ECLI:NL:OGEAA:2023:345

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
27 mei 2024
Zaaknummer
AUA202203527
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake boete opgelegd door Minister van Arbeid, Energie en Integratie

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 25 oktober 2023 uitspraak gedaan in een beroep dat was ingesteld door de appellante, CUTS & CURVES PROJECT DEVELOPER VBA, tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar bezwaar door de Minister van Arbeid, Energie en Integratie. De Minister had op 26 januari 2022 een boete van Afl. 75.000,- opgelegd wegens overtreding van artikel 23, derde lid, van de Landsverordening arbeid. Appellante had op 14 oktober 2022 beroep ingesteld tegen de beslissing van 30 september 2022, waarin het bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard omdat het bezwaarschrift te laat zou zijn ingediend. Tijdens de zitting op 14 juni 2023 heeft appellante betoogd dat zij het bezwaarschrift op 8 maart 2022 per fax had ingediend, wat door de Minister werd betwist. De rechter heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift binnen de wettelijke termijn was ingediend en dat de bestreden beslissing onterecht was. De rechter heeft het beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing vernietigd en de Minister opgedragen binnen twee maanden een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van appellante. Tevens is de Minister veroordeeld in de proceskosten van Afl. 1.400,- en dient het griffierecht van Afl. 25,- aan appellante te worden terugbetaald.

Uitspraak

Uitspraak van 25 oktober 2023
Lar nr. AUA202203527

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

CUTS & CURVES PROJECT DEVELOPER VBA,

gevestigd in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: de advocaat mr. J.A.R. Bryson,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN ARBEID, ENERGIE EN INTEGRATIE,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: de advocaat mr. R.A. Wix.

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 26 januari 2022 heeft verweerder aan appellante een boete opgelegd van Afl. 75.000,- wegens het overtreden van artikel 23, derde lid, van de Ltu.
Bij beslissing op bezwaar van 30 september 2022 (de bestreden beslissing) heeft verweerder het daartegen door appellante gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Daartegen heeft appellante op 14 oktober 2022 bij dit gerecht beroep ingesteld.
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 14 juni 2023. Appellante is verschenen bij haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De standpunten van partijen

1.1
Aan de bestreden beslissing heeft verweerder ten grondslag gelegd dat het bezwaarschrift te laat is ingediend, nu het bezwaarschrift is ingediend op 16 maart 2022 en de bezwaartermijn eindigde op 9 maart 2022.
1.2
Appellante betoogt, onder overlegging van een faxbewijs, dat verweerder het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, nu zij het bezwaarschrift op 8 maart 2022 per fax heeft ingediend.
Het wettelijk kader
2. Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Lar, kan degene die door een beschikking rechtstreeks in zijn belang is getroffen, het bestuursorgaan verzoeken de beschikking in heroverweging te nemen, tenzij deze op bezwaar is genomen.
Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Lar bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken en gaat in op de dag na die waarop de beschikking is gedagtekend.
Ingevolge artikel 12, eerste lid, van de Lar wordt het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard indien het is ingediend voordat de termijn is ingegaan of nadat de termijn is verstreken.
De beoordeling
3. De beschikking, waartegen appellante bezwaar heeft gemaakt, is gedagtekend op 26 januari 2022. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken en gaat in op de dag na die waarop de beschikking is gedagtekend, zodat de termijn is geëindigd op 9 maart 2022.
4. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat appellante op 8 maart 2022 een bezwaarschrift middels fax heeft ingediend, en vervolgens op 16 maart 2022 een exemplaar daarvan in hardcopy. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder desgevraagd te kennen gegeven dat op het bezwaarschrift twee stempels zijn geplaatst, waaronder een stempel van 8 maart 2023. Verweerder heeft daarbij te kennen gegeven dat de bestreden beslissing niet op goede gronden is genomen en dat deze ingetrokken zal worden. Dat laatste heeft verweerder evenwel nagelaten, zodat alsnog op het beroep dient te worden beslist.
5. Nu vast staat dat het bezwaarschrift binnen de in artikel 11 van de Lar vastgestelde termijn is ingediend, dient de bestreden beslissing te worden vernietigd, omdat het bezwaar daarbij ten onrechte wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk is verklaard. Het beroep is derhalve gegrond.
6. Verweerder zal worden veroordeeld in de kosten van dit geding. De proceskostenvergoeding kan worden berekend op Afl. 1.400,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt Afl. 700,-).

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden beslissing;
- bepaalt dat verweerder binnen twee maanden na dagtekening van deze uitspraak een nieuwe beslissing dient te nemen op het bezwaar van appellante, met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, welke worden begroot op een bedrag van Afl. 1.400,- aan gemachtigdensalaris;
- gelast dat het door appellante gestorte griffierecht van Afl. 25,- aan haar wordt terugbetaald.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 oktober 2023 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.