ECLI:NL:OGEAA:2023:350

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
AUA202204565
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens verzuim in machtiging en identificatie

In deze zaak heeft de Minister van Justitie en Sociale Zaken (appellant) beroep ingesteld tegen de beslissing van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, die op 17 november 2022 het bezwaarschrift van appellant tegen een uitzettingsbevel ongegrond verklaarde. Appellant, geboren in Venezuela, was op 14 juni 2018 Aruba binnengekomen met een tijdelijke verblijfsvergunning. Na een asielaanvraag die op 16 april 2020 ongegrond werd verklaard, ontving hij op 27 mei 2022 een uitzettingsbevel en een terugkeerverbod van 54 maanden. Appellant diende op 30 mei 2022 bezwaar in, maar dit werd door de verweerder afgewezen.

Het beroep werd op 29 december 2022 pro forma ingediend en op 23 februari 2023 aangevuld. Tijdens de zitting op 31 mei 2023 was appellant niet aanwezig, ondanks een behoorlijke oproep. Het gerecht bood appellant de kans om verzuimen te herstellen, maar de gemachtigde, drs. M.L. Hassell, kon geen geldige machtiging en identiteitsbewijs overleggen. De machtiging die werd ingediend, wekte twijfels over de authenticiteit, wat leidde tot de conclusie dat het verzuim niet was hersteld.

Uiteindelijk verklaarde het gerecht het beroep niet-ontvankelijk, omdat niet voldaan was aan de wettelijke vereisten voor het indienen van het beroepschrift. De rechter, mr. A.J. Martijn, gaf aan dat er geen grond was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan op 6 december 2023, en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie.

Uitspraak

Uitspraak van 6 december 2023
Lar nr. AUA202204565

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellant],

APPELLANT,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE EN SOCIALE ZAKEN,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beslissing op bezwaar van 17 november 2022 heeft verweerder het bezwaarschrift van 30 mei 2022 van appellant tegen het uitzettingsbevel van 27 mei 2022 ongegrond verklaard (bestreden beslissing).
Tegen de bestreden beslissing heeft appellant op 29 december 2022 bij dit gerecht een pro-forma beroepschrift ingediend en dit op 23 februari 2023 aangevuld.
Op 30 mei 2023 heeft verweerder stukken ingediend.
Appellant heeft op 30 mei 2023 schriftelijk op de stukken gereageerd.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 mei 2023. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Appellant is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
Bij e-mailbericht van 31 mei 2023 heeft het gerecht appellant in de gelegenheid gesteld om een verzuim te herstellen.
Appellant heeft op 13 juni 2023 per e-mail stukken ingediend.
Verweerder heeft zich bij akte van 14 juni 2023 daarover uitgelaten.
Bij e-mailbericht van 7 augustus 2023 heeft het gerecht appellant wederom in de gelegenheid gesteld om uiterlijk op 28 augustus 2023 een verzuim te herstellen.
Appellant heeft op 7 augustus 2023 per e-mail daarop gereageerd.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1
Appellant, geboren op [geboortedatum] 1973 in Venezuela, is Aruba op 14 juni 2018 binnengekomen met een toegestane verblijfsduur van dertig dagen.
1.2
Op14 februari 2020 heeft appellant een asielaanvraag ingediend.
1.3
Bij beschikking van 16 april 2020 is die asielaanvraag kennelijk ongegrond verklaard.
1.4
Bij bevelschrift van 27 mei 2022 heeft verweerder de uitzetting van appellant bevolen en aan hem een terugkeerverbod opgelegd van 54 maanden.
1.5
Hiertegen heeft appellant op 30 mei 2022 bezwaar gemaakt.
1.6
Bij de bestreden beslissing heeft verweerder dat bezwaar ongegrond verklaard.
De standpunten van partijen
2.1
Het betoog van appellant strekt ertoe - kort gezegd - om het beroep gegrond te verklaren wegens strijdigheid met artikel 15 van de Lar en artikel 17, derde lid, in samenhang met artikel 15, derde lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu).
2.2
Verweerder heeft primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het beroep, nu niet afdoende blijkt dat de gemachtigde over een machtiging beschikt om namens appellant beroep in te stellen tegen de bestreden beslissing. Voorts heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de bestreden beslissing zorgvuldig is voorbereid. Aan appellant is bij de afwijzende asielbeschikking voldoende tijd gegund om orde op zaken te stellen om Aruba te verlaten. Er ligt geen advies van de Lar bezwaaradviescommissie (bac) omdat deze commissie toen niet actief was wegens het ontbreken van commissieleden. Voorts is verweerder niet verplicht om een advies van de bac te volgen, aldus nog steeds verweerder.
Het wettelijk kader
3.1
Ingevolge artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e, van de Lar, bevat het beroepschrift ten minste een ondertekening door of namens de indiener.
Ingevolge het tweede lid wordt, indien de indiening geschiedt door een gemachtigde die niet als advocaat is ingeschreven bij het Hof, tevens de machtiging overgelegd.
3.2
Ingevolge artikel 31, eerste lid, wordt, indien niet is voldaan aan enig bij wettelijk voorschrift gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het beroepschrift, de indiener binnen een week na de ontvangst daarvan in de gelegenheid gesteld het verzuim binnen een bepaalde termijn te herstellen.
Ingevolge het tweede lid, kan, indien het verzuim niet of niet volledig wordt hersteld, het beroepschrift uiterlijk binnen twee weken na ontvangst van het antwoord van de indiener of na het verstrijken van de daarvoor gestelde termijn niet-ontvankelijk worden verklaard.
De beoordeling
4.1
Zoals hiervoor onder rechtsoverweging 3.1 is overwogen, dient ingevolge artikel 29, tweede lid, van de Lar, indien het beroepschrift is ondertekend door een gemachtigde, die niet als advocaat is ingeschreven bij het Hof, bij de indiening daarvan tevens een machtiging te worden overgelegd. Het gerecht voert het beleid dat de handtekening van de indiener op de machtiging wordt vergeleken met die in zijn paspoort, zulks ter vaststelling of een beroepschrift namens de indiener is ondertekend als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e, van de Lar. Indien de overgelegde machtiging aanleiding geeft tot twijfel, dient een gelegaliseerde handtekening te worden overgelegd, tenzij betrokkene in persoon ter zitting verschijnt.
4.2
In dit geval is het beroepschrift ondertekend door drs. M.L. Hassell. Deze gemachtigde is niet als advocaat ingeschreven bij het Hof, zodat ingevolge artikel 29, tweede lid, van de Lar tevens een machtiging dient te worden overgelegd. Bij de indiening van het beroepschrift is een ongedateerde machtiging en een kopie van het al op 30 juni 2019 verlopen paspoort van appellant overgelegd. Naar aanleiding hiervan is bij het gerecht twijfel ontstaan over de toereikendheid van de machtiging. Met toepassing van artikel 31, eerste lid, van de Lar heeft het gerecht besloten om appellant in de gelegenheid te stellen om dit verzuim te herstellen. Bij e-mailbericht van 30 mei 2023 heeft het gerecht de gemachtigde verzocht om een nieuwe gedateerde machtiging en een kopie van een geldig paspoort te overleggen, waarbij aan hem ook te kennen is gegeven dat indien het verzuim niet binnen een bepaalde termijn is hersteld, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Bij e-mailbericht van 13 juni 2023 heeft de gemachtigde het gerecht een nieuwe machtiging toegestuurd (gedateerd 11 juni 2023), zonder daarbij ook een kopie van een geldig paspoort (of een ander identiteitsbewijs) te overleggen. De handtekening op de nieuwe machtiging is identiek aan de handtekening op de ongedateerde machtiging; op beide documenten raakt/snijdt de handtekening de stippellijn precies op dezelfde plekken. Daar komt bij dat de stippellijn schuin staat ten opzichte van de tekst op de nieuwe machtiging. Naar het oordeel van het gerecht duidt dit er vooralsnog op dat er knip- en plakwerk (van de handtekening van appellant) op de nieuwe machtiging is verricht, waardoor er een sterk vermoeden bestaat dat drs. M.L. Hassell niet gemachtigd is om deze procedure namens appellant te voeren. Bij e-mailbericht van 7 augustus 2023 heeft het gerecht drs. M.L. Hassell erop gewezen dat nog steeds geen kopie van een geldig paspoort is overgelegd en hem wederom de mogelijkheid gegeven om dat te doen. Ook is aan hem verzocht om dit keer een gelegaliseerde handtekening van appellant te overleggen. Bij
e-mailbericht van dezelfde datum heeft drs. M.L. Hassell te kennen gegeven dat appellant niet over een geldig paspoort beschikt, dat van hem niet kan worden gevergd om ten overstaan van een in Aruba erkende notaris te verschijnen, en dat legalisatie in het buitenland (Venezuela) een heilloze weg is en onnodige kosten met zich brengt. Volgens de gemachtigde moet daarom worden volstaan met de reeds overgelegde machtigingen.
4.3
Het voorgaande in aanmerking nemende, komt het gerecht tot het oordeel dat het verzuim niet is hersteld. In de omstandigheden die drs. M.L. Hassell nog naar voren heeft gebracht ziet het gerecht geen grond om tot een andersluidend oordeel te komen. Het gerecht zal daarom, lettend op artikel 31 van de Lar, het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen grond.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. Martijn, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 december 2023 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.