ECLI:NL:OGEAA:2024:102

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
1 juni 2024
Zaaknummer
AUA202400947
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering voorlopige voorziening toelating tot Aruba

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 24 april 2024 uitspraak gedaan op het verzoek van een Colombiaanse verzoeker om een voorlopige voorziening te treffen met betrekking tot zijn toelating tot Aruba. De verzoeker was eerder op 6 april 2022 Aruba binnengekomen als toerist, maar had het eiland op 23 november 2023 verlaten. Op 10 maart 2024 heeft de Minister van Justitie en Sociale Zaken besloten om de verzoeker de toegang tot Aruba te weigeren, omdat hij de toegestane verblijfsduur had overschreden en niet voldeed aan de middelenvereiste voor toelating. De verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om schorsing van de bestreden beschikking.

Tijdens de zitting op 10 april 2024 heeft de verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat, zijn standpunt toegelicht. De verweerder, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, heeft de weigering van de toegang verdedigd. De rechter heeft overwogen dat de verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat de uitvoering van de bestreden beschikking voor hem een onevenredig nadeel zou opleveren. De rechter heeft vastgesteld dat de verzoeker Aruba vrijwillig had verlaten en dat er geen uitzettingsbevel was uitgevaardigd. Bovendien heeft de rechter geoordeeld dat de verweerder ten onrechte artikel 6 van het Toelatingsbesluit 2009 had ingeroepen, aangezien de verzoeker in het kalenderjaar 2024 niet langer dan dertig dagen in Aruba had verbleven.

Uiteindelijk heeft de rechter het verzoek om schorsing van de bestreden beschikking afgewezen, omdat de verzoeker zich inmiddels in het buitenland bevond en de gevraagde schorsing geen betekenis meer had. De rechter heeft ook geoordeeld dat er geen grond was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. B.J. van Ettekoven en is definitief, aangezien er geen rechtsmiddel openstaat tegen deze beslissing.

Uitspraak

Uitspraak van 24 april 2024
Lar nr. AUA202400947

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

van Colombiaanse nationaliteit,
VERZOEKER,
gemachtigde: de advocaat mr. J.J.C. Odor,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE EN SOCIALE ZAKEN,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.J.S. Poeran (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 10 maart 2024 (de bestreden beschikking) heeft verweerder besloten aan verzoeker de toelating tot Aruba te weigeren en heeft verweerder bepaald dat verzoeker met de eerst mogelijke vlucht terug zal worden gestuurd naar het laatst bezocht land.
Hiertegen heeft verzoeker op 20 maart 2024 bezwaar gemaakt.
Op 26 maart 2024 heeft verzoeker bij dit gerecht een verzoekschrift ex artikel 54 van de Lar ingediend.
Verweerder heeft op 9 april 2024 een stuk ingediend.
Het gerecht heeft het verzoek behandeld ter zitting van 10 april 2024. Verzoeker is verschenen bij zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig de echtgenote van verzoeker. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en D. Tromp (DWJZ).
De uitspraak is bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
Het wettelijk kader
1.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
1.2
Ingevolge artikel 8, tweede lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) wordt onder toerist verstaan ieder die niet langer dan dertig opeenvolgende dagen in Aruba blijft voor ontspanning, sport, gezondheidsredenen, familieaangelegenheden, studie, godsdienstige doeleinden of zakenbezoeken en die tijdens zijn verblijf in Aruba geen werkzaamheden tegen aan hem door een in Aruba gevestigde natuurlijke- of rechtspersoon uit te betalen beloning verricht.
Ingevolge het derde lid, kan bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, ten aanzien van bepaalde categorieën personen worden bepaald dat de in het eerste en tweede lid genoemde termijn van dertig dagen wordt verlengd tot ten hoogste honderdtachtig dagen.
1.3
Ingevolge artikel 6, tweede lid, van het Toelatingsbesluit 2009, laat de migratieambtenaar, handelende namens de Minister, niemand als toerist tot Aruba toe, die in het desbetreffende kalenderjaar reeds honderd en tachtig dagen als toerist in Aruba verbleven heeft.
1.4
Ingevolge artikel 7, eerste lid, aanhef en onder c, van het Toelatingsbesluit 2009, wordt een toelatingsplichtige met een niet-visumplichtige nationaliteit als toerist tot Aruba toegelaten, indien hij: ten genoegen van de migratieambtenaar aannemelijk maakt dat hij beschikt over hotelaccommodatie in Aruba of over voldoende geldelijke middelen om gedurende de periode van zijn verblijf in de kosten van onderdak en levensonderhoud te kunnen voorzien.
Ingevolge het vijfde lid, wordt in afwijking van het eerste lid tot Aruba toegelaten de toelatingsplichtige die weliswaar niet voldoet aan het eerste lid, onderdeel c, maar die aan de migratieambtenaar kan afgeven een verklaring dat een in Aruba woonachtige persoon of aldaar gevestigde rechtspersoon zich te zijnen behoeve garant heeft gesteld voor alle kosten, door het Land ten behoeve van de toelatingsplichtige te maken, indien deze die kosten niet wil of kan dragen. De garantstelling geschiedt met gebruikmaking van een op zegelpapier te stellen akte van garantstelling, waarvan het model is opgenomen als bijlage I bij dit landsbesluit.
De
feiten
2.1
Verzoeker, geboren op 24 maart 1979 in Colombia en van Colombiaanse nationaliteit, is op 6 april 2022 Aruba binnengekomen als toerist met een toegestane verblijfsduur van dertig dagen. Verzoeker heeft Aruba vervolgens op 23 november 2023 verlaten.
2.2
Verzoeker is op 15 februari 2024 in Colombia in het huwelijk getreden met [echtgenote van verzoeker] (hierna: de echtgenote). De echtgenote is in het bezit van een vergunning voor onbepaalde tijd.
2.3
Op 10 maart 2024 is verzoeker op Aruba aangekomen.
2.4
Bij bestreden beschikking van 10 maart 2024 heeft verweerder besloten aan verzoeker de toelating tot Aruba te weigeren.
De standpunten van partijen
3.1
Het verzoek strekt er toe de bestreden beschikking te schorsen en de voorlopige voorziening te treffen inhoudend dat verzoeker wordt toegelaten tot Aruba totdat op het door hem gemaakte bezwaar is beslist. Daartoe heeft verzoeker aangevoerd dat hem ten onrechte de toegang tot Aruba is geweigerd. Verzoeker heeft Aruba in 2023 vrijwillig verlaten. Aan hem is nimmer een uitzettingsbevel uitgereikt en er is geen periode van niet-toelating aan hem opgelegd. Dat had wel gemoeten. Verzoeker heeft een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening. Hij is inmiddels in het huwelijk getreden met een niet-toelatingsplichtige en hij wenst het huwelijk in te schrijven. Verzoeker en zijn echtgenote hebben op 27 mei 2024 een afspraak bij Dienst Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister van Aruba (DBSB). Hij wenst zijn gezinsleven in Aruba voort te zetten, aldus verzoeker.
3.2
Verweerder heeft aan de bestreden beschikking ten grondslag gelegd dat verzoeker tijdens zijn vorig verblijf de periode waarvoor hij werd toegelaten met vijfhonderdzesennegentig (596) dagen heeft overschreden. Ter zitting heeft verweerder zich voorts op het standpunt gesteld dat verzoeker niet voldeed aan de middelenvereiste, hij niet kon bewijzen dat hij beschikte over hotelaccommodatie en niemand voor hem garant heeft gestaan, zodat de migratieambtenaar hem op 10 maart 2024 op goede gronden de toegang tot Aruba heeft geweigerd.
beoordeling
4.1
Het gerecht stelt voorop dat dit oordeel een voorlopig karakter heeft en niet bindend is in de bodemprocedure.
4.2
Ter beantwoording ligt voor de vraag of de uitvoering van de bestreden beschikking voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich brengt in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang. Deze vraag wordt ontkennend beantwoord. De reden daarvoor is als volgt.
4.3
Vast staat dat verzoeker Aruba op 23 november 2023 vrijwillig heeft verlaten en Aruba niet is uitgezet. Aan verzoeker is geen bevelschrift tot uitzetting gegeven en er is hem geen periode van niet-toelating opgelegd. Verzoeker meent ten onrechte dat dit bij vrijwillig vertrek had gemoeten.
4.4
Naar voorlopig oordeel heeft verweerder ten onrechte artikel 6, tweede lid, van het Toelatingsbesluit 2009, aan de weigering tot toegang ten grondslag gelegd. Dit artikel mist in dit geval toepassing. Verzoeker heeft in het desbetreffende kalenderjaar, in dit geval het kalenderjaar 2024, immers niet reeds honderdtachtig dagen als toerist in Aruba verbleven. In zoverre is de bestreden beschikking fout. Verweerder zal dit bij de beslissing op bezwaar dienen te herstellen.
4.5
Aan de weigering verzoeker toe te laten is tevens het bepaalde in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder c, van het Toelatingsbesluit 2009 ten grondslag gelegd. Aannemelijk is zoals ter zitting door verweerder is betoogd, dat verzoeker de toelating is geweigerd omdat hij niet ten genoegen van de migratieambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat hij beschikt over hotelaccommodatie in Aruba of over voldoende geldelijke middelen (zie 1.4). De bestreden beschikking is op dit punt summier gemotiveerd. De motivering zal bij de beslissing op bezwaar kunnen worden aangevuld. Dat verweerder verzoeker op deze grond ten onrechte de toegang tot Aruba heeft geweigerd is niet gebleken.
5. Omdat verzoeker op 10 maart 2024 het land Aruba heeft verlaten en zich thans in het buitenland bevindt, heeft de gevraagde schorsing van de bestreden beschikking geen betekenis. Het verzoek om bij wege van voorlopige voorziening te oordelen dat verzoeker moet worden toegelaten tot Aruba wordt - als te verstrekkend - afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. B.J. van Ettekoven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 april 2024 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.