ECLI:NL:OGEAA:2023:63

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
AUA202201133
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbeidsrechtelijke geschil over doorbetaling van loon en verzoek om kosteloos procederen

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. S.A. Kock, een verzoek ingediend tegen haar werkgever, een eenmanszaak, over de betaling van achterstallig loon. De verzoekster was in dienst van de eenmanszaak op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, die inging op 1 maart 2021. Ondanks dat zij recht had op een brutoloon van Afl. 3.500,- per maand, heeft zij in de maanden maart en april 2021 slechts een deel van haar loon ontvangen en daarna geen betaling meer. De werkgever heeft haar op non-actief gesteld en heeft nagelaten om de achterstallige lonen te betalen, ondanks herhaalde verzoeken van de verzoekster.

Tijdens de procedure heeft de werkgever als verweer aangevoerd dat het financieel niet haalbaar was om het loon te betalen en dat verzoekster zonder medeweten van de werkgever in het buitenland was, waardoor zij niet beschikbaar was voor werk. Het Gerecht heeft echter geoordeeld dat de werkgever niet in staat was om zijn verweer te onderbouwen en dat verzoekster recht had op haar loon, aangezien de arbeidsovereenkomst niet tussentijds was beëindigd. Het Gerecht heeft verzoekster toestemming verleend om kosteloos te procederen en heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van het achterstallige loon van Afl. 31.840,-, vermeerderd met wettelijke rente.

De uitspraak benadrukt de verplichtingen van werkgevers om loon te betalen en de rechten van werknemers in geval van achterstallige betalingen. Het Gerecht heeft ook de proceskosten aan de werkgever opgelegd, aangezien deze in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

Beschikking van 7 februari 2023
Behorend bij E.J. nr. AUA202201133
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Naam verzoekster],
wonende in Aruba,
verzoekster,
hierna te noemen: [verzoekster],
gemachtigde: de advocaat mr. S.A. Kock,
tegen:
[Naam verweerster]h.o.d.n.
[naam eenmanszaak],
gevestigd in Aruba,
verweerster,
hierna te noemen: [naam eenmanszaak],
vertegenwoordigd door de heer [naam vertegenwoordiger].

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties van 5 mei 2022;
- het verweerschrift, ingediend op 6 september 2022;
- de mondelinge behandeling van de zaak ter zitting van 20 september 2022, waar aanwezig was [verzoekster], bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd;
- de mondelinge behandeling van de zaak ter zitting van 6 december 2022, waar aanwezig was [verzoekster], bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd. [naam eenmanszaak] is, hoewel daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
1.2
De datum van de uitspraak is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende bestreden, alsmede op grond van overgelegde producties voor zover niet of onvoldoende bestreden staat onder meer het volgende vast tussen partijen.
2.2 [
Verzoekster] is op grond van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, met ingang van 1 maart 2021, in dienst getreden van [naam eenmanszaak] in de functie van juriste, tegen een brutoloon van Afl. 3.500,- per maand. Tevens is een vakantietoeslag van 8% van het bruto jaarloon en het recht op 15 vakantiedagen per jaar overeengekomen.
2.3
Aan [verzoekster] is in de maanden maart en april 2021 het loon (van Afl. 3.184,03 netto) uitbetaald. [Verzoekster] heeft daarna geen loon meer ontvangen.
2.4
Op enig moment is [verzoekster] door [naam eenmanszaak] op non-actief gesteld, in afwachting van het op orde brengen van de financiën van [naam eenmanszaak].
2.5
Bij brief van 9 september 2021 heeft [verzoekster] (mede namens een collega) het volgende aan [naam eenmanszaak] bericht:
“Geachte Mevrouw [verweerster] en Heer [naam vertegenwoordiger],
Middels deze brief willen we u beiden als werkgever (volgens ons arbeidsovereenkomst) een ultimatum stellen voor het betalen van de achterstallige lonen van vier maanden (mei 2021, juni 2021, juli 201, augustus 2021) verschuldigd aan zowel ik, [verzoekster], (…).
We worden genoodzaakt om jullie uiteindelijk een ultimatum vast te stellen, aangezien het feit dat we nu al vier maanden op onze lonen wachten. Vanaf het begin van onze contract werd van ons flexibiliteit gevraagd, als goede werknemers hebben we hiermee rekening gehouden. Jullie hebben toezeggingen van betaling gemaakt om die 4 maanden te betalen (laatst weer op 31 augustus 2021), maar werkelijke betaling heeft tot nu toe niet plaatsgevonden. Het is oneerlijk, onaanvaardbaar en gruwelijk dat we tot de dag van vandaag niet betaald worden, na al die maanden deugdelijk door te hebben gewerkt. (…).
We nodigen u beiden met spoed, niet later dan maandag, 13 september 2021 13:00 p.m. onze achterstallige lonen en de daarbij behorende wettelijke rente op onze bank rekeningen over te maken.”
2.6 [
naam eenmanszaak] heeft aan het verzoek van [verzoekster] om aan haar het loon uit te betalen geen gehoor gegeven.
2.7
Bij mailbericht van 20 september 2021 heeft [naam vertegenwoordiger] (hierna: [naam vertegenwoordiger]), naar het Gerecht begrijpt: namens [naam eenmanszaak], onder meer als volgt aan [verzoekster] geschreven:
“Op het moment zijn wij met man en macht de nodige aanpassing te structureren. Zodra het binnen de wettelijk kader ressorteert, zal [X] overgaan naar jouw salaris uitbetaling.”

3.HET VERZOEK

3.1 [
Verzoekster] verzoekt het Gerecht om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
a. haar toestemming te verlenen om kosteloos te procederen;
b. [naam eenmanszaak] te veroordelen om aan haar te betalen het bedrag van Afl. 31.840,- aan achterstallige loon, te vermeerderen met de wettelijke rente;
c. elke andere beslissing te nemen die het Gerecht juist voorkomt;
d. [naam eenmanszaak] te veroordelen in de proceskosten.
3.2 [
Verzoekster] heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat [naam eenmanszaak] aan haar loon is verschuldigd, nu [naam eenmanszaak] nagelaten heeft om het loon over de maanden mei 2021 tot en met februari 2022 aan haar uit te betalen. Tussen partijen heeft een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd bestaan tot 1 maart 2022. [naam eenmanszaak] heeft nagelaten om de verplichtingen voortvloeiende uit de arbeidsovereenkomst volledig na te komen.
3.3 [
naam eenmanszaak] heeft als verweer - zo begrijpt het Gerecht - het volgende aangevoerd.
a. a) Op een gegeven moment was het voor [naam eenmanszaak] financieel niet meer haalbaar om aan [verzoekster] het loon uit te betalen. [Verzoekster] is daarom met wederzijds goedvinden op non-actief gesteld in afwachting van betere tijden.
b) [Verzoekster] is zonder medeweten van [naam eenmanszaak] een periode in het buitenland geweest, waardoor zij niet beschikbaar was om het werk te verrichten. Aan [verzoekster] hoeft dan ook het loon over de periode dat zij niet heeft gewerkt, niet te worden betaald.
c) [Verzoekster] is nooit meer ingegaan op het aanbod van [naam eenmanszaak] om de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen.
[naam eenmanszaak] concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [verzoekster] dan wel tot afwijzing van haar verzoek, met compensatie van de proceskosten. Voorts heeft [naam eenmanszaak] het Gerecht verzocht om [verzoekster] te verwijzen naar de onderhandelingstafel, zodat partijen alsnog tot een minnelijke regeling kunnen komen.
3.4
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de beslissing van belang, worden ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het Gerecht stelt voorop dat geen gronden zijn gesteld of gebleken waaruit volgt dat [verzoekster] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzoek. Het ontvankelijkheidsverweer van [naam eenmanszaak] dient daarom verworpen te worden.
4.2
Uit het door [verzoekster] overgelegde bewijs van onvermogen blijkt dat zij niet in staat is om de kosten van deze procedure te dragen. Aan [verzoekster] zal daarom toestemming worden verleend om kosteloos te procederen.
4.3
Niet is in geschil tussen partijen dat de tussen hen aangegane arbeidsovereenkomst niet tussentijds is opgezegd. De arbeidsovereenkomst die tussen partijen heeft bestaan, is dan ook niet eerder tot een einde gekomen dan op 1 maart 2022, zijnde de datum waarop de arbeidsovereenkomst van rechtswege is geëindigd. Dit brengt mee dat [naam eenmanszaak] in principe is gehouden het uit hoofde van deze overeenkomst verschuldigde loon aan [verzoekster] te betalen. Dit is slechts anders indien [verzoekster] niet heeft gewerkt en het niet-werken een omstandigheid is die in redelijkheid voor rekening van [verzoekster] dient te komen.
4.4
Tussen partijen is evenmin in geschil dat [verzoekster] vanaf mei 2021 geen werkzaamheden meer voor [naam eenmanszaak] heeft verricht. [Verzoekster] heeft, nu [naam eenmanszaak] niet ter zitting is verschenen, onweersproken gesteld dat zij door [verweerster] is verzocht niet meer te komen en dat zij zou worden gebeld wanneer zij terug kon komen om haar werkzaamheden weer te verrichten. Op grond hiervan moet worden aangenomen dat het niet verrichten van werkzaamheden, niet aan [verzoekster] is te wijten. Dat [verzoekster] heeft ingestemd dat zij niet langer zou worden betaald, heeft [verzoekster] betwist en is ook op geen enkele wijze (met concrete, voor bewijs vatbare feiten of omstandigheden) door [naam eenmanszaak] onderbouwd. Daarentegen lijkt het (hiervoor in 2.7 weergegeven) mailbericht van [naam vertegenwoordiger] van 20 september 2021 een toezegging in te houden dat het loon wordt doorbetaald. Ook heeft [verzoekster] onweersproken gesteld dat zij zich al die tijd beschikbaar heeft gehouden voor het verrichten van de bedongen werkzaamheden, dat zij in de maanden na april 2021 nog af en toe is opgeroepen om werkzaamheden te verrichten en dat zij steeds om betaling heeft verzocht en dat haar steeds is toegezegd dat tot betaling zou worden overgegaan. Tijdens de comparitie van partijen heeft [verzoekster] voorts gemotiveerd uiteengezet dat zij in november 2021 vanwege familieomstandigheden een aantal weken in het buitenland is geweest en dat dit in overleg met [naam eenmanszaak] is geweest. Gelet hierop, kan het enkele verweer van [naam eenmanszaak] dat [verzoekster] zonder medeweten van [naam eenmanszaak] een periode in het buitenland is geweest en daardoor niet beschikbaar was om het werk te verrichten, niet slagen.
4.5
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat [naam eenmanszaak] is gehouden het gedurende de looptijd van de arbeidsovereenkomst verschuldigde loon aan [verzoekster] te betalen. Dat [naam eenmanszaak], zoals zij heeft aangevoerd, niet in staat was het loon te betalen, doet daar niet aan af. [naam eenmanszaak] heeft dit verweer op geen enkele wijze onderbouwd.
4.6
Dat [naam eenmanszaak], zoals zij tot slot nog heeft aangevoerd, heeft voorgesteld de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen, heeft [verzoekster] weersproken en is door [naam eenmanszaak] niet nader onderbouwd. Het verweer dat [verzoekster] ten onrechte nooit op dat voorstel is ingegaan, kan daarom reeds om die reden niet slagen.
Slotsom
4.7
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat [naam eenmanszaak] is gehouden het gevorderde loon aan [verzoekster] te betalen. Nu [naam eenmanszaak] het door [verzoekster] gestelde bedrag van Afl. 31.840,- aan achterstallig loon niet heeft betwist, zal dit bedrag worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente zal, nu dit deel van de vordering niet is gespecificeerd en onderbouwd, worden toegewezen als na te melden.
4.8
Het verzoek van [naam eenmanszaak] om partijen te gelasten te onderhandelen teneinde tot een minnelijke regeling te komen, is niet toewijsbaar. Niet alleen kan door het Gerecht daartoe niet worden beslist, ook had het, indien zij tot een regeling had willen komen, op de weg van [naam eenmanszaak] gelegen om op de (herhaald bepaalde) comparitie van partijen te verschijnen.
4.9 [
naam eenmanszaak] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [verzoekster], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 50,- aan (aan de griffier van dit Gerecht te betalen) verschotten (griffiegeld) en Afl. 2.500,-- aan (niet aan de griffier van dit Gerecht te betalen) salaris voor de gemachtigde (2 punten, tarief 5 ad Afl. 1.250,-- per punt).
4.1
Al het bovenstaande leidt tot de volgende beslissing.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
5.1
verleent aan [verzoekster] toestemming om kosteloos te procederen;
5.2
veroordeelt [naam eenmanszaak] om aan [verzoekster] te betalen het bedrag van Afl. 31.840,- aan achterstallig loon, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf heden tot de dag der volledige voldoening;
5.3
veroordeelt de [naam eenmanszaak] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [verzoekster], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 50,-- aan (aan de griffier van dit Gerecht te betalen) verschotten en Afl. 2.500,-- aan (niet aan de griffier van dit Gerecht te betalen) salaris voor de gemachtigde pro deo
5.4
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Deze beschikking is gegeven door mr. T.A.M. Tijhuis, rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op 7 februari 2023 in aanwezigheid van de griffier.