In deze zaak heeft klager, werkzaam als ambtenaar bij de Directie Cultuur Aruba, bezwaar gemaakt tegen een beschikking van de directeur van de Directie Cultuur Aruba. Klager was per 1 maart 2022 intern overgeplaatst naar de functie van technisch medewerker, maar ontving op 21 juni 2023 een bericht waarin hem werd medegedeeld dat hij naast zijn functie ook schoonmaakwerkzaamheden moest verrichten. Klager heeft hiertegen bezwaar gemaakt, stellende dat deze beslissing in strijd is met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel en zijn eigendomsrecht schendt, zoals vastgelegd in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. Het gerecht heeft de zaak behandeld op 8 april 2024, waarbij klager werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. R.P. Lee, en verweerder werd vertegenwoordigd door mr. J.J.S. Poeran.
Het gerecht heeft vastgesteld dat de opdracht om schoonmaakwerkzaamheden te verrichten, gegeven aan klager, in strijd is met het landsbesluit van 7 juli 2022, waarin klager expliciet is ontheven van deze werkzaamheden. De rechter oordeelt dat de beschikking onbevoegd is genomen, omdat de opdracht om andere ambtelijke werkzaamheden te verrichten dient uit te gaan van de betrokken minister. Het bezwaar van klager is gegrond verklaard, en de bestreden beschikking is vernietigd. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van de kosten voor rechtskundige bijstand, vastgesteld op Afl. 1.400,-. De uitspraak is gedaan door mr. B.J. van Ettekoven en is openbaar uitgesproken op 20 mei 2024.