ECLI:NL:OGEAA:2023:9

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
AUA202202015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen bouwvergunning voor hotel op domeingrond in Aruba

In deze zaak heeft de Stichting Fundacion Parke Nacional Aruba beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar bezwaar tegen een bouwvergunning die is verleend aan een vergunninghoudster voor de bouw van een hotel op domeingrond te Sero Colorado, Aruba. De bouwvergunning werd verleend op 28 mei 2020, maar appellante was niet op de hoogte van deze vergunning en diende pas op 25 november 2021 bezwaar in. De bestreden beslissing, ontvangen op 18 mei 2022, verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het buiten de wettelijke termijn van zes weken was ingediend. Appellante betoogde dat zij niet eerder op de hoogte was gesteld van de vergunning en dat zij pas op 23 november 2021 door een buurtbewoner hiervan op de hoogte was gesteld. Het gerecht oordeelde echter dat appellante eerder op de hoogte had kunnen zijn van de bouwwerkzaamheden, die in mei/juni 2021 waren gestart, en dat zij daarom niet tijdig actie had ondernomen. De rechter verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar.

Uitspraak

Uitspraak van 15 februari 2023
Lar nr. AUA202202015

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

DE STICHTING FUNDACION PARKE NACIONAL ARUBA,

gevestigd in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: de advocaat mr. Z.T.M. Arendsz-Marchena,
gericht tegen:
DE MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN, INNOVATIE, OVERHEIDSORGANISATIE, INFRASTRUCTUUR EN RUIMTELIJKE ORDENING,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.J.S. Poeran (DWJZ).
met als derde-belanghebbende:
[vergunninghoudster],
vergunninghoudster,
gemachtigde: de advocaat mr. M.R.M. Reinkemeyer.

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 28 mei 2020 heeft verweerder aan vergunninghoudster een bouwvergunning verleend, met nummer 994/2019, voor het bouwen van een hotel op een perceel domeingrond gelegen te Sero Colorado, Aruba.
Daartegen heeft appellante op 25 november 2021 bezwaar gemaakt.
Bij ongedateerde beslissing (bestreden beslissing), ontvangen door appellante op 18 mei 2022, heeft verweerder voornoemd bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Daartegen heeft appellante op 27 juni 2022 beroep ingesteld bij het gerecht.
Verweerder heeft op 14 september 2022 een verweerschrift ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 14 december 2022, alwaar zijn verschenen partijen bij hun gemachtigden voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

1. Aan de bestreden beslissing heeft verweerder ten grondslag gelegd dat het bezwaarschrift van appellante van 25 november 2021 is ingediend na de wettelijke termijn van zes weken, dat appellante het bezwaarschrift niet zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden heeft ingediend, en dat er zich geen grond voordoet om de termijnoverschrijding te verschonen.
2. Appellante betoogt dat verweerder het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daartoe voert zij aan dat het bij haar niet bekend was dat de bouwvergunning reeds in oktober 2020 aan de vergunningshoudster is verleend, en dat zij dat ook niet kon weten omdat de vergunninghoudster toen ook niet meteen is begonnen met bouwen. Appellante voert voorts aan dat zij had verwacht dat zij, als belanghebbende bij het MER Rapport, door de relevante instanties op de hoogte zou worden gesteld van de afgifte van de bouwvergunning. Pas op 23 november 2021 is appellante door een buurtbewoner, de heer [persoon X] (hierna: [persoon X]), bericht dat de bouwvergunning reeds was verleend. Gelet op deze omstandigheid heeft appellante dan ook het bezwaarschrift ingediend zo spoedig als redelijkerwijs verlangd kon worden. Aldus appellante.
3.1.1 Op grond van artikel 11, eerste lid, van de Lar bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken en gaat de termijn in op de dag na die waarop de beschikking is gedagtekend.
3.1.2 Op grond van artikel 12, eerste lid, van de Lar wordt een bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard indien het is ingediend voordat de termijn is ingegaan of nadat de termijn is verstreken. Op grond van het derde lid blijft niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt.
4.1.1 Niet in geschil is dat appellante het bezwaarschrift heeft ingediend (ruim) nadat de in artikel 11, eerste lid, van de Lar bedoelde termijn is verstreken. In een dergelijk geval moet op grond van artikel 12, derde lid, van de Lar worden beoordeeld of niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaarschrift achterwege moet blijven omdat appellante aannemelijk heeft gemaakt dat zij het geschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden. Het gerecht overweegt als volgt.
4.1.2 Zoals het Hof in zijn uitspraak van 30 november 2022 (AUA2022H00015) heeft overwogen, is in zaken waarbij een belanghebbende, niet zijnde de aanvrager van de bouwvergunning, met het verlenen van een bouwvergunning niet bekend was en ook redelijkerwijs niet bekend kon zijn, met het instellen van bezwaar of beroep in ieder geval niet verwijtbaar te laat als hij dat doet binnen twee weken nadat hij te weten is gekomen dat een bouwvergunning is verleend die zijn belangen kan raken. Van belang is dus het moment waarop appellante te weten is gekomen dat een bouwvergunning is verleend die haar belangen kan raken. Anders dan appellante meent, is dat niet nadat zij eerst op 23 november 2021 door [persoon X] in kennis was gesteld van de vergunning, maar het moment waarop appellante te weten is gekomen dat op het perceel bouwwerkzaamheden werden verricht. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat er ruim vóór 23 november 2021 meerdere publicaties in de media zijn verschenen waarin onder andere de “ground breaking” ceremonie en de eerste bouwactiviteiten op het perceel zijn aangekondigd. De bouwwerkzaamheden zijn in mei/juni 2021 gestart. Appellante heeft pas geruime tijd later actie ondernomen.
5. Gelet op het voorgaande overweegt het gerecht dat het op 25 november 2021 ingediende bezwaarschrift niet zo spoedig mogelijk als dit redelijkerwijs verlangd kon worden is ingediend. Verweerder heeft het bezwaarschrift dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
6. Het beroep is ongegrond.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. drs. M.M. de Werd, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 februari 2023 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.