In deze zaak heeft de appellant, de Minister van Justitie en Sociale Zaken, beroep ingesteld tegen de beslissing van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, die op 22 mei 2023 het bezwaar van de appellant tegen de afwijzing van zijn verzoek om openbaarmaking van documenten ongegrond verklaarde. Het verzoek betrof informatie over paspoorten van Venezolaanse asielzoekers die in 2019 in bewaring zijn gehouden. De appellant had eerder, op 14 januari 2020, verzocht om openbaarmaking van deze documenten op basis van de Landsverordening openbaarheid van bestuur (Lob). De verweerder, de Minister van Justitie en Sociale Zaken, had het verzoek afgewezen op 28 maart 2022, en het bezwaar daartegen werd later ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 4 oktober 2023 was de appellant niet aanwezig, maar de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Het Gerecht heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de verweerder niet de juiste procedure heeft gevolgd door het bezwaarschrift niet in handen van de bezwaaradviescommissie te stellen, wat in strijd is met artikel 15 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar). Bovendien heeft het Gerecht geoordeeld dat de motivering van de afwijzing van het verzoek om openbaarmaking onvoldoende was, omdat verweerder niet duidelijk heeft gemaakt waarom openbaarmaking van de gevraagde informatie in strijd zou zijn met de wet.
Het Gerecht heeft daarom het beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing vernietigd en verweerder opgedragen om binnen drie maanden een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van de appellant, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is de teruggave van het griffierecht gelast. De uitspraak is gedaan door mr. drs. S. Lanshage op 15 november 2023.