In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 8 mei 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, de stichting Fundacion Lotto Pa Deporte (FLpD) en Canadian Bank Note (Aruba) N.V. (CBN). De werknemer had vorderingen ingesteld na een ontslag op staande voet dat op 28 februari 2024 was gegeven. Het ontslag was gebaseerd op gebrekkig functioneren en ernstige beledigingen aan het adres van leidinggevenden en collega's. De werknemer betwistte de rechtsgeldigheid van het ontslag en vorderde doorbetaling van zijn salaris en wedertewerkstelling.
Tijdens de mondelinge behandeling op 25 april 2024 werd duidelijk dat de werknemer in de periode voorafgaand aan zijn ontslag meerdere waarschuwingen had ontvangen voor zijn functioneren. De werkgever had ook bewijs overgelegd dat de werknemer fouten had gemaakt bij het invoeren van trekkingsresultaten, wat leidde tot een schriftelijke waarschuwing. Daarnaast had de werknemer zich beledigend uitgelaten over zijn leidinggevende en was hij betrokken bij een incident waarbij hij zijn leidinggevende en diens echtgenote had uitgescholden.
Het Gerecht oordeelde dat de werkgever voldoende redenen had om het ontslag op staande voet te rechtvaardigen, gezien de ernst van de beledigingen en de herhaalde fouten van de werknemer. De vorderingen van de werknemer werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de kosten van de procedure. Het Gerecht concludeerde dat niet met voldoende zekerheid kon worden aangenomen dat een bodemrechter het ontslag onterecht zou verklaren, ondanks het lange dienstverband van de werknemer.