ECLI:NL:OGEAA:2023:347

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
AUA202302063
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing verzoek om openbaarmaking van documenten inzake Venezolaanse asielzoekers

In deze zaak heeft de appellant, de Minister van Justitie en Sociale Zaken, beroep ingesteld tegen de beslissing van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, die op 22 mei 2023 het bezwaar van de appellant tegen de afwijzing van zijn verzoek om openbaarmaking van documenten ongegrond verklaarde. Het verzoek betrof informatie over paspoorten van Venezolaanse asielzoekers die in 2019 in bewaring zijn gehouden. De appellant had eerder, op 14 januari 2020, verzocht om openbaarmaking van deze documenten op basis van de Landsverordening openbaarheid van bestuur (Lob). De verweerder, de Minister van Justitie en Sociale Zaken, had het verzoek afgewezen op 28 maart 2022, en het bezwaar daartegen werd later ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 4 oktober 2023 was de appellant niet aanwezig, maar de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Het Gerecht heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de verweerder niet de juiste procedure heeft gevolgd door het bezwaarschrift niet in handen van de bezwaaradviescommissie te stellen, wat in strijd is met artikel 15 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Bovendien heeft het Gerecht geoordeeld dat de motivering van de afwijzing van het verzoek om openbaarmaking onvoldoende was, omdat verweerder niet duidelijk heeft gemaakt waarom openbaarmaking van de gevraagde informatie in strijd zou zijn met de wet.

Het Gerecht heeft daarom het beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing vernietigd en verweerder opgedragen om binnen drie maanden een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van de appellant, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is de teruggave van het griffierecht gelast. De uitspraak is gedaan door mr. drs. S. Lanshage op 15 november 2023.

Uitspraak

Uitspraak van 15 november 2023
Lar nr. AUA202302063

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Appellant],

wonende in Aruba,
APPELLANT,
procederend in persoon,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE EN SOCIALE ZAKEN,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beslissing op bezwaar van 22 mei 2023 (de bestreden beslissing) heeft verweerder het bezwaar van appellant, gericht tegen de beschikking van 28 maart 2022 waarbij verweerder het verzoek van appellant tot openbaarmaking op grond van de Landsverordening openbaarheid van bestuur (Lob) van in 2019 in bewaring gehouden paspoorten heeft afgewezen, ongegrond verklaard.
Tegen de bestreden beslissing heeft appellant op 19 juni 2023 beroep ingesteld bij dit gerecht.
Het gerecht heeft het beroep behandeld ter zitting van 4 oktober 2023. Appellant is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Desgevraagd heeft verweerder op 12 oktober 2023 een stuk ingediend.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

1.1
Bij brief van 14 januari 2020 heeft appellant verweerder verzocht om openbaarmaking krachtens de Lob van alle documenten waaruit blijkt hoeveel paspoorten in 2019 in bewaring zijn gehouden van Venezolaanse Asielzoekers door de afdeling Vreemdelingentoezicht.
1.2
Bij beschikking van 28 maart 2022 heeft verweerder het Lob-verzoek van appellant afgewezen.
1.3
Hiertegen heeft appellant op 28 april 2022 bezwaar gemaakt.
1.4
Bij bestreden beslissing van 22 mei 2023 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
De bestreden beslissing
2. Aan de bestreden beslissing heeft verweerder ten grondslag gelegd dat de verzochte informatie het toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften in het gedrang brengt, dat de openbaarmaking onevenredig nadeel voor het bestuursorgaan met zich meebrengt, dat de openbaarmaking indruist op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van derden en dat appellant niet heeft onderbouwd waarom zijn belang zwaarder weegt dan het belang van het Land in deze. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat het bezwaar niet in handen van de bezwaaradviescommissie is gesteld, omdat de commissie voor langere tijd inactief was wegens het gebrek aan leden.
Het beroep
3. Appellant heeft - kort samengevat – het volgende aangevoerd. Verweerder heeft in de eerste plaats in strijd met artikel 15 van de Lar het bezwaarschrift niet in handen van de bezwaarcommissie heeft gesteld. Verder is het bestreden besluit onbevoegd genomen door de ambtenaar [ambtenaar], nu deze niet bevoegd is om namens verweerder op het bezwaar te beslissen. De bestreden beslissing is ook ondeugdelijk is gemotiveerd. Verweerder heeft namelijk nagelaten om te motiveren waarom het bestuursorgaan nadeel zal ondervinden en waarom aan het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer meer gewicht dient te worden toegekend.
Wettelijk kader
4.1
Ingevolge artikel 15, van de Lar stelt het bestuursorgaan, tenzij het bezwaarschrift op grond van artikel 12, eerste lid, of artikel 14, tweede lid, niet-ontvankelijk heeft verklaard, het bezwaarschrift en de daarop betrekking hebbende stukken in handen van de bezwaaradviescommissie:
a. uiterlijk binnen twee weken na ontvangst van het bezwaarschrift, of
b. indien toepassing is gegeven aan artikel 14, eerste lid, uiterlijk binnen twee weken na ontvangst van het antwoord van de indiener of na het verstrijken van de daarvoor gestelde termijn.
4.2
Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Lob wordt onder de minister verstaan: de minister wie het aangaat.
4.3
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Lob kan een ieder de minister schriftelijk verzoeken om informatie, neergelegd in documenten.
4.4
Ingevolge artikel 3, derde lid, van de Lob deelt de minister de beslissing op het verzoek schriftelijk aan de verzoeker mede; een gehele of gedeeltelijke afwijzing wordt gemotiveerd.
4.5
Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Lob geeft de minister gevolg aan het verzoek door van de documenten waarop het verzoek betrekking heeft:
a. kopie te geven of de letterlijke inhoud in andere vorm te verstrekken,
b. een schriftelijke samenvatting van de inhoud te verstrekken,
c. lezing van de inhoud toe te staan, of
d. mondeling informatie omtrent de inhoud te doen verstrekken.
Ingevolge het tweede lid wordt bij het kiezen van de vorm waarin aan het verzoek gevolg wordt gegeven, rekening gehouden met de voorkeur van de verzoeker, met het belang van een vlotte voortgang van de werkzaamheden van de administratie en met de artikelen 8 en 9.
Ingevolge het derde lid is verzoeker daarvoor retributie verschuldigd indien informatie wordt verstrekt op een wijze als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of onderdeel b.
4.5
Ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Lob blijft het verstrekken van informatie achterwege, voor zover dit:
a. de eenheid van de regering in gevaar zou kunnen brengen;
b. de veiligheid van het Land zou kunnen schaden;
c. informatie betreft, afkomstig van een bestuursorgaan van een ander land van het Koninkrijk, die in het desbetreffende land op grond van de aldaar geldende wettelijke regelingen niet zou worden verstrekt;
d. bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn medegedeeld.
Ingevolge het tweede lid blijft het verstrekken van informatie voorts achterwege, voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen een van de navolgende belangen:
a. de economische of financiële belangen van het Land;
b. de opsporing en vervolging van strafbare feiten;
c. het toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften;
d. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
e. het belang dat de geadresseerde erbij heeft als eerste kennis te kunnen nemen van de informatie;
f. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen, dan wel van derden.
De beoordeling
5.1
Over de vraag of de bestreden beslissing bevoegd is genomen, overweegt het Gerecht als volgt. Het Gerecht heeft ambtshalve onderzocht of verweerder de bevoegde minister is om op het Lob-verzoek van eiser te beslissen. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder toegelicht dat alleen in het kader van vreemdelingenbewaring het kan zijn dat een vreemdeling zijn paspoort moet inleveren. Vreemdelingenbewaring is een onderwerp dat valt onder de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van verweerder. Het Gerecht volgt verweerder in deze toelichting. Verweerder was dus bevoegd op het Lob-verzoek te beslissen. Het Gerecht overweegt over de beroepsgrond van appellant dat de ambtenaar
[ambtenaar] niet bevoegd was om namens verweerder op het bezwaar te beslissen als volgt. Op 12 oktober 2023 heeft verweerder een kopie van de ministeriële beschikking van
2 maart 2023 overgelegd waaruit blijkt dat de ambtenaar [ambtenaar] gemandateerd is om namens verweerder op het bezwaar te beslissen. Het betoog van appellant dat de bestreden beslissing onbevoegd is genomen, slaagt dus niet.
5.2
Het standpunt van appellant dat verweerder eerst de hoorzitting bij de bezwaaradviescommissie moest afwachten voordat hij op het bezwaar kon beslissen, vindt geen steun in de wet. Uit de wet volgt wel dat verweerder het bezwaarschrift in handen van de bezwaaradviescommissie moet stellen. In dit geval heeft verweerder ter zitting erkend dat het bezwaarschrift niet in handen van de bezwaaradviescommissie is gesteld. Nu verweerder het bezwaarschrift niet niet-ontvankelijk heeft verklaard, is het bezwaar in strijd met artikel 15 van de Lar niet in handen van de bezwaaradviescommissie gesteld. Deze beroepsgrond slaagt. De bestreden beslissing komt daarom voor vernietiging in aanmerking.
5.3.1
Ook het beroep van appellant op het motiveringsbeginsel slaagt. Het Gerecht motiveert dat als volgt.
5.3.2
Een gehele of gedeeltelijke afwijzing wordt ingevolge artikel 3, derde lid van de Lob, gemotiveerd. Verweerder heeft in de bestreden beslissing in het geheel niet toegelicht waarom de verzochte informatie het toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften in het gedrang brengt, waarom de openbaarmaking onevenredig nadeel voor het bestuursorgaan met zich brengt en waarom de openbaarmaking indruist op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van derden. Het slechts verwijzen naar de toepasselijke artikelen van de Lob kan niet als een motivering van het bestreden besluit worden aangemerkt. Daaruit blijkt immers slechts het wettelijk kader maar niet welke afweging verweerder in dit concrete geval heeft gemaakt. Dat de bestreden beslissing niet is gemotiveerd wringt te meer, nu eiser ook in de bezwaarfase al een beroep op het motiveringsbeginsel had gedaan. Het had op de weg van verweerder gelegen om sowieso maar zeker naar aanleiding van deze bezwaargrond van eiser in de bestreden beslissing duidelijk te beargumenteren waarom de weigeringsgronden uit de Lob zich wel of niet voordoen. Verweerder zal dat alsnog moeten doen.
5.4
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep gegrond dient te worden verklaard. De bestreden beslissing dient te worden vernietigd. Verweerder zal worden opgedragen een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding nu appellant in persoon procedeert. Wel zal het Gerecht de teruggave van het gestorte griffierecht van Afl. 25,- gelasten.
7. Beslist wordt als volgt.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden beslissing op bezwaar van 22 mei 2023;
- bepaalt dat verweerder binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing dient te nemen op het bezwaar van appellant;
- gelast de teruggave van het door appellant gestorte griffierecht van Afl. 25,-.
Deze beslissing is gegeven door mr. drs. S. Lanshage, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 november 2023 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.