ECLI:NL:OGEAA:2024:113

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 mei 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
AUA202302573
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen de bestreden beschikking inzake werkzaamheden van een ambtenaar

In deze zaak heeft klager, werkzaam als ambtenaar bij de Directie Cultuur Aruba, bezwaar gemaakt tegen een beschikking van de directeur van de Directie Cultuur Aruba. Klager was per 1 maart 2022 intern overgeplaatst naar de functie van technisch medewerker, maar ontving op 21 juni 2023 een bericht waarin hem werd medegedeeld dat hij naast zijn functie ook schoonmaakwerkzaamheden moest verrichten. Klager heeft hiertegen bezwaar gemaakt, stellende dat deze beslissing in strijd is met het rechtszekerheids- en vertrouwensbeginsel en zijn eigendomsrecht schendt, zoals vastgelegd in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. Het gerecht heeft de zaak behandeld op 8 april 2024, waarbij klager werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. R.P. Lee, en verweerder werd vertegenwoordigd door mr. J.J.S. Poeran.

Het gerecht heeft vastgesteld dat de opdracht om schoonmaakwerkzaamheden te verrichten, gegeven aan klager, in strijd is met het landsbesluit van 7 juli 2022, waarin klager expliciet is ontheven van deze werkzaamheden. De rechter oordeelt dat de beschikking onbevoegd is genomen, omdat de opdracht om andere ambtelijke werkzaamheden te verrichten dient uit te gaan van de betrokken minister. Het bezwaar van klager is gegrond verklaard, en de bestreden beschikking is vernietigd. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van de kosten voor rechtskundige bijstand, vastgesteld op Afl. 1.400,-. De uitspraak is gedaan door mr. B.J. van Ettekoven en is openbaar uitgesproken op 20 mei 2024.

Uitspraak

Uitspraak van 20 mei 2024
Gaza nr. AUA202302573

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar als bedoeld in de
Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klager],

wonende in Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. R.P. Lee,
gericht tegen:

DE DIRECTEUR VAN DIRECTIE CULTUUR ARUBA,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.J.S. Poeran (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij brief van 21 juni 2023 (de bestreden beschikking) heeft verweerder klager - samengevat - bericht dat klager naast zijn functie als Technisch Medewerker ook zal (moeten) assisteren bij schoonmaakwerkzaamheden.
Hiertegen heeft klager op 19 juli 2023 bezwaar gemaakt, door het indienen van een bezwaarschrift bij het gerecht.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 8 april 2024. Klager is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig [stagiare] (stagiaire bij DWJZ).
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1
Klager is ambtenaar werkzaam bij Directie Cultuur Aruba (DCA).
1.2
Bij landsbesluit van 7 juli 2022 heeft de Gouverneur besloten om klager met ingang van 1 maart 2022 intern over te plaatsen binnen de afdeling algemene zaken van DCA, hem te ontheffen uit de functie van schoonmaker en hem boven formatief aan te stellen in de functie van technisch medewerker.
1.3
Bij brief van 19 juni 2023 heeft klager verzocht om hem feitelijk in de functie van technisch medewerker te plaatsen.
1.4
Bij brief van 21 juni 2023 heeft verweerder klager bericht dat klager naast zijn functie als Technisch Medewerker ook zal (moeten) assisteren bij schoonmaakwerkzaamheden. In de brief staat onder meer:
“(…)
Bovendien heeft het recente Landsbesluit no. 7 (No. DRH/462/22) van 7 juli 2022 verdere veranderingen teweeggebracht in de functie en rang van de heer [betrokkene]. Hij is ontheven van zijn functie als schoonmaker en bovenformatief benoemd als Technisch Medewerker. Tevens is zijn rang van Conciërge (schaal 3) gewijzigd naar Technisch beambte 1ste klasse A, wat overeenkomt met schaal 4. Deze wijzigingen zijn echter niet in 2020 doorgevoerd.
Het is van belang op te merken dat de heer [betrokkene] tijdens de benoeming en daarna op de hoogte is gesteld van het feit dat hij, naast zijn functie als Technisch Medewerker, zou blijven assisteren in schoonmaakwerkzaamheden wanneer er geen specifieke facilitaire en technische taken zijn. Deze afspraak werd duidelijk gemaakt met de heer [betrokkene] voorafgaand aan, tijdens en na de benoeming in zijn nieuwe functie.
(…)
Het is belangrijk op te merken dat de situatie van de heer [betrokkene] niet uniek is binnen de DCA. Verschillende medewerkers binnen de organisatie nemen taken op zich die vallen onder andere functies waar momenteel vacatures voor zijn. Dit gebeurt op basis van de uit te voeren werkzaamheden. Het illustreert de bereidwilligheid van het personeel om elkaar te ondersteunen en bij te springen waar nodig, om zo efficiëntie en effectiviteit van de organisatie te waarborgen en om de hoofddoelstelling van de organisatie te verwezenlijken.
(…).
De standpunten van partijen
2.1
Klager kan zich niet verenigen met de bestreden beschikking, en heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de beslissing in strijd is met het rechtszekerheids- en het vertrouwensbeginsel en ingaat tegen zijn eigendomsrecht in de zin van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. Daartoe heeft hij - samengevat - aangevoerd, dat hij bij landsbesluit van 7 juli 2022 uit de functie van schoonmaker is ontheven en is geplaatst in de functie van technisch medewerker. Verweerder heeft dit landsbesluit echter niet uitgevoerd, aldus klager.
2.2
Verweerder heeft aan de bestreden beschikking - samengevat en zakelijk weergegeven - ten grondslag gelegd dat er meer taken zijn die uitgevoerd moeten worden en dat om de efficiëntie en effectiviteit van de organisatie te waarborgen klager naast zijn technische taken ook schoonmaakwerkzaamheden dient uit te voeren.
Het wettelijk kader
3.1
Ingevolge artikel 35 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) kan een bezwaarschrift worden ingediend ter zake dat beschikkingen, handelingen of weigeringen (om te beschikken of te handelen), ten aanzien van een ambtenaar als zodanig, door een administratief orgaan genomen, verricht of uitgesproken, feitelijk of rechtens met de toepasselijke algemeen verbindende voorschriften strijden, of dat bij het nemen, verrichten of uitspreken daarvan het administratief orgaan van zijn bevoegdheid kennelijk een ander gebruik heeft gemaakt dan tot de doeleinden waarvoor die bevoegdheid is gegeven.
3.2
Ingevolge artikel 52, eerste lid van de Lma is de ambtenaar verplicht zo nodig tijdelijk andere ambtelijke werkzaamheden te verrichten dan die welke hij gewoonlijk verricht.
Het derde lid bepaalt dat de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden de ambtenaar worden opgedragen door of namens de betrokken minister.
Is er sprake van een beschikking?
4. Ter beoordeling ligt allereerst voor de - ambtshalve te beantwoorden - vraag of er sprake is van een beschikking. Vast staat dat klager bij landsbesluit van 7 juli 2022 is ontheven uit de functie van schoonmaker en is aangesteld in de functie van technisch medewerker (zie 1.2). Door in de brief van 21 juni 2023 aan klager taken op te dragen, waarvan hij uitdrukkelijk is ontheven, wordt de daarin neergelegde opdracht geacht op ambtelijk rechtsgevolg te zijn gericht. In zoverre is er sprake van een beschikking of handeling waartegen klager kon opkomen bij de ambtenarenrechter.
Is de beschikking bevoegd genomen?
5. Volgens artikel 52, derde lid, van de Lma dient de opdracht om andere ambtelijke werkzaamheden te verrichten uit te gaan van de betrokken minister. Dit betekent dat de in de bestreden beschikking vervatte opdracht om schoonmaakwerkzaamheden te verrichten, door verweerder onbevoegd is genomen en reeds op grond hiervan vernietigd dient te worden. Het bezwaar is gegrond.
6. Ten overvloede overweegt het gerecht dat als verweerder meent dat er sinds 7 juli 2022 gewijzigde omstandigheden zijn binnen de dienst die maken dat aan klager schoonmaakwerkzaamheden dienen te worden opgedragen, de betrokken minister hiertoe bevoegd is. Daarbij dient de minister wel rekening te houden met het feit dat klager bij landsbesluit van 7 juli 2022 expliciet is ontheven van deze werkzaamheden (zie 1.2). Wijziging van het landsbesluit dient in dat geval te worden overwogen.
7. Het gerecht ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door klager gemaakte kosten aan rechtskundig bijstand. Deze stelt het gerecht vast op Afl. 1.400,- (1 punt voor het opstellen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, waarde per punt Afl. 700,-).

UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar gegrond,
vernietigt de bestreden beschikking van 21 juni 2023,
veroordeelt verweerder tot betaling van de door klager voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 1.400,-.
Deze uitspraak is gegeven door mr. B.J. van Ettekoven, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 20 mei 2024 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.