3.1. [eiser] vordert om bij vonnis:
A.
voor recht te verklaren:
dat het dak boven de carport en iets uitstekend over het terrein van gedaagden, alsmede de pilaren en de scheidingsmuur onder dit dak door verjaring eigendom zijn geworden van [eiser], omdat die uitbouw open en bloot heeft plaatsgevonden en wel in het jaar 1988, en dus meer dan twintig jaar, en tevens omdat hierdoor het dak, de pilaren en de scheidingsmuur onder dat dak bestanddeel zijn geworden van de woning aan de BS 8, waarvan [eiser] de eigendom heeft. Het dak, de pilaren en de scheidingsmuur zijn dus 100% eigendom van [eiser];
dat door deze verjaring ook het recht van [eiser] is ontstaan dat het water van het uitgebouwde dak afloopt op het terrein van gedaagden. De afloop van het water van dit dak bestaat al sedert eind 1988 en door verjaring kunnen gedaagden daar niets meer aan doen;
dat [eiser] door deze aanbouw die onderdeel uitmaakt van de woning aan de BS 8 er muuropeningen zijn ontstaan sedert eind 1988, waartegen gedaagden zich niet meer kunnen verzetten als gevolg van verjaring en [eiser] vraagt dat door gedaagden geen wegneming van die openingen kunnen worden gevraagd;
dat gedaagden door die verjaring geen gebouwen of werken mogen aanbrengen binnen een afstand van twee meter van die openingen waarvan [eiser] onredelijke hinder zou ondervinden;
dat door de verjaring het recht van [eiser] is ontstaan van de waterafvoer op de grond in de scheidingsmuur bij de laatste pilaar en aan het einde van de grenslijn. Deze waterafvoeren waren er al toen [eiser] het huis kocht in 1988;
B.
gedaagden, gezamenlijk dan wel ieder afzonderlijk, te veroordelen om:
6. de bomen, die op minder dan twee meter afstand van de scheidingsmuur staan, waaronder de bougainville, die vier meter hoog kan worden, en de planten die op minder dan 50 centimeter afstand van de scheidingsmuur staan, te verwijderen;
7. de planten die verder van de scheidingsmuur staan dan vijftig centimeter tot de hoogte van de scheidingsmuur te snoeien en dit regelmatig bij te houden zodat er niets meer boven de scheidingsmuur uitsteekt en dat als gedaagden niet binnen twee weken na een schriftelijke aanmaning van [eiser] dit niet hebben gedaan dat [eiser] dit zelf kan doen;
8. alle belemmeringen die zijn aangebracht te verwijderen, omdat deze zijn aangebracht op de eigendom van [eiser] en omdat gedaagden door verjaring de openingen niet meer mogen wegnemen;
9. schadevergoeding aan [eiser] te betalen vanaf 27 april 2018 in verband met het aanbrengen van de bomen en planten en de afscheiding tussen de openingen van Afl. 100,- per maand of zoveel als UEA dit goeddunkt, totdat de bomen en planten en de afscheiding zijn verwijderd, en indien gedaagden na uw beslissing weer overgaan tot het planten van bomen en struiken en het niet snoeien van planten en ook indien gedaagden gebouwen of werken aanbrengen binnen twee meter van de openingen die [eiser] onredelijk zouden hinderen, na de aanmaning van [eiser], een bedrag groot Afl. 100,- per week voor het niet verwijderen van die bomen, planten, afscheidingen, gebouwen dan wel werken, een en ander voor zover u dit nodig oordeelt;
10. [eiser] het onderhoud van het dak en de scheidingsmuur op het terrein van gedaagden na schriftelijk verzoek ongehinderd te laten doen en als zij dit nalaten zij een boete zijn verschuldigd van Afl. 100,- per dag dat [eiser] dit niet kan doen,
een en ander uitvoerbaar bij voorbaat zonder enige belemmering met de veroordeling van gedaagden gezamenlijk dan wel ieder voor zich in de kosten van de onderhavige procedure.