ECLI:NL:OGEAA:2024:12

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
12 februari 2024
Zaaknummer
AUA202303843
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens dringende reden na incident met minderjarige passagier

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen COMPANIA ARUBANO DI BUS (ARUBUS) N.V. en [verweerder]. De zaak betreft een incident dat op 21 september 2023 heeft plaatsgevonden, waarbij [verweerder], een buschauffeur in dienst van Arubus, een minderjarige passagier heeft vastgegrepen en met kracht tegen een muur heeft geduwd. Dit incident leidde tot de schorsing van [verweerder] en uiteindelijk tot zijn ontslag op staande voet op 28 september 2023. Arubus verzocht het Gerecht om de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens dringende redenen, stellende dat het gedrag van [verweerder] onacceptabel was en niet getolereerd kon worden. [verweerder] voerde verweer en stelde dat hij niet in de gelegenheid was gesteld om zijn gedrag te verbeteren.

Het Gerecht oordeelde dat het gedrag van [verweerder] volstrekt ontoelaatbaar was, ongeacht de beledigende woorden die de minderjarige naar hem had geroepen. Het Gerecht concludeerde dat er sprake was van een dringende reden voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, en dat Arubus niet verplicht was om [verweerder] in de gelegenheid te stellen zijn gedrag te verbeteren. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden met ingang van 7 februari 2024, en [verweerder] werd veroordeeld in de kosten van de procedure. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Beschikking van 6 februari 2024
Behorend bij E.J. AUA202303843
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
COMPANIA ARUBANO DI BUS (ARUBUS) N.V.,
te Aruba,
verzoekster, hierna ook te noemen: Arubus,
gemachtigden: de advocaten mrs. A.A. Ruiz en I.R. Wever,
tegen:
[Naam verweerder],
te Aruba,
verweerder, hierna ook te noemen: [verweerder],
gemachtigde: de advocaat mr. G.L. Griffith.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties van Arubus, ingediend ter griffie op 1 november 2023;
- de producties van [verweerder], ingediend ter griffie op 8 januari 2024;
- de aanvullende producties van Arubus, ingediend ter griffie op 10 januari 2024;
- de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 11 januari 2024.
1.2
Ter zitting is namens Arubus verschenen [naam manager], manager vervoersdienst, bijgestaan door de gemachtigden. [verweerder] is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Partijen hebben bij wijze van antwoord, re- en dupliek het woord gevoerd - beiden mede aan de hand van een overgelegde en voorgedragen pleitnota, beiden voorzien van toegelaten producties - en hebben op elkaars stellingen gereageerd of kunnen reageren. Partijen hebben vragen van het Gerecht beantwoord.
1.3
Hierna is beschikking bepaald op vandaag.

2.DE FEITEN

2.1 [
verweerder] is sinds 21 januari 2008 in dienst van Arubus in de functie van buschauffeur tegen een salaris van laatstelijk Afl. 4.071,78 bruto per maand.
2.2
Op 21 september 2023 heeft zich tijdens de dienst van [verweerder] een incident voorgedaan (hierna: het incident). Die dag stapte de veertienjarige [naam jongen] (hierna: de jongen) omstreeks 15:01 uur met een aantal kinderen in de bus waarin [verweerder] reed. Op de camerabeelden van de bus van die dag is te zien dat [verweerder] omstreeks 15:35 uur de bus had gestopt en de jongen vanuit het midden van de bus uitstapte. Bij het uitstappen riep de jongen iets naar [verweerder]. [verweerder] verliet hierop de bus, pakte de jongen vast, duwde de jongen met kracht tegen een muur en greep hem vast in de buurt van zijn keel. Later bleek dat de jongen “hijo de puta” naar [verweerder] had geroepen.
2.3 [
verweerder] heeft zijn dienstleider diezelfde dag over het incident verteld. De volgende dag is hij door [manager] over het incident bevraagd.
2.4 [
verweerder] is op 22 september 2023 met behoud van loon geschorst in afwachting van door Arubus te verrichten onderzoek.
2.5
Bij brief van 28 september 2023 is [verweerder] op staande voet ontslagen. In deze brief is het volgende vermeld:
“Op 22 september 2023 bent u geschorst na het gesprek dat u had met dhr. [naam manager], operations manager van Arubus, met behoud van loon in het kader van onderzoek naar aanleiding van een incident dat plaatsvond op 21 september 2023 waarbij een minderjarig kind was betrokken. U heeft dit incident diezelfde dag, 21 september 2023, gemeld aan de dienstleider dhr. [naam dienstleider]. De voornoemde schorsing werd u mondeling meegedeeld door dhr. [manager] en is per brief d.d. 26 september 2023, welke u diezelfde dag heeft ontvangen, bevestigd.
Het onderzoek aan de hand van camerabeelden en gesprekken met het minderjarig kind, getuigen en andere betrokken personen heeft het volgende uitgewezen.
U heeft op donderdag 21 september 2023 tijdens uw lijndienst omstreeks 15.36 uur een minderjarig kind (amper 14 jaar) genaamd [naam jongen] (hierna: het kind), die u als passagier/klant van Arubus had vervoerd, zowel verbaal als fysiek aangevallen door dit kind met kracht vast te grijpen aan de kraag van zijn uniform en tegen een muur te duwen en hem daarna de woorden "coñ’i bo mama" toe te schreeuwen. Het kind heeft door uw handeling pijn ondervonden. Dit alles gebeurde in het openbaar en in het bijzonder ten overstaan van de overige passagiers/klanten van Arubus. Arubus heeft van tenminste van een passagier/klant, die het incident had aanschouwd, vernomen dat u door uw handelwijze deze passagier/klant angst heeft ingeboezemd. U heeft voorts de bus, met de door u vervoerde passagiers die zich nog in de bus bevonden, op de openbare weg met draaiende motor achtergelaten met alle risico's van dien voor deze passagiers, het verkeer ter plaatse en Arubus. (…)
U begrijpt wel, dat uw bovenvermelde handelingen volstrekt onacceptabel zijn voor Arubus en niet worden getolereerd zoals u in het verleden reeds is bekendgemaakt. Deze handelingen leveren een grovelijke veronachtzaming van plichten die de arbeidsovereenkomst u oplegt in de zin van artikel 7:678 lid 2 sub k van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, alsook o.a. reputatieschade voor Arubus, op. Daar komt nog eens bij, dat uw handelingen in strijd zijn met artikel 10 lid 1 sub b en artikel 13 sub b van het Landsbesluit Personenvervoer hetgeen niet alleen gronden oplevert om uw rijvergunning te weigeren c.q. in te trekken ingevolge artikel 32 en 33 van de Landsverordening Personenvervoer doch ook de intrekking van de vergunning van Arubus ex art. 3 lid 1 Landsverordening Personenvervoer tot gevolg kan hebben ingevolge artikel 20 sub b Landverordening Personenvervoer.
Met het oog hierop heeft Arubus besloten u per direct te ontslaan op staande voet. (…)”.
2.6
Bij brief van 9 oktober 2023 is namens [verweerder] de nietigheid van het ontslag ingeroepen en is verzocht [verweerder] zijn werkzaamheden weer te laten verrichten en zijn gebruikelijke loon door te betalen.
2.7
Arubus heeft volhard in het ontslag.
2.8
Bij vonnis in kort geding van 16 november 2023 is de vordering van [verweerder] tot doorbetaling van zijn loon totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd afgewezen.

3.HET GESCHIL

3.1
Arubus verzoekt het Gerecht bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst, voor zover deze nog niet rechtsgeldig mocht zijn beëindigd, te ontbinden wegens gewichtige redenen, op grond van een dringende reden dan wel verandering van omstandigheden, met veroordeling van [verweerder] in de kosten van de procedure.
3.2
Arubus heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat de handelingen van [verweerder] zoals omschreven in de ontslagbrief, voor haar onacceptabel zijn en niet kunnen worden getolereerd. Op grond daarvan is er een dringende reden om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Indien geoordeeld wordt dat geen sprake is van een dringende reden dan is er grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van een verandering in de omstandigheden gelegen in een ernstig verlies van vertrouwen in [verweerder].
3.3 [
verweerder] heeft verweer gevoerd en heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek, met veroordeling van Arubus in de kosten van het geding.
3.4
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de uitspraak van belang, worden ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
In geschil is of de arbeidsovereenkomst tussen partijen, voor zover deze nog bestaat, dient te worden ontbonden. In artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BWA) is bepaald dat ieder van de partijen te allen tijde bevoegd is zich tot de rechter in eerste aanleg te wenden met het verzoek de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen te ontbinden. Als gewichtige redenen worden beschouwd omstandigheden die een dringende reden als bedoeld in artikel 7:677, eerste lid BWA, zouden hebben opgeleverd indien de arbeidsovereenkomst deswege onverwijld opgezegd zou zijn, alsook veranderingen in de omstandigheden, welke van dien aard zijn, dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.
4.2
Arubus heeft allereerst gesteld dat sprake is van een dringende reden om de arbeidsovereenkomst te ontbinden vanwege het incident dat op 21 september 2023 heeft plaatsgevonden. [verweerder] heeft hiertegen aangevoerd dat geen sprake is van een dringende reden, aangezien Arubus hem niet in de gelegenheid heeft gesteld om zijn gedraging/wijze van handelen te verbeteren door bijvoorbeeld het aanbieden van begeleiding. Ook heeft Arubus op geen enkel moment een procedure en/of gedragscode vastgesteld en aan de buschauffeurs bekend gemaakt, noch heeft zij trainingen aan haar chauffeurs gegeven over hoe te handelen in soortgelijke gevallen, aldus [verweerder].
4.3
Overwogen wordt als volgt. Vast staat dat het incident heeft plaatsgehad zoals hiervoor onder 2.2 is weergegeven. Uit de camerabeelden die ter zitting zijn bekeken blijkt, dat [verweerder] de bus met passagiers heeft verlaten, de jongen vervolgens heeft vastgepakt en met kracht tegen een muur heeft geduwd waarbij [verweerder] hem in de buurt van zijn keel heeft vastgegrepen. [verweerder] heeft erkend dat hij uit de bus is gestapt en de jongen bij zijn kraag heeft vastgegrepen en hem heeft aangesproken. Dit handelen van [verweerder] is echter volstrekt ontoelaatbaar. De omstandigheid dat de jongen bij het verlaten van de bus zeer beledigende woorden naar [verweerder] riep, doet niet af aan de ernst van het handelen van [verweerder]. [verweerder] dient van minderjarigen af te blijven. Daarbij komt dat hij de bus met passagiers waar hij als buschauffeur verantwoordelijk voor is, met draaiende motor heeft achtergelaten en ten overstaan van de passagiers, waaronder kinderen, de jongen heeft vastgegrepen. Voor dit gedrag van [verweerder] bestaat naar het oordeel van het Gerecht geen enkele rechtvaardiging. [verweerder] heeft zich zo onbehoorlijk gedragen dat Arubus dit gedrag niet hoeft te tolereren, los van de vraag of zij een procedure en/of gedragscode heeft vastgesteld en aan haar werknemers bekend heeft gemaakt of trainingen aan haar chauffeurs heeft gegeven. Evenmin behoefde Arubus [verweerder] in de gelegenheid te stellen om zijn gedrag te verbeteren. Een ieder weet of behoort te weten dat dergelijk gedrag volstrekt ontoelaatbaar is.
4.4
Reeds door genoemd handelen van [verweerder] is naar het oordeel van het Gerecht sprake van een dringende reden die de ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. De overige stellingen van partijen behoeven dan ook geen bespreking. Aangezien de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden wegens een dringende reden, is er geen grond om aan [verweerder] een ten laste van Arubus komende ontbindingsvergoeding naar billijkheid toe te kennen.
4.5
De conclusie is dat het verzoek van Arubus zal worden toegewezen. [verweerder] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van Arubus gevallen. Deze kosten worden tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 450,- aan griffierecht en Afl. 2.500,- aan salaris van de gemachtigde.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
-ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 7 februari 2024, indien en voor zover in rechte onherroepelijk komt vast te staan dat die arbeidsovereenkomst nog steeds bestaat;
-veroordeelt [verweerder] in de kosten van deze procedure aan de zijde van Arubus gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 2.950,--;
-verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 6 februari 2024 in aanwezigheid van de griffier.