Uitspraak
1.[Eiser 1],
[Eiser 2],
1.[Gedaagde 1],
[Gedaagde 2],
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, hebben eisers [Eiser 1] en [Eiser 2] een vordering ingesteld tegen gedaagden, moeder en [Gedaagde 2], met betrekking tot de verdeling van een woning. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 13 december 2023, waarin de moeder werd gevraagd aan te tonen dat zij de toedeling van de woning kon financieren. De moeder heeft echter geen verklaring van FCCA overgelegd, maar wel een geldleningsovereenkomst voor Afl. 25.000,- om de toedeling te financieren. Het Gerecht heeft geoordeeld dat de woning aan de moeder moet worden toegedeeld, onder de verplichting om overbedelingsvergoedingen te betalen aan zowel [Eiser 1] als [Eiser 2]. De moeder moet ook een bedrag van Afl. 2.250,- en Afl. 706,50 betalen voor huur en gebruiksvergoeding tot september 2023, en een totaalbedrag van Afl. 662,37 voor de periode van oktober 2023 tot april 2024. De toedeling van de woning moet plaatsvinden met de verplichting om aan [Eiser 1] en [Eiser 2] Afl. 11.020,57 te betalen, verminderd met wat al is betaald. Gedaagde [Gedaagde 2] is ook veroordeeld tot betaling van een bedrag van Afl. 3.618,87 aan zowel [Eiser 1] als [Eiser 2], vermeerderd met Afl. 94,62 per maand vanaf 1 mei 2024. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 17 april 2024 door mr. T.A.M. Tijhuis.