ECLI:NL:OGEAA:2023:348

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
AUA202300687
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bevel tot uitzetting van een Keniaanse burger in Aruba

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 15 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een bevel tot uitzetting van een Keniaanse burger, appellant, die sinds 1999 in Aruba verblijft. Appellant had in totaal negen vergunningen tot tijdelijk verblijf ontvangen, waarvan de laatste geldig was tot 1 juli 2014. Op 6 juni 2022 werd een bevel tot uitzetting uitgevaardigd, waartegen appellant op 14 juli 2022 bezwaar maakte. De bestreden beslissing op bezwaar, gedateerd 6 december 2022, verklaarde het bezwaar ongegrond. Appellant heeft op 24 februari 2023 beroep ingesteld, maar dit werd aanvankelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat het buiten de termijn was ingediend. Appellant betoogde echter dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat de beslissing naar een voormalige gemachtigde was gestuurd. Het Gerecht oordeelde dat de bestreden beslissing op incorrecte wijze was verzonden en dat appellant het beroep tijdig had ingediend. Het Gerecht oordeelde dat de bestreden beslissing niet voldoende gemotiveerd was, omdat verweerder geen belangenafweging had gemaakt. De uitspraak leidde tot de conclusie dat het beroep gegrond was en de bestreden beslissing vernietigd moest worden. Verweerder werd opgedragen om binnen drie maanden een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van appellant, en werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

Uitspraak van 15 november 2023
Lar nr. AUA202300687

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellant],

domicilie kiezende in Aruba,
APPELLANT,
gemachtigde: voorheen de advocaat mr. J.F.M.R. Scheper, nu de advocaat
mr. G.L. Griffth,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE EN SOCIALE ZAKEN,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beslissing op bezwaar van 6 december 2022 (bestreden beslissing) heeft verweerder het bezwaar van appellant, gericht tegen het bevelschrift tot uitzetting van 6 juni 2022, ongegrond verklaard.
Tegen de bestreden beslissing heeft appellant op 24 februari 2023 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Verweerder heeft op 19 juni 2023 stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 4 oktober 2023. Appellant is verschenen bij zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 27, eerste lid, van de Lar bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken en gaat deze in op de dag na die waarop de beslissing op het bezwaarschrift is gedagtekend.
1.2
Ingevolge artikel 28, eerste lid, van de Lar voor zover thans van belang, wordt een beroepschrift niet-ontvankelijk verklaard, indien het is ingediend, nadat de termijn is verstreken.
Ingevolge het derde lid blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift, niet-ontvankelijkverklaring op die grond achterwege indien de indiener aannemelijk maakt dat hij het geschrift heeft ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs verlangd kon worden en het tegendeel daarvan niet blijkt.
1.3
De bestreden beslissing is gedagtekend 6 december 2022. Dit betekent dat de beroepstermijn is aangevangen op 7 december 2022 en is geëindigd op 17 januari 2023. Het op 24 februari 2023 ingediende beroepschrift is dan ook buiten de beroepstermijn ingediend (zie 1.2).
1.4
Appellant betoogt dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, nu de bestreden beslissing naar een voormalige gemachtigde is verstuurd, terwijl verweerder van de nieuwe gemachtigde op de hoogte is gebracht. Appellant heeft eerst op 14 februari 2023 kennisgenomen van de bestreden beslissing en heeft op 24 februari 2023 daartegen beroep ingesteld.
1.5
Naar het oordeel van het gerecht is genoegzaam uit de stukken gebleken dat de voormalige gemachtigde van appellant op het moment van de toezending van de bestreden beslissing niet langer gemachtigde was van appellant. Verweerder is namelijk per mail op de hoogte gesteld dat de voormalige gemachtigde van appellant niet meer namens hem optrad. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat er veel emails bij hem zijn binnengekomen en dat de email met het bericht van desisteren is gemist. Uit het voorgaande volgt dat de afgifte van de bestreden beslissing op incorrecte wijze is geschied en dat moet worden aangenomen dat appellant 14 februari 2023 de bestreden beslissing heeft ontvangen. Appellant heeft zijn beroepschrift ingediend zo spoedig mogelijk als dit redelijkerwijs verlangd kon worden. Het beroep is ontvankelijk.
De feiten
2.1
Appellant, geboren op [geboortedatum] 1978 in Kenya en van Keniaanse nationaliteit, is op 5 oktober 1999 Aruba binnengekomen.
2.2
Aan appellant zijn in de periode 2001 tot en met 2014 in totaal negen vergunningen tot tijdelijk verblijf afgegeven. Zijn laatste vergunning was geldig tot 1 juli 2014.
2.3
Bij bevelschrift van 6 juni 2022 heeft verweerder de uitzetting van appellant bevolen. Tevens heeft verweerder aan appellant een periode van niet toelating opgelegd van 96 maanden.
2.4
Hiertegen heeft appellant op 14 juli 2022 bezwaar gemaakt.
2.5
Op 6 september 2022 heeft appellant een aanvraag ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verblijf om als “Cook helper” werkzaam te zijn bij Bereshit Enterprises (Excelencia Restaurant).
1.6
Bij bestreden beslissing op bezwaar van 6 december 2022 heeft verweerder het onder 2.4 genoemd bezwaar ongegrond verklaard. In de bestreden beslissing staat onder meer:
“(…)
Blijkens onze registers verblijft u sedert d.d. 1 juli 2014 zonder geldige verblijfstitel op Aruba. Artikel 15 LTU bevat de gronden voor uitzetting van personen. Ten tijde van het uitvaardigen van het bevelschrift tot uitzetting heeft u gehandeld in strijd met artikel 15 eerste lid, onder sub d, van de LTU. (…)
De Guarda Nos Costa is het bestuursorgaan belast met de handhaving en uitzetting van vreemdelingen die zich illegaal op Aruba bevinden en voert voornoemde taken namens de minister van Justitie. De verder door u aangevoerde gronden met betrekking tot beleidsinstructies van de minister van Integratie zijn niet van toepassing en dient u deze te verwijzen aan het bestuursorgaan DIMAS.
(…).”
2.7
Bij beschikking van 6 maart 2023 heeft de minister van Arbeid, Energie en Integratie de onder 2.5 genoemde aanvraag afgewezen. Hiertegen heeft appellant op 3 juli 2023 bezwaar gemaakt.
Het wettelijk kader
3. Ingevolge artikel 15, eerste lid, aanhef en onder d, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) kunnen uitgezet worden personen die tot tijdelijk verblijf werden toegelaten, wanneer zij in het land worden aangetroffen, nadat de geldigheidsduur van hun tijdelijke verblijfsvergunning is verstreken of nadat de geldigheid van de vergunning door enige andere oorzaak is vervallen.
Ingevolge het tweede lid geschiedt de uitzetting krachtens een met redenen omkleed bevelschrift van de minister, belast met justitiële aangelegenheden, houdende het bevel Aruba binnen een daarbij te bepalen termijn te verlaten. Het bevelschrift vermeldt de periode waarin aan de betrokkene de toelating tot Aruba zal worden geweigerd; deze periode bedraagt ten hoogste acht jaar.
De beoordeling
4.1
Appellant heeft aangevoerd dat verweerder in strijd met artikel 15 van de Lar het bezwaarschrift niet in handen van de bezwaarcommissie heeft gesteld. Uit de wet volgt dat verweerder het bezwaarschrift in handen van de bezwaaradviescommissie moet stellen.
Het Gerecht stelt vast dat het bezwaarschrift niet in handen van de bezwaaradviescommissie is gesteld. Verweerder heeft dat ter zitting ook erkend. Nu verweerder het bezwaarschrift niet niet-ontvankelijk heeft verklaard, is het bezwaar in strijd met artikel 15 van de Lar niet in handen van de bezwaaradviescommissie gesteld. Deze beroepsgrond slaagt. De bestreden beslissing komt daarom voor vernietiging in aanmerking.
4.2
Appellante heeft verder aangevoerd dat de bestreden beslissing ondeugdelijk is gemotiveerd nu verweerder geen belangenafweging heeft gemaakt. Zo heeft appellant betoogt dat hij in het verleden diverse verblijfsvergunningen heeft gehad, hij reeds vierentwintig jaren woonachtig is op Aruba en geen band meer heeft met Kenia en dat hij een aanvraag heeft ingediend voor een vergunning tot tijdelijk verblijf. Dit beroep van appellant op het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel slaagt. Het Gerecht motiveert dat als volgt.
Artikel 15 van de Ltu geeft verweerder een discretionaire bevoegdheid. De bepaling is als een “kan”-bepaling geformuleerd. Verweerder zal bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid alle relevante belangen moeten inventariseren en vervolgens moeten afwegen. Verweerder heeft in de bestreden beslissing in het geheel niet toegelicht waarom hij met de door appellant aangevoerde belangen geen rekening heeft gehouden. Het slechts herhalen van het bevelschrift tot uitzetting kan niet als een motivering van het bestreden besluit worden aangemerkt. Het had op de weg van verweerder gelegen om ook de door appellant aangevoerde belangen te betrekken bij de door hem te maken afweging. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat langdurig illegaal verblijf altijd zwaarder weegt. Als dat aan de orde is, is een belangenafweging dus niet nodig. Het gerecht volgt verweerder daarin niet. Gelet op de formulering van artikel 15 van de Ltu en het zorgvuldigheidsbeginsel zal verweerder altijd de relevante belangen moeten inventariseren en afwegen. En het motiveringsbeginsel verplicht verweerder om die inventarisatie en afweging op een duidelijke manier te motiveren in een beschikking. Verweerder zal dat alsnog moeten doen.
4.3
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep gegrond dient te worden verklaard. De bestreden beslissing dient te worden vernietigd. Verweerder zal worden opgedragen een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
4. Het gerecht ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten van deze procedure, welke worden begroot op Afl. 700,- aan rechtskundige bijstand (1 punt voor het indienen van het beroep en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, waarde per punt Afl. 700,-, wegingsfactor 1). Het gerecht zal voorts de teruggave van het gestorte griffierecht van Afl. 25,- gelasten.
5. Beslist wordt als volgt.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden beslissing op bezwaar van 6 december 2022;
- bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing dient te nemen op het bezwaar van appellant;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door appellante voor dit geding gemaakte kosten aan rechtskundige bijstand, begroot op Afl. 1.400,-;
- gelast de teruggave van het door appellant gestorte griffierecht van Afl. 25,-.
Deze beslissing is gegeven door mr. drs. S. Lanshage, rechter in dit gerecht, en wordt geacht in het openbaar te zijn uitgesproken op 15 november 2023 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.