ECLI:NL:OGEAA:2023:87

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
AUA202100519
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over onrechtmatige hinder door schending van verplichtingen uit het Burgerlijk Wetboek

In deze zaak, die zich afspeelt in Aruba, betreft het een burengeschil tussen eiser en gedaagden over onrechtmatige hinder. Eiser, eigenaar van een woning aan de BS 8, heeft in 1988 een carport gebouwd die overhangt op het perceel van gedaagden, die eigenaar zijn van de naastgelegen woning aan de BS 10. Eiser stelt dat gedaagden door het aanbrengen van hoge bomen en planten op hun perceel, die zich binnen twee meter van de erfgrens bevinden, hem onrechtmatige hinder toebrengen door het onthouden van licht en lucht. Eiser vordert onder andere de verwijdering van deze bomen en planten, schadevergoeding en een verklaring dat hij door verjaring eigenaar is geworden van het dak, de pilaren en de scheidingsmuur die op het perceel van gedaagden staan.

Gedaagden voeren verweer en stellen dat de hinder die eiser ervaart voornamelijk het gevolg is van zijn eigen handelen, zoals het plaatsen van hoge bomen op zijn eigen perceel. Het gerecht heeft behoefte aan nadere inlichtingen en heeft een comparitie ter plaatse gelast om de situatie te onderzoeken en te kijken of partijen tot een onderlinge oplossing kunnen komen. De comparitie zal plaatsvinden op het perceel van eiser en vervolgens op dat van gedaagden. Het gerecht houdt verdere beslissingen aan tot na deze comparitie.

De uitspraak van het gerecht is gedaan op 15 februari 2023 door rechter J.A. van Voorthuizen, waarbij de comparitie is gelast voor 1 maart 2023.

Uitspraak

Vonnis van 15 februari 2023
Behorend bij A.R. AUA202100519 AR
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[eiser],
wonende in Aruba,
eiser, hierna ook te noemen: [eiser],
procederend in persoon,
tegen:

1.[gedaagde 1],

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende in Aruba,
gedaagden,
gemachtigde: mr. D.G. Croes,

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties A tot en met F en 1 tot en met 4, ter griffie ingekomen op 24 februari 2021;
- de conclusie van antwoord met een productie van gedaagden;
- de conclusie van repliek van [eiser];
- de conclusie van dupliek met twee producties van gedaagden;
- de akte uitlating producties van [eiser].
1.2
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE FEITEN

2.1.
Partijen zijn buren. [eiser] is op 20 oktober 1988 eigenaar geworden van de woning met ondergrond aan de [adres perceel 1] in Aruba (hierna ook: BS 8). De naastgelegen woning met ondergrond aan de [adres perceel 2] (hierna ook: BS 10) behoort aan gedaagden in gezamenlijke eigendom toe. Op de erfgrens tussen de percelen staat een muur van ongeveer 1.50 meter hoog (de scheidingsmuur).
2.2. [
eiser] heeft vlak na de verkrijging het dak van zijn woning aan de kant van gedaagden verlengd, waardoor een carport is ontstaan. Het dak hangt enkele centimeters boven het perceel van gedaagden. Ter ondersteuning van het dak heeft [eiser] op de scheidingsmuur pilaren geplaatst. Gedaagden hebben vanaf 2015 tussen de scheidingsmuur en het overhangende dak rasterpanelen aangebracht.
2.3.
Op het perceel van gedaagden staat binnen twee meter van de scheidingsmuur een zogenaamde Neemboom.

3.HET GESCHIL

3.1. [
eiser] vordert om bij vonnis:
A.
voor recht te verklaren:
dat het dak boven de carport en iets uitstekend over het terrein van gedaagden, alsmede de pilaren en de scheidingsmuur onder dit dak door verjaring eigendom zijn geworden van [eiser], omdat die uitbouw open en bloot heeft plaatsgevonden en wel in het jaar 1988, en dus meer dan twintig jaar, en tevens omdat hierdoor het dak, de pilaren en de scheidingsmuur onder dat dak bestanddeel zijn geworden van de woning aan de BS 8, waarvan [eiser] de eigendom heeft. Het dak, de pilaren en de scheidingsmuur zijn dus 100% eigendom van [eiser];
dat door deze verjaring ook het recht van [eiser] is ontstaan dat het water van het uitgebouwde dak afloopt op het terrein van gedaagden. De afloop van het water van dit dak bestaat al sedert eind 1988 en door verjaring kunnen gedaagden daar niets meer aan doen;
dat [eiser] door deze aanbouw die onderdeel uitmaakt van de woning aan de BS 8 er muuropeningen zijn ontstaan sedert eind 1988, waartegen gedaagden zich niet meer kunnen verzetten als gevolg van verjaring en [eiser] vraagt dat door gedaagden geen wegneming van die openingen kunnen worden gevraagd;
dat gedaagden door die verjaring geen gebouwen of werken mogen aanbrengen binnen een afstand van twee meter van die openingen waarvan [eiser] onredelijke hinder zou ondervinden;
dat door de verjaring het recht van [eiser] is ontstaan van de waterafvoer op de grond in de scheidingsmuur bij de laatste pilaar en aan het einde van de grenslijn. Deze waterafvoeren waren er al toen [eiser] het huis kocht in 1988;
B.
gedaagden, gezamenlijk dan wel ieder afzonderlijk, te veroordelen om:
6. de bomen, die op minder dan twee meter afstand van de scheidingsmuur staan, waaronder de bougainville, die vier meter hoog kan worden, en de planten die op minder dan 50 centimeter afstand van de scheidingsmuur staan, te verwijderen;
7. de planten die verder van de scheidingsmuur staan dan vijftig centimeter tot de hoogte van de scheidingsmuur te snoeien en dit regelmatig bij te houden zodat er niets meer boven de scheidingsmuur uitsteekt en dat als gedaagden niet binnen twee weken na een schriftelijke aanmaning van [eiser] dit niet hebben gedaan dat [eiser] dit zelf kan doen;
8. alle belemmeringen die zijn aangebracht te verwijderen, omdat deze zijn aangebracht op de eigendom van [eiser] en omdat gedaagden door verjaring de openingen niet meer mogen wegnemen;
9. schadevergoeding aan [eiser] te betalen vanaf 27 april 2018 in verband met het aanbrengen van de bomen en planten en de afscheiding tussen de openingen van Afl. 100,- per maand of zoveel als UEA dit goeddunkt, totdat de bomen en planten en de afscheiding zijn verwijderd, en indien gedaagden na uw beslissing weer overgaan tot het planten van bomen en struiken en het niet snoeien van planten en ook indien gedaagden gebouwen of werken aanbrengen binnen twee meter van de openingen die [eiser] onredelijk zouden hinderen, na de aanmaning van [eiser], een bedrag groot Afl. 100,- per week voor het niet verwijderen van die bomen, planten, afscheidingen, gebouwen dan wel werken, een en ander voor zover u dit nodig oordeelt;
10. [eiser] het onderhoud van het dak en de scheidingsmuur op het terrein van gedaagden na schriftelijk verzoek ongehinderd te laten doen en als zij dit nalaten zij een boete zijn verschuldigd van Afl. 100,- per dag dat [eiser] dit niet kan doen,
een en ander uitvoerbaar bij voorbaat zonder enige belemmering met de veroordeling van gedaagden gezamenlijk dan wel ieder voor zich in de kosten van de onderhavige procedure.
3.2. [
eiser] voert daartoe - samengevat - het volgende aan. [eiser] stelt dat (het dak van) de carport, de pilaren en (een deel van) de scheidingsmuur deel zijn gaan uitmaken van zijn woning en door verkrijgende verjaring zijn eigendom zijn geworden. [eiser] stelt verder dat hij door verjaring het recht van verschillende waterafvoeren (‘recht van drop’) heeft verkregen. Voorts betoogt [eiser] dat een vordering van gedaagden tot wegneming van de openingen boven de scheidingsmuur, waarop het door hen afsluiten van die openingen feitelijk neerkomt, eveneens is verjaard. [eiser] verwijt gedaagden in het bijzonder dat zij in strijd met hun verplichtingen op grond van het burenrecht handelen door:
1) de openingen in de scheidingsmuur met inferieur materiaal (verschillende soorten plastic gaas) dicht te maken;
2) binnen twee meter van de erfgrens met [eiser] (hoge) bomen te plaatsen, waaronder de snel groeiende Neemboom, die veel bladverlies kent en overlast veroorzakende wortels heeft, en meerdere mispelbomen, en
3) binnen 50 centimeter van de erfgrens met [eiser] en boven de scheidingsmuur uitstekende planten te plaatsen, waaronder een bougainville.
Hierdoor kunnen licht en lucht het erf van [eiser] onvoldoende bereiken, voornamelijk het gedeelte van het erf waar zich in de woning de slaapkamer van [eiser] bevindt. [eiser] wenst zonder airco te slapen en dat is door het gebrek aan lucht niet mogelijk. Sprake is van onrechtmatige hinder. Voorts is volgens [eiser] onrechtmatig dat gedaagden zonder waarschuwing vooraf de bomen op hun erf snoeien en in dat verband het erf van [eiser] betreden.
3.3.
Gedaagden voeren gemotiveerd verweer. Samengevat voeren zij het volgende aan. Van onrechtmatige hinder is geen sprake noch van, zo begrijpt het gerecht gedaagden, door hen gepleegde onrechtmatige inbreuk op het eigendomsrecht van [eiser]. Het verwijt van [eiser] dat door toedoen van gedaagden onvoldoende lucht en licht zijn erf bereiken, is juist overwegend het gevolg van het eigen handelen van [eiser]. De huizen in Aruba zijn gebruikelijk met de voorkant op het Noordoosten gebouwd zodat de wind die vanuit het Noordoosten komt zo de huizen binnenwaait. Dit geldt ook voor de huizen van partijen. De hoge bomen die [eiser] aan de noordkant van zijn erf heeft staan, de hoge muur in zijn voortuin aan de noordkant van zijn erf en het dak dat [eiser] heeft geplaatst boven zijn carport ontnemen juist licht en lucht, aldus gedaagden. De rasterpanelen zijn tien jaar geleden geplaatst en inmiddels gedeeltelijk (1.30 meter) verwijderd. De bougainvilles zijn inmiddels ook verwijderd. Volgens gedaagden resteert op korte afstand van de erfgrens met [eiser] enkel lage begroeiing, palmita’s, en de schaduw gevende Neemboom die volgens gedaagden al sinds 2007 in hun voortuin staat. Volgens gedaagden rechtvaardigt de feitelijke situatie op hun erf niet de toewijzing van de vergaande vorderingen van [eiser]. Andersom geldt dat gedaagden op hun erf hinderlijke wateroverlast ondervinden van de waterafvoer via de carport op het erf van de woning aan de BS 8 die [eiser] weigert te verhelpen.
3.4.
Het gerecht zal op de standpunten van partijen hierna, waar nodig, nader ingaan.

4.DE BEOORDELING

4.1.
Deze zaak betreft een burengeschil. In de kern gaat het om de vraag of gedaagden als eigenaars van de woning aan de BS 10 een aantal van hun verplichtingen op grond van titel 4 van boek 5 van het BW jegens [eiser] als eigenaar van de woning aan de BS 8 schenden en als gevolg daarvan aan [eiser] onrechtmatige hinder toebrengen vanwege het onthouden van licht en lucht.
4.2.
Alvorens verder te beslissen heeft het gerecht behoefte aan nadere inlichtingen. Het gerecht zal daarom een comparitie ter plaatse gelasten. De comparitie zal ook worden benut om te onderzoeken of partijen onderling afspraken kunnen maken. Hoewel de verhoudingen tussen partijen verstoord lijken te zijn, lijkt op grond van de ingenomen standpunten tussen partijen een opening te bestaan om met elkaar in overleg te treden. Met het gezamenlijk vinden van een oplossing zal de verhouding tussen partijen als buren zijn gebaat.
4.3.
De comparitie van partijen zal aanvangen op het perceel van [eiser] en worden vervolgd op het perceel van gedaagden. Voor de comparitie wordt 1,5 uur uitgetrokken. Indien partijen nadere (recente) stukken in het geding willen brengen, kunnen zij die uiterlijk een week voor de zitting bij de griffie indienen met afschrift aan de wederpartij. Partijen dienen ter comparitie in persoon te verschijnen, samen met hun gemachtigden. Als een partij niet verschijnt, kan de rechter daaraan het gevolg verbinden - ook in het nadeel van die partij - dat hij passend acht.
4.4.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.DE UITSPRAAK

Het gerecht:
5.1.
gelast een verschijning van partijen op
woensdag 1 maart 2023 om 10.00 uuraan de [adres 1] respectievelijk nr. 10;
5.2.
bepaalt dat partijen uiterlijk een week voor de zitting bij de griffie nadere (recente) stukken kunnen indienen met afschrift aan de wederpartij;
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door J.A. van Voorthuizen, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag, 15 februari 2023 in aanwezigheid van de griffier.