ECLI:NL:OGEAA:2023:82

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
AUA202300773
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevelschrift tot uitzetting en verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de Landsverordening administratieve rechtspraak

Op 5 april 2023 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een zaak waarin de verzoeker, een Colombiaanse man, bezwaar maakte tegen een uitzettingsbevel dat op 25 februari 2023 door de Minister van Justitie en Sociale Zaken was uitgevaardigd. Dit bevel was gebaseerd op het feit dat de verzoeker zonder geldige verblijfsvergunning in Aruba verbleef en werkend was aangetroffen. De verzoeker had op 7 maart 2023 bezwaar gemaakt tegen het uitzettingsbevel en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 22 maart 2023 werd de verzoeker bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. J.J.C. Odor, en was de vader van de verzoeker aanwezig. De Minister werd vertegenwoordigd door mr. Y.F.M. Kaarsbaan en mr. J.J.S. Poeran.

De verzoeker stelde dat hij op 27 november 2022 Aruba op legale wijze was binnengekomen en dat hij een aanvraag voor een verblijfsvergunning had ingediend. Hij voerde aan dat het uitzettingsbevel onterecht was, omdat hij niet clandestien was binnengekomen en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn langdurige verblijf in Aruba en de medische redenen voor zijn tijdelijke terugkeer naar Colombia. Het gerecht oordeelde dat het uitzettingsbevel onjuistheden bevatte en dat de belangenafweging door de Minister gebrekkig was. Het gerecht concludeerde dat de uitvoering van het uitzettingsbevel onevenredig nadeel voor de verzoeker met zich zou brengen.

Daarom schorste het gerecht het uitzettingsbevel totdat op het bezwaar was beslist en gelastte het dat het griffierecht aan de verzoeker werd teruggestort. De uitspraak werd gedaan door mr. A.J. Martijn en is definitief, er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Uitspraak van 5 april 2023
Lar nr. AUA202300773

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

van Colombiaanse nationaliteit,
VERZOEKER,
gemachtigde: mr. J.J.C. Odor,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE EN SOCIALE ZAKEN,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. Y.F.M. Kaarsbaan (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift van 25 februari 2023 (uitzettingsbevel) heeft verweerder de uitzetting van verzoeker bevolen en aan hem een terugkeerverbod opgelegd van 96 maanden.
Hiertegen heeft verzoeker op 7 maart 2023 bezwaar gemaakt.
Op 8 maart 2023 heeft verzoeker het gerecht verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Partijen hebben op 21 maart 2023 producties ingediend.
Het gerecht heeft het verzoek behandeld ter zitting van 22 maart 2023. Verzoeker is verschenen en werd bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig de vader van verzoeker en diens partner. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, die vergezeld was van mr. J.J.S. Poeran (DWJZ).
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

feiten

1.1
Verzoeker is op [geboortedatum] 2001 in Colombia geboren en is van Colombiaanse nationaliteit.
1.2
Op 27 november 2022 is verzoeker voor het laatst Aruba binnengekomen.
1.3
Op 25 februari 2023 werd verzoeker tijdens een controle door medewerkers van het Bureau Guarda Nos Costa aangehouden, omdat hij werkend is aangetroffen bij [bedrijf] en niet kon aantonen in het bezit te zijn van een daartoe strekkende verblijfsvergunning.
1.4
Bij het uitzettingsbevel heeft verweerder de uitzetting van verzoeker bevolen en aan hem een terugkeerverbod opgelegd van 96 maanden.
1.5
Daartegen heeft verzoeker bezwaar gemaakt en het gerecht verzocht om voorlopige voorzieningen te treffen.
uitzettingsbevel
2. Aan het uitzettingsbevel heeft verweerder ten grondslag gelegd dat verzoeker Aruba clandestien is binnengekomen en werkend is aangetroffen bij [bedrijf], terwijl hij niet in het bezit is van een daartoe strekkende verblijfsvergunning. Zijn illegaal verblijf in Aruba behoeft niet te worden gedoogd en er is geen grond om verzoeker nog langer illegaal in Aruba te laten verblijven.
verzoek
3. Het - ter zitting gewijzigd - verzoek strekt ertoe het uitzettingsbevel te schorsen en ten aanzien van de periode van niet-toelating einduitspraak te doen. Daartoe heeft verzoeker aangevoerd dat hij op 27 november 2022 Aruba via de airport is binnengekomen, dat hij om verlenging van zijn toeristisch verblijf heeft verzocht en inmiddels ook een aanvraag voor een verblijfsvergunning op grond van een bijzondere band met Aruba heeft ingediend. Verzoeker is bij zijn vader in Aruba opgegroeid en verbleef om medische redenen een aantal jaren in Colombia. Met deze omstandigheden is geen rekening gehouden in het uitzettingsbevel. Verzoeker lijdt onevenredig nadeel als gevolg hiervan.
wettelijk kader
4. Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van de indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
5. Ingevolge artikel 15, eerste lid, en onder d, van de Ltu kunnen uitgezet worden personen die tot tijdelijk verblijf werden toegelaten, wanneer zij in het land worden aangetroffen, nadat de geldigheidsduur van hun tijdelijke verblijfsvergunning is verstreken of nadat de geldigheid van de vergunning door enige andere oorzaak is vervallen.
Ingevolge het tweede lid geschiedt de uitzetting krachtens een met redenen omkleed bevelschrift van de minister, belast met justitiële aangelegenheden, houdende het bevel Aruba binnen een daarbij te bepalen termijn te verlaten. Het bevelschrift vermeldt de periode waarin aan de betrokkene de toelating tot Aruba zal worden geweigerd; deze periode bedraagt ten hoogste acht jaar.
beoordeling
6.1
Het oordeel van het gerecht heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
6.2
Ingevolge artikel 57 van de Lar, gelezen in verbinding met artikel 32, aanhef en onder c, kan bij de uitspraak op een verzoek zoals het onderhavige slechts tevens einduitspraak in het geschil worden gedaan, indien dat geschil in beroep bij de rechter voorligt. Nu die situatie zich hier niet voordoet, kan het gerecht geen toepassing geven aan artikel 57 van de Lar.
6.3
Tussen partijen is niet in geschil dat verzoeker zonder geldige verblijfstitel in Aruba verblijft, zodat verweerder op grond van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder d van de Ltu in beginsel bevoegd is hem Aruba uit te zetten. Wel verschillen partijen van mening over de vraag of verweerder in dit geval redelijkerwijs toepassing heeft kunnen geven aan die bevoegdheid. Het gerecht overweegt hierover als volgt.
6.4
Anders dan in het uitzettingsbevel opgenomen, is verzoeker Aruba niet op clandestiene wijze binnengekomen. Uit het paspoort van verzoeker, dat tijdens de zitting werd getoond, blijkt dat hij Aruba op 27 november 2022 via de airport is binnengekomen, zodat het uitzettingsbevel op dit punt een onjuistheid bevat. Nu verweerder bij het bepalen van de duur van het op te leggen terugkeerverbod van deze onjuistheid is uitgegaan, is de opgelegde terugkeerverbod van 96 maanden ook niet op goede gronden geschied. Verder is ter zitting gebleken dat verzoeker een verzoek heeft gedaan om verlenging van zijn toeristisch verblijf waarop nog een beslissing moet worden genomen. In het uitzettingsbevel wordt met geen woord hierover gerept en ook ter zitting is geen duidelijkheid over de status van dat verzoek gegeven. Voorts blijkt uit de stukken dat verzoeker op zeer jonge leeftijd naar Aruba is gekomen en hier de basis- en middelbare school heeft gevolgd. Verzoeker heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zijn verblijf in Colombia vanaf 2016 enkel verband hield met een medische behandeling die hij moest ondergaan. Uit het uitzettingsbevel blijkt niet dat verweerder in zijn belangenafweging deze omstandigheden heeft betrokken. Dat verzoeker een bijzondere band heeft met Aruba acht het gerecht niet onaannemelijk. Gelet op de onjuistheden in het uitzettingsbevel alsook de daarin gedane gebrekkige belangenafweging, kan naar het oordeel van het gerecht niet worden gezegd dat verweerder redelijkerwijs van zijn uitzettingsbevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Onder deze omstandigheden moet dan ook worden geoordeeld dat de uitvoering van het uitzettingsbevel onevenredig nadeel voor verzoeker met zich brengt in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
7. Aldus ziet het gerecht, na afweging van alle betrokken belangen, grond om een voorziening te treffen zoals hierna bepaald.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
  • schorst het bevel tot uitzetting van 25 februari 2023 jegens [verzoeker], geboren op [geboortedatum] 2001 in Colombia, totdat op het daartegen ingediende bezwaar is beslist,
  • gelast dat het door verzoeker gestorte griffierecht ten bedrage van Afl. 25,- aan hem wordt teruggestort,
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 april 2023 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.