ECLI:NL:OGEAA:2023:67

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
AUA202204350
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beschikking Huurcommissie inzake huurcontract en ontruiming

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 9 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep van [appellant] tegen een beschikking van de Huurcommissie van 25 september 2022. De Huurcommissie had toestemming verleend aan [geïntimeerde] om de huur van een appartement op te zeggen. [appellant] stelde dat hij geen huurder was van het appartement en dat de beschikking ten onrechte ook tegen hem was gericht. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 maart 2023 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het Gerecht oordeelde dat [appellant] ontvankelijk was in zijn beroep, maar dat zijn stelling dat hij geen huurder was, niet kon worden onderbouwd. Het Gerecht concludeerde dat [geïntimeerde] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [appellant] ook huurder was, gezien de omstandigheden van de zaak, waaronder het feit dat [appellant] documenten had overgelegd die zijn betrokkenheid bij de huur bevestigden. Het beroep van [appellant] werd ongegrond verklaard, en hij werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil werden begroot omdat [geïntimeerde] in persoon procedeerde. De beschikking van de Huurcommissie blijft daarmee van kracht, en [geïntimeerde] kan deze ten uitvoer leggen.

Uitspraak

Beschikking van 9 mei 2023
Behorend bij E.J. no. AUA202204350
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[appellant],
wonende in Aruba,
appellant,
hierna ook te noemen: [appellant],
gemachtigde: de advocaat mr. A.E.A. Hernandez,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende in Aruba,
geïntimeerde,
hierna ook te noemen:[geïntimeerde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingediend op 8 december 2022;
- de contramemorie met productie, ingediend op 7 februari 2023;
- de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 28 maart 2023.
1.2 [
appellant] is ter zitting verschenen samen met zijn gemachtigde, en [geïntimeerde] is in persoon verschenen. Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd, [geïntimeerde] mede aan de hand van een door hem voorgedragen en overgelegde pleitnota, en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen. Partijen hebben ook nog door het Gerecht aan hen gestelde vragen beantwoord.
1.3
Beschikking is bepaald op heden.

2.HET BEROEP

2.1
Bij beschikking van de Huurcommissie van 25 september 2022, met kenmerk [kenmerknummer] (hierna: de beschikking), heeft de Huurcommissie op verzoek van [ geïntimeerde] kort gezegd toestemming aan [geïntimeerde] verleend om de huur van het aan hem toebehorende in Aruba te [adres] gelegen appartement nr. 11 (hierna: het gehuurde, of: het appartement) op te zeggen aan de huurders daarvan. De Huurcommissie heeft daarbij overeenkomstig het verzoek van [geïntimeerde] als huurders in aanmerking genomen [appellant] en [huurder 2] (hierna: [huurder 2]).
2.2 [
appellant] heeft op 8 december 2022 voor zichzelf beroep ingesteld tegen de beschikking bij de griffie van dit Gerecht. [huurder 2] heeft geen beroep ingesteld tegen de beschikking.
2.3 [
appellant] verzoekt dat het Gerecht (zo het begrijpt) zijn beroep gegrond verklaart en de beschikking daar waar daarin zijn naam staat vermeld (partieel) vernietigt.
2.4 [
geïntimeerde] voert verweer en concludeert tot (1) ongegrondverklaring van het beroep van [appellant], (2) bevestiging van de beschikking en (3) tot onmiddellijke ontruiming van het gehuurde, kosten rechtens.
2.5
Voor zover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Het Gerecht stelt vast dat [appellant] binnen de daartoe gestelde wettelijke termijn beroep tegen de beschikking heeft ingesteld. [appellant] is daarom ontvankelijk in dat beroep.
3.2
Het beroep van [appellant] is gegrond op zijn stelling dat hij, anders dan [huurder 2], het appartement niet van [geïntimeerde] heeft gehuurd, en dat de beschikking daarom ten onrechte mede tegen hem is gericht. Meer in het bijzonder stelt [appellant] dat hij die [huurder 2] een dienst heeft bewezen om voor haar bij Elmar een aanvraagformulier voor aansluiting van het appartement in te leveren, waarvoor hij toestemming heeft verzocht en schriftelijk heeft verkregen van [geïntimeerde]. [appellant] stelt in dit verband verder dat [geïntimeerde] in het licht van dit alles een afschrift van een loonstrookje van [appellant] en een kopie van zijn paspoort eiste en heeft verkregen. Uit deze omstandigheden mocht [geïntimeerde] niet afleiden dat ook [appellant] huurder is van het appartement, aldus telkens [appellant]. In het licht van dit alles wordt het volgende overwogen.
3.3
Met [geïntimeerde] is het Gerecht van oordeel dat hij gelet op de hierna volgende omstandigheden van het geval er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat naast [huurder 2] ook [appellant] huurder is van het appartement. Daarbij wordt voorop gesteld de van algemene bekendheid zijnde omstandigheid dat voor het verkrijgen van een aansluiting op het stroomnet van Elmar van een gehuurde woning naast een daartoe op naam van de huurder ingevuld door de verhuurder voor akkoord ondertekend aanvraagformulier ook een schriftelijke huurovereenkomst moet worden overgelegd bij Elmar.
3.4
Partijen hebben beiden een alleen door [geïntimeerde] op 25 juli 2021 ondertekend document overgelegd met als kopje “
contrato”. In dat document (hierna: het document) wordt (alleen) [appellant] als huurder van het appartement aangeduid. [appellant] stelt dat uit dit document niet volgt dat hij huurder is van het appartement, nu het niet door hem is ondertekend en [geïntimeerde] mede daarom er niet op mocht vertrouwen dat dit wel het geval was. Het Gerecht gaat voorbij aan dat standpunt van [appellant]. In het licht van het hiervoor vooropgestelde valt zonder meer niet in te zien dat [appellant] aansluiting van het appartement op het stroomnet van Elmar op zijn eigen naam (hierna: de aansluiting) heeft kunnen bewerkstelligen zonder het document met daarbij het bij partijen genoegzaam bekende door [geïntimeerde] voor akkoord ondertekende aanvraagformulier te overleggen bij Elmar. Aldus heeft [appellant] de stelling van [geïntimeerde], dat [appellant] met een afschrift van het document naar Elmar is getogen ter bewerkstelliging van de aansluiting, onvoldoende onderbouwd bestreden. Die stelling komt daarom vast te staan. Daar komt bij dat [geïntimeerde] onbestreden heeft gesteld dat [appellant] eerst in deze procedure stelt dat hij geen huurder is van het appartement. Dit alles in verbinding met de omstandigheid dat [appellant] een afschrift van een aan hem toebehorend loonstrookje en een kopie van zijn paspoort heeft verstrekt aan [geïntimeerde], en voorts de omstandigheid dat (1) [geïntimeerde] onbestreden heeft gesteld dat in de onderhandelingsfase [appellant] [huurder 2] bij [geïntimeerde] heeft geïntroduceerd als zijn vriendin en daarbij heeft aangegeven dat hij het appartement samen met haar zou gaan bewonen en (2) [appellant] de sleutels van het appartement in ontvangst heeft genomen brengt naar het oordeel van het Gerecht met zich dat [geïntimeerde] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat ook tussen hem en [appellant] een huurovereenkomst tot stand is gekomen. De omstandigheid dat [appellant] onbestreden heeft gesteld dat hij nooit in het appartement heeft gewoond maakt dat niet anders, temeer omdat gesteld nog is gebleken dat [geïntimeerde] daarvan op de hoogte was.
3.5
Nu het beroep van [appellant] enkel is gegrond op zijn niet juist geoordeelde stelling dat hij geen huurder is van het appartement, luidt de slotsom dat zijn beroep ongegrond zal worden verklaard.
3.6 [
appellant] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [geïntimeerde], tot aan deze uitspraak begroot op nihil omdat [geïntimeerde] in deze procedure in persoon procedeerde.
3.7
Ten overvloede wordt nog overwogen dat ongegrondverklaring van het beroep van [appellant] met zich brengt dat [geïntimeerde] de beschikking in elk geval jegens hem ten uitvoer kan (laten) leggen binnen de door de Huurcommissie gestelde periode. Die periode van 6 maanden (hierna: opzegperiode) is aangevangen vanaf het moment van uitreiking van de beschikking aan [geïntimeerde] (hierna: het aanvangsmoment). Het beroep van [appellant] tegen de beschikking werkt schorsend voorzover die tegen hem is gericht. Dit één en ander betekent dat het verloop van de opzegperiode met betrekking tot [appellant] stil is komen te staan op 8 december 2022, zijnde de dag dat [appellant] zijn beroep aanhangig maakte, en vanaf de uitspraak van deze beschikking, 9 mei 2023 dus, weer verder loopt.
4. DE UITSPRAAK
Het Gerecht:
-verklaart het beroep van [appellant] ongegrond;
-veroordeelt [appellant] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van[geïntimeerde], tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is in het openbaar uitgesproken op dinsdag 9 mei 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.