ECLI:NL:OGEAA:2024:105

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
1 juni 2024
Zaaknummer
AUA202401027
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure inzake verblijfsvergunningen voor minderjarige verzoekers

In deze zaak hebben verzoekers, twee minderjarige kinderen van Portugese nationaliteit, een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening in het kader van hun aanvragen voor een vergunning tot tijdelijk verblijf. De aanvragen zijn gedaan door hun moeder, die een vergunning tot tijdelijk verblijf had, maar deze was verlopen. Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een beslissing op hun aanvragen en hebben een verzoek ingediend op basis van artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). De zitting vond plaats op 24 april 2024, waarbij verzoekers en hun moeder aanwezig waren, bijgestaan door hun advocaat. De verweerder, vertegenwoordigd door zijn advocaat, heeft zich ook laten horen.

De rechter heeft overwogen dat verzoekers niet ontvankelijk zijn in hun verzoek. Dit is gebaseerd op het feit dat er geen bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, aangezien verzoekers geen beroep hebben ingesteld tegen de fictieve afwijzende beslissing op hun bezwaar. De rechter heeft vastgesteld dat de formele connexiteit niet is voldaan, wat betekent dat verzoekers niet in deze procedure kunnen worden ontvangen. De rechter benadrukt dat, hoewel verzoekers niet in deze procedure kunnen worden ontvangen, de verplichting voor de verweerder om reëel te beschikken op de aanvragen blijft bestaan.

De uitspraak is gedaan door mr. N.K. Engelbrecht op 15 mei 2024, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. De rechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Uitspraak van 15 mei 2024
Lar nr. AUA202401027

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:
1.[Verzoekster]verzoekster,
2.[Verzoeker]verzoeker,
beide verblijvende in Aruba,
hierna samen aan te duiden als VERZOEKERS,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN ARBEID, ENERGIE EN INTEGRATIE,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: de advocaat mr. V.C. Perše.

PROCESVERLOOP

Bij onderscheiden aanvragen van 19 januari 2023 heeft de moeder van de thans nog minderjarige verzoekers, mevrouw [moeder van verzoekers], verzocht om een vergunning tot tijdelijk verblijf ten behoeve van verzoekers.
Tegen het uitblijven van een beschikking op voornoemde aanvragen hebben verzoekers op 31 mei 2023 bezwaar gemaakt.
Op 3 april 2024 hebben verzoekers onderhavig verzoekschrift ex artikel 54 van de Lar ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 24 april 2024. Verzoekers zijn met hun moeder verschenen, bijgestaan door de advocaat mr. P. Smith, occuperende voor hun gemachtigde voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Het verzoek
1. Het onderhavige verzoek strekt tot het treffen van een voorlopige voorziening in die zin, dat verzoekers worden behandeld als ware in het bezit van een verblijfsvergunning opdat zij zich kunnen inschrijven bij Censo en zullen vallen onder de dekking van d AZV.
De ontvankelijkheid
2.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de beschikking onderscheidenlijk de beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich mee zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering te dienen belang.
2.2
In deze ligt ten eerste voor de -ambtshalve te beantwoorden- vraag of aan de formele connexiteit is voldaan. Bij de beoordeling neemt het gerecht het volgende in aanmerking.
De relevante feiten
3.1
De thans 17-jarige verzoekster en 14-jarige verzoeker, beiden van Portugese nationaliteit, zijn geboren uit de relatie tussen hun moeder, van Venezolaanse nationaliteit, en de man [vader van verzoekers], van Venezolaanse nationaliteit.
3.2
Aan de moeder is laatstelijk een vergunning tot tijdelijk verblijf verleend, om als kok werkzaam te zijn. Deze vergunning was geldig tot 16 september 2023.
3.3
De moeder van verzoekers heeft bij onderscheiden aanvragen van 19 januari 2023 verzocht om een vergunning tot tijdelijk verblijf ten behoeve van de verzoekers, met als doel gezinshereniging. Aan verzoekers is niet eerder een vergunning tot tijdelijk verblijf verleend.
3.4
Tegen het uitblijven van een beschikking op voornoemde aanvragen verzoek hebben verzoekers op 31 mei 2023 bezwaar gemaakt. Tevens hebben verzoekers op 31 mei 2023 bij het gerecht een verzoek ex artikel 54 Lar ingediend, strekkende tot het treffen van een voorlopige voorziening hangende het bezwaar. Bij uitspraak van dit gerecht van 5 juli 2023 (AUA202301867) heeft het gerecht het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, afgewezen.
Het wettelijk kader
4. Ingevolge artikel 15, aanhef en onder a, van de Lar, voor zover thans van belang, stelt het bestuursorgaan het bezwaarschrift en de daarop betrekking hebbende stukken uiterlijk binnen twee weken na ontvangst van het bezwaarschrift in handen van de bezwaaradviescommissie.
Ingevolge artikel 19, eerste lid, brengt de bezwaaradviescommissie het bestuursorgaan binnen vier weken, nadat zij het bezwaarschrift van het bestuursorgaan heeft ontvangen, advies uit.
Ingevolge artikel 20, eerste lid, neemt het bestuursorgaan de beslissing op het bezwaarschrift binnen zes weken na de dagtekening van het advies of, indien het advies niet binnen de daarvoor gestelde termijn is ontvangen, binnen zes weken na het verstrijken van die termijn.
Ingevolge artikel 23, eerste lid van de Lar kan degene die rechtstreeks in zijn belang is getroffen door een op een bezwaarschrift genomen beslissing, daartegen beroep instellen bij het gerecht.
Ingevolge het tweede lid wordt het uitblijven van een beslissing gelijkgesteld met een afwijzende beslissing.
Ingevolge artikel 26 van de Lar, wordt bedoeld beroep aanhangig gemaakt door indiening van een beroepschrift bij het gerecht.
Ingevolge artikel 27, tweede lid, bedraagt, indien het beroepschrift betrekking heeft op het uitblijven van een beslissing op het bezwaarschrift, de termijn voor het indienen van een beroepschrift acht weken en gaat deze in op de dag, waarop het bestuursorgaan in gebreke raakt, tijdig op het bezwaarschrift te beslissen.
De beoordeling
5.1
Verzoekers hebben op 31 mei 2023 een bezwaarschrift ingediend. Uit het hiervoor weergegeven wettelijk kader volgt dat verweerder binnen twaalf weken na ontvangst daarvan, dat wil zeggen uiterlijk op 23 augustus 2023, op het gemaakte bezwaar diende te beschikken. Niet in geschil is dat verweerder geen reële beslissing op het bezwaar van verzoekers heeft genomen.
5.2
Ingevolge artikel 23, tweede lid, Lar wordt het uitblijven van een beslissing gelijkgesteld met een afwijzende beslissing. Ingevolge artikel 27, tweede lid van de Lar, kon uiterlijk op 18 oktober 2023 beroep tegen deze fictieve beslissing op bezwaar worden ingesteld. Verzoekers hebben ter zitting, desgevraagd, te kennen gegeven geen beroep te hebben ingesteld tegen de fictieve afwijzende beslissing op hun bezwaar.
5.3
Uit het vorenstaande volgt dan ook dat in deze geen bezwaar- of beroepschrift aanhangig is. Dit betekent dat niet is voldaan aan de formele connexiteit, zodat verzoekers niet in onderhavige procedure kunnen worden ontvangen. Het gerecht overweegt daarbij dat de omstandigheid dat verzoekers geen beroep hebben ingesteld tegen de fictieve afwijzende beslissingen op bezwaar tegen het uitblijven van een beschikking op de vergunningsaanvragen tot gevolg heeft dat verzoekers verweerder niet meer via de bestuursrechter kunnen dwingen om reëel te beschikken. Dat neemt niet weg dat de verplichting om reëel op het verzoek dan wel het bezwaar te beschikken, blijft bestaan.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 mei 2024 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.