid] voordat hij Dreamhouse Bar kon verlaten hem in het Papiaments beledigd en bedreigd. U heeft in een bedreigende toon aangegeven dat de heer [bestuurslid] niet langer als bestuurslid moet zijn, vanwege uw overtuiging dat hij beschikte over vier verschillende pensioenregelingen. Tevens heeft u hem toegeschreeuwd om zijn werkzaamheden te stoppen en naar huis te gaan. Dit incident escaleerde verder doordat u spuugde in het gezicht van de heer [bestuurslid].
(…).
Het is van groot belang te onderstrepen dat dergelijk gedrag jegens een bestuurslid volstrekt onaanvaardbaar is. Hierbij benadrukken wij dat onder deze omstandigheden er geen ruimte is voor voortzetting van uw arbeidsrelatie. (…).
(…).
Omdat wij wettelijk gebonden aan de regels met betrekking tot het onverwijld mededelen van een ontslag op staande voet en u vandaag dus niet bent verschenen delen wij u hierbij schriftelijk mede dat u op staande voet wegens dringende reden zoals hierboven beschreven.”.
2.4 [
Verzoeker] heeft bij brief van 9 oktober 2023 de nietigheid van het ontslag ingeroepen, FFD gesommeerd het aan hem toekomende loon op de gebruikelijke wijze door te betalen en zich bereid verklaard de bedongen arbeid te blijven verrichten.
2.5
FFD heeft [verzoeker] bij brief van 16 oktober 2024 medegedeeld in het door haar aan [verzoeker] gegeven ontslag te volharden.

3.HET GESCHIL

3.1 [
Verzoeker] verzoekt het Gerecht om bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
a. a) voor recht te verklaren dat de nietigheid van het op 5 oktober 2023 aan hem verleende ontslag op goede gronden buitengerechtelijk is ingeroepen;
b) FFD te veroordelen om tegen kwijting aan hem zijn volledige loon door te betalen vanaf 5 oktober 2023, totdat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd;
c) FFD te veroordelen aan hem te voldoen de wettelijke verhoging over het onder b) toegewezen bedrag;
d) FFD te veroordelen aan hem te betalen de wettelijke rente over de onder b) en c) toegewezen bedrag, te rekenen vanaf de dag van opeisbaarheid tot de dag van voldoening;
e) ten opzichte van al het vorenstaande enige andere beslissing te nemen die het Gerecht juist acht;
f) FFD te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2 [
Verzoeker] heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat hij op staande is ontslagen, terwijl er geen sprake was van de daartoe vereiste dringende reden en zonder dat de Directeur van de Directie Arbeid toestemming heeft gegeven aan FFD om hem te ontslaan. Het gegeven ontslag is derhalve vernietigbaar
3.3
FFD heeft verweer gevoerd en heeft geconcludeerd tot het afwijzen van het verzoek van [verzoeker], met veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten.
3.4
Voorzover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
Aan de orde is de vraag of [verzoeker] zich schuldig heeft gemaakt aan een dringende reden voor ontslag. Als dringende redenen voor ontslag worden volgens artikel 7:678, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW) beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren ook in beschouwing te worden genomen de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd, de aard en duur van het dienstverband, de wijze waarop de werknemer tijdens het dienstverband heeft gefunctioneerd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zou hebben. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van deze persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het bestaan van een dringende reden liggen bij de werkgever.
4.2
Uit het hiervoor geciteerd weergeven deel uit de ontslagbrief volgt dat [verzoeker] op 5 oktober 2023 op staande voet is ontslagen, omdat hij [bestuurslid] volgens FFD op 1 oktober 2023 heeft beledigd en bedreigd. Om een beeld te schetsen van hetgeen zich op die dag heeft voorgedaan, heeft FFD het volgende gesteld. Op 1 oktober 2023 heeft er tussen partijen een confrontatie plaatsgevonden in de
Dreamhouse Bar and Restaurant(hierna: de bar). De confrontatie bestaat uit twee delen. Het eerste deel is het moment waarop [verzoeker] [bestuurslid], die toen de leidinggevende van [verzoeker] was, benadert en hem uitscheldt en hij op agressieve wijze een kruk pakt om [bestuurslid] daarmee te slaan. [Verzoeker] roept hierbij tegen [bestuurslid] dat hij moet uitkijken, omdat hij hem anders wat doet. Ter onderbouwing van dit één en ander heeft FFD de getuigenverklaring van mevrouw [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]) in de procedure gebracht. Het tweede deel betreft het moment waarop [verzoeker] [bestuurslid] verhindert de bar te verlaten door voor hem te gaan staan en daarbij [bestuurslid] beledigt, bedreigt en uitscheldt met gebruikmaking van de woorden: “
Yiu di puta, desgraciado, sin berguensa, mi ta matabo. Bo tin cuater pension y ta keda bin traha, bai bo fucking cas.” [Verzoeker] spuugt hierna in het gezicht van [bestuurslid]. Ter onderbouwing van die stelling heeft FFD een politierapport van de confrontatie en de getuigenverklaringen van de heer [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2]) en de heer [betrokkene 3] (hierna: [betrokkene 3]) in de procedure gebracht. In het licht van het voorgaande heeft FFD nog verder aangevoerd dat de confrontatie van 1 oktober 2023 niet op zich staat, maar dat die gezien moet worden als het voortzetten van een discussie tussen [verzoeker] en [bestuurslid] die op 7 september 2023 heeft plaatsgevonden, waarbij [verzoeker] [bestuurslid] tijdens een werkvergadering heeft beledigd en bedreigd, en [verzoeker] in de richting van [bestuurslid] met zijn wijsvinger een keel doorsnijdend gebaar heeft gemaakt. FFD stelt zich dan ook op het standpunt dat het gedrag van [verzoeker] duidelijk een uiting is van zijn onvrede met betrekking tot de volgens hem verkeerde gang van zaken op werkvloer van FFD. Sprake is daarom van werkgerelateerd gedrag zijdens [verzoeker] dat FFD niet hoeft te dulden, aldus telkens FFD.
4.3
Vast staat dat op 1 oktober 2023 in de bar een confrontatie heeft plaatsgevonden tussen [verzoeker] en [bestuurslid]. [Verzoeker] heeft primair gesteld dat die confrontatie niet tot een ontslag op staande voet kan leiden, omdat die ver buiten de werktijd van partijen heeft plaatsgevonden en daarom niets met het werk te maken heeft. Het Gerecht volgt die stelling van [verzoeker] niet, en wel om de volgende redenen. Onbetwist is gesteld dat [verzoeker] tijdens zijn confrontatie met [bestuurslid] in de bar tegen [bestuurslid] (vrij vertaald) het volgende heeft geroepen: ”
Je bent schaamteloos. Je beschikt over vier pensioenregelingen en dan nog blijf je werken, hou op met werken en ga naar huis.”. Die door [verzoeker] geuite woorden houden direct verband met het werk en kunnen niet anders gezien worden dan een voortzetting van de - niet door [verzoeker] betwiste - tussen partijen ontstane discussie tijdens voormelde werkvergadering op 7 september 2023. Gelet op de door [bestuurslid] geuite woorden is het Gerecht van oordeel dat de confrontatie die op 1 oktober 2023 in de bar heeft plaatsgevonden tussen [verzoeker] en [bestuurslid] (hierna: de confrontatie of het incident) werk gerelateerd is en derhalve binnen de werksfeer van partijen valt, waardoor getoetst kan worden of de gedragingen van [verzoeker] een dringende reden opleveren voor een ontslag op staande voet. [Verzoeker] heeft verder gesteld dat zijn gedragingen niet tot een ontslag op staande voet kunnen leiden, omdat zijn handelingen tijdens het incident niet gericht waren tegen een leidinggevende dan wel iemand met een representatieve functie binnen de FFD. Naar het oordeel van het Gerecht kan in het midden blijven of dit wel of niet het geval is, omdat vast staat dat [bestuurslid] in elk geval bestuurslid is van FFD (en ook was ten tijde van het incident) en niet door de beugel gaande werkgerelateerde gedragingen van een werknemer van FFD jegens een bestuurslid van FFD een dringende reden voor ontslag kunnen opleveren.
4.4 [
Verzoeker] heeft ter zitting gesteld dat er hoe dan ook geen sprake kan zijn van een dringende reden, omdat - anders dan FFD doet voorkomen - hij niet in het gezicht van [bestuurslid] heeft gespuugd. Wat wel gebeurd kan zijn is dat tijdens de verhitte discussie speeksel in het gezicht van [bestuurslid] terecht is gekomen, aldus [verzoeker]. Het Gerecht gaat voorbij aan deze door FFD bestreden stelling van [verzoeker], en wel om de volgende redenen. [Verzoeker] heeft in zijn verzoekschrift onder randnummer 5. uitdrukkelijk erkend dat hij tijdens de confrontatie op [bestuurslid] heeft gespuugd. Die erkenning in rechte brengt mee dat vast staat [verzoeker] tijdens de confrontatie op [bestuurslid] heeft gespuugd, terwijl FFD in het licht daarvan onbestreden heeft gesteld dat [verzoeker] in het gezicht van [bestuurslid] heeft gespuugd. Dit gedrag op zich (dat een abjecte fysieke smerige uiting van minachting is, bedoeld om iemand te beledigen) is dermate ernstig dat het Gerecht van oordeel is dat het reeds een dringende reden oplevert voor ontslag. Dat [verzoeker] al zeven jaar in dienst is bij FFD en dat hij zijn werkzaamheden altijd naar behoren heeft verricht, maakt dat niet anders.
4.5 [
Verzoeker] heeft verder gesteld dat het ontslag geen stand kan houden, omdat zijn handelingen - vanwege het door hem gestelde gedrag van [bestuurslid] - hem niet aangerekend kunnen worden. [Bestuurslid] zou het spuuggedrag van [verzoeker] hebben uitgelokt, omdat hij - toen [verzoeker] naar de toiletten in de bar liep - de woorden: “
mariko bo ta” (vrij vertaald: je bent een homoseksueel) tegen [verzoeker] heeft geroepen. Zelfs als het Gerecht veronderstellenderwijs de juistheid aanneemt van de door FFD bestreden stelling, dat [bestuurslid] toen die woorden heeft gebezigd jegens [verzoeker], levert dat geen rechtvaardiging op voor [verzoeker] om [bestuurslid] in zijn gezicht te spugen zoals hij heeft gedaan. Het hier besproken verweer van [verzoeker] wordt daarom verworpen.
4.6 [
Verzoeker] heeft voorts gesteld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is verleend, omdat de dringende reden niet onverwijld aan hem is medegedeeld. Ook aan deze stelling van [verzoeker] gaat het Gerecht voorbij, en wel om de volgende redenen. FFD heeft onweersproken gesteld dat haar stichting een
one-tierbestuur constructie kent en dat iedereen bij elkaar geroepen moest worden om het incident te bespreken, alvorens dienaangaande een beslissing genomen kon worden. Dit is, na kennisname van de confrontatie (die overigens op een zondag heeft plaatsgevonden), op zo kort mogelijke termijn gebeurd. [Verzoeker] is daarna uitgenodigd voor een gesprek op 4 oktober 2023, teneinde hem (in het kader van hoor en wederhoor) in de gelegenheid te stellen zijn kant van het verhaal te vertellen. Nadat [verzoeker] op 4 oktober 2023 niet is komen opdagen voor het gesprek, is hij op 5 oktober 2023 op staande voet ontslagen. Het hele proces vanaf de dag van de confrontatie tot aan het ontslag heeft maar vijf dagen geduurd. Gelet op de hiervoor omschreven gang van zaken is het Gerecht van oordeel dat FFD voldoende voortvarend heeft gehandeld en de dringende reden voldoende onverwijld aan [verzoeker] heeft medegedeeld. Het hier besproken verweer van [verzoeker] wordt eveneens verworpen.
4.7
Op grond van al het vorenstaande luidt de slotsom dat sprake is van een dringende reden die het ontslag op staande voet van [verzoeker] rechtvaardigt. Dit brengt mee dat alle vorderingen van [verzoeker], die allen gegrond zijn op de niet juist gebleken stelling van [verzoeker], dat hij het ontslag op goede grond heeft vernietigd, zullen worden afgewezen. Alle overige stellingen van partijen, wat van de inhoud daarvan ook zij, kunnen onbesproken blijven.
4.8 [
Verzoeker] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure gevallen aan de zijde van FFD, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten, tarief 5 ad Afl. 1.250,- per punt).

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
5.1
wijst af het door [verzoeker] verzochte;
5.2
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van FFD, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.500,-;
5.3
verklaart voormelde proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 28 mei 2024 in aanwezigheid van de griffier.